Rechtbank Den Haag, 24-11-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:16621, AWB - 16 _ 3835
Rechtbank Den Haag, 24-11-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:16621, AWB - 16 _ 3835
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 24 november 2016
- Datum publicatie
- 18 januari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2016:16621
- Zaaknummer
- AWB - 16 _ 3835
Inhoudsindicatie
Aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2012 en aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.
artikel 27e, eerste lid, van de Awr.
Vaststaat dat eiseres geen aangifte heeft gedaan voor de IB/PVV en Zvw voor het jaar 2012. Uit de door verweerder overgelegde stukken blijkt dat eiseres meermalen in de gelegenheid is gesteld om aangifte te doen. Het ligt op de weg van eiseres om overtuigend aan te tonen dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres daarin niet geslaagd. Eiseres heeft slechts gesteld dat de aanslagen te hoog en willekeurig zijn vastgesteld maar heeft dit niet nader gemotiveerd en heeft ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de aanslagen te hoog zijn vastgesteld. De aanslagen berusten op een redelijke schatting. Niet gebleken is dat eiseres in bezwaar een verzoek om te worden gehoord heeft gedaan.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 16/3835
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2012 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd en een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). Tegelijkertijd is bij afzonderlijke beschikkingen bij de aanslag IBB/PVV een verzuimboete van € 984 opgelegd en is € 2.576 aan belastingrente in rekening gebracht. Bij de aanslag Zvw is bij afzonderlijke beschikking € 177 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 6 april 2016 de aanslagen gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen op 13 mei 2016 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2016.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 1] en [persoon 2] . Namens eiseres is niemand verschenen.
Aan eiseres is bij brief van de rechtbank van 27 juli 2016 meegedeeld dat er een mondelinge behandeling van haar beroep plaatsvindt op 24 augustus 2016. Eiseres heeft bij brief van 1 augustus 2016 om uitstel van de mondelinge behandeling op 24 augustus 2016 verzocht in verband met het aanzoeken van een advocaat om haar bij te staan bij de behandeling van de zaak. De rechtbank heeft bij brief van 10 augustus 2016 het uitstelverzoek toegewezen.
Eiseres is bij brief van de rechtbank van 16 augustus 2016 en bij brief van de rechtbank van 9 september 2016 op de hoogte gesteld van de mondelinge behandeling van haar beroep op 9 september 2016 respectievelijk op 29 september 2016. De rechtbank heeft de op 22 augustus 2016 en de op 14 september 2016 ingekomen uitstelverzoeken van de mondelinge behandelingen op 9 september 2016 en op 29 september 2016 ingewilligd, daar eiseres in het eerdere uitstelverzoek van 1 augustus 2016 om een mondelinge behandeling na september 2016 had verzocht.
In de brief van de rechtbank van 9 september 2016, waarin de zittingsdatum van 29 september is vermeld, is aangegeven dat bij een verzoek om uitstel de verhinderdata doorgegeven moeten worden voor de periode van drie maanden na de zittingsdatum en dat de rechtbank zoveel mogelijk rekening zal houden met deze verhinderdata bij het vaststellen van een nieuwe zittingsdatum.
Bij het op 14 september 2016 ingekomen uitstelverzoek van eiseres heeft eiseres alleen verzocht de zitting na september 2016 in te plannen en heeft zij geen verhinderdata voor oktober 2016 doorgegeven. Eiseres is bij brief van de rechtbank van 20 september 2016 op de hoogte gesteld van de mondelinge behandeling van haar beroep op 13 oktober 2016.
In de uitnodigingsbrief van de rechtbank voor de zitting van 13 oktober 2016 heeft de rechtbank geen melding gemaakt van een mogelijkheid voor eiseres om uitstel te vragen. Eiseres heeft bij faxbericht van 27 september 2016 om uitstel verzocht van de mondelinge behandeling van haar beroep op 13 oktober 2016 met als reden dat zij op die datum is verhinderd ter zitting te verschijnen en niet in staat is voor de termijn van tien dagen voor de zitting stukken aan de rechtbank te zenden. Het uitstelverzoek van 27 september 2016 is afgewezen bij brief van de rechtbank van 30 september 2016. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de in het uitstelverzoek slechts wordt gesteld dat eiseres verhinderd is, dit is niet aan te merken als een uitzonderlijke omstandigheid die uitstel van de zitting mogelijk maakt.
Eiseres heeft hierna nogmaals om uitstel verzocht bij faxbericht van 4 oktober 2016 vanwege het feit dat het haar thans onmogelijk is om binnen de wettelijk vastgestelde termijn van 10 dagen voor de zitting relevante stukken in te dienen. De rechtbank heeft andermaal het uitstelverzoek bekeken en dit op 7 oktober 2016 afgewezen, mede onder verwijzing naar de brief van de rechtbank van 30 september 2016.
Bij faxbericht van 11 oktober 2016 heeft eiseres nogmaals verzocht om uitstel van de zitting van 13 oktober 2016, met als reden dat haar recht op een eerlijk proces en haar recht om gehoord te worden wordt geschonden. Bij faxbericht van 12 oktober 2016 heeft eiseres verzocht om haar zaak aan te houden daar zij een aantal advocaten probeert te bereiken, opdat een van hen haar ter zitting van 13 oktober 2016 kan vertegenwoordigen, maar dat zij geen van de advocaten tot dan bereid heeft gevonden om haar in deze zaak bij te staan.
De rechtbank heeft bij het afwijzen van de uitstelverzoeken in aanmerking genomen, dat eiseres al eerder nadere stukken had kunnen indienen, daar zij uitstel voor eerdere zittingen heeft verzocht en verkregen. Er is eiseres eveneens voldoende tijd gegeven om een advocaat in te schakelen. Voorts heeft eiseres niet gespecificeerd welke stukken zij nog wil inbrengen. Dit klemt temeer daar het een ambtshalve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2012 betreft, waarbij eiseres nooit (bewijs)stukken aan verweerder heeft overgelegd, hoewel zij daarvoor meerdere keren in de gelegenheid is gesteld. De rechtbank concludeert hieruit dat noch de weigering van de rechtbank om de zitting uit te stellen noch de ontstane onmogelijkheid om voor de zitting van 13 oktober 2016 stukken over te leggen, reden zijn voor het oordeel dat eiseres door de rechtbank in haar procedurele mogelijkheden is geschaad.
Eiseres heeft nogmaals bij faxbericht van 12 oktober 2016 verzocht om de zaak aan te houden en haar een uitstel te verlenen van minimaal elf dagen om op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen. De rechtbank heeft van dit faxbericht kennis genomen.
Bij faxbericht van 13 oktober 2016 om 9:17 uur heeft advocaat [persoon 3] aan de rechtbank laten weten, dat hij door eiseres is benaderd met het verzoek om haar belangen te behartigen en dat hij om die reden om uitstel van de zitting verzoekt om de aanwezige stukken te kunnen bestuderen. De rechtbank heeft [persoon 3] bij brief van 13 oktober 2016 laten weten, dat het faxbericht de behandelend rechter heeft bereikt nadat de mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden en dat de rechtbank geen aanleiding heeft gezien om de zaak te heropenen.
[persoon 3] voornoemd heeft bij faxbericht van 31 oktober 2016 een reactie op voormelde brief van 13 oktober 2016 ingezonden. De rechtbank heeft van dit faxbericht kennis genomen.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is op of omstreeks 28 februari 2013 uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV en Zvw voor het belastingjaar 2012. Aan eiseres is op haar verzoek uitstel voor het doen van deze aangifte 2012 verleend tot 1 september 2013. Met dagtekening 24 september 2013 is aan haar een herinnering tot het doen van deze aangifte gestuurd en met dagtekening 4 november 2013 is een aanmaning tot het doen van aangifte verzonden. Eiseres heeft, ook na de aanmaning, geen aangifte ingediend.
2. Verweerder heeft met dagtekening 14 oktober 2015 ambtshalve een aanslag IB/PVV voor het jaar 2012 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.864 en een inkomen uit sparen en beleggen van € 38.831. Gelijktijdig is aan eiseres bij beschikkingen een verzuimboete van € 984 opgelegd en is € 2.576 aan belastingrente in rekening gebracht.
3. Verweerder heeft met dagtekening 14 oktober 2015 aan eiseres ambtshalve een aanslag Zvw voor het jaar 2012 opgelegd naar een bedrag van € 2.000. Daarbij is bij beschikking € 177 aan belastingrente in rekening gebracht.
4. Eiseres heeft tegen voormelde aanslagen op 17 november 2015 een (pro forma) bezwaarschrift ingediend.
5. Eiseres heeft desgevraagd uitstel verkregen tot uiterlijk 2 februari 2016 om haar bezwaarschrift te motiveren.
6. Eiseres heeft bij brief van 28 januari 2016 haar bezwaarschrift van een motivering voorzien. Eiseres heeft tevens verweerder verzocht haar een toelichting te verstrekken met betrekking tot de onderbouwing van de haar ambtshalve opgelegde aanslagen. Zij verzoekt verweerder haar na ontvangst van de reactie van verweerder in de gelegenheid te stellen om binnen vier weken na ontvangst van die reactie een nadere motivering van haar bezwaarschrift in te mogen dienen.
7. Verweerder heeft eiseres met dagtekening 11 maart 2016 een Vooraankondiging uitspraak op het bezwaarschrift toegezonden. Daarbij heeft verweerder bijlagen gevoegd op grond waarvan de ambtshalve aanslag(en) is/zijn opgelegd.
Bij de vooraankondiging heeft verweerder eiseres verzocht verweerder een aantal met name genoemde gegevens en overzichten toe te sturen, waaronder de aangiftegegevens 2012, een overzicht van de panden die eiseres bezit, een overzicht van de panden die eiseres verhuurt (binnen-en buitenland), een overzicht van de girale en contante transacties met betrekking tot de verhuurde panden, een overzicht van spaar-, beleggings- en bankrekeningen (binnen- en buitenland), een overzicht van registergoederen (binnen- en buitenland) en een overzicht van overige bezittingen. Verweerder geeft aan dat hij voornemens is om de aanslagen te handhaven, indien hij geen reactie op zijn brief zal ontvangen. Verweerder heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om vóór 31 maart 2016 te reageren. Verweerder heeft eiseres de mogelijkheid geboden om haar bezwaarschrift mondeling toe te lichten.
8. Verweerder heeft met dagtekening 6 april 2016 uitspraak op het bezwaarschrift van eiseres gedaan. Verweerder heeft hierbij de aanslagen IB/PVV en Zvw 2012 gehandhaafd.
9. Eiseres heeft bij brief van 29 maart 2016, ingekomen op 30 maart 2016, verweerder verzocht haar naar aanleiding van de brief van verweerder van 11 maart 2016 de gelegenheid te bieden om uiterlijk 30 mei 2016 inhoudelijk op zijn brief van 11 maart 2016 te reageren.
10. Verweerder heeft bij brief van 8 april 2016 eiseres meegedeeld, dat op de datum van ontvangst van de in 9 vermelde brief van eiseres reeds uitspraak op bezwaar was gedaan en dat het door eiseres verzochte uitstel om die reden niet kon worden verleend, maar dat anders ook geen uitstel zou zijn verleend.
Geschil 11. In geschil is of de aanslagen, de vergrijpboete en de bij de aanslagen vastgestelde beschikkingen belastingrente terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd.
12. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de aanslagen naar willekeur zijn vastgesteld. Verweerder rekent aan eiseres (inkomen uit) onroerend goed toe, dat ook aan twee andere personen is toegerekend. Hetzelfde geldt voor gelden op bankrekeningen. Tevens heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan zonder haar in de gelegenheid te stellen inhoudelijk op de opgelegde aanslagen te reageren en zonder haar hierover te hebben gehoord. Zij verzoekt de zaak terug te verwijzen naar verweerder.
13. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanslagen niet te hoog en naar willekeur zijn opgelegd. Uit de bij de verweerder bekende gegevens is gebleken dat de banksaldi van eiser in 2012 zijn gestegen met een bedrag van € 275.767. De beleggingsproducten van eiseres zijn in 2012 gestegen met een waarde van € 175.841 (bijlage 15 bij het verweerschrift). Eiseres heeft hier niets over verklaard.
Gezien de inkomensbestanddelen van eiseres is deze toename niet te verklaren.
Gezien dit gegeven is verweerder van mening dat de aanslagen eerder te laag dan te hoog zijn vastgesteld. Er is geen sprake van schending van het hoorrecht. Eiseres heeft vanaf 2010 geen aangifte IB/PVV en Zvw ingediend. Er is sprake van een derde verzuim.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
14. Vaststaat dat eiseres geen aangifte heeft gedaan voor de IB/PVV en Zvw voor het jaar 2012. Uit de door verweerder overgelegde stukken blijkt dat eiseres meermalen in de gelegenheid is gesteld om aangifte te doen, laatstelijk nadat zij daartoe op 4 november 2013 is aangemaand. Eiseres betwist dit ook niet. Aldus heeft eiseres niet de vereiste aangifte gedaan als bedoeld in artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr).
15. Verweerder is daarna terecht overgegaan tot het opleggen van de ambtshalve aanslag, berustend op een schatting.
16. Nu eiseres de vereiste aangifte niet heeft gedaan, brengt het bepaalde in artikel 27e, eerste lid, van de Awr, mee dat het beroep van eiseres ongegrond moet worden verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is. Het ligt dan op de weg van eiseres om overtuigend aan te tonen dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres daarin niet geslaagd. Eiseres heeft slechts gesteld dat de aanslagen te hoog en willekeurig zijn vastgesteld maar heeft dit niet nader gemotiveerd en heeft ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de aanslagen te hoog zijn vastgesteld.
17. De rechtbank dient nog wel te beoordelen of de aanslagen berusten op een redelijke schatting. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
18. Uit de door verweerder overgelegde gedingstukken blijkt dat verweerder daarbij heeft acht geslagen op loongegevens en banksaldi van eiseres en op panden die in eigendom aan eiseres toebehoren. Gelet op die door verweerder overgelegde gegevens, is de rechtbank van oordeel dat de aanslagen berusten op een redelijke schatting. Eiseres heeft vervolgens in bezwaar de gelegenheid gekregen om de willekeur van de schatting, zoals eiseres stelt, met stukken te onderbouwen. Eiseres heeft evenwel geen stukken aangeleverd. Ook in beroep heeft zij geen stukken ter onderbouwing van haar stelling ingebracht. De aanslagen dienen dan ook in stand te blijven.
19. De rechtbank is van oordeel dat de verzuimboete bij de aanslag IB/PVV 2012, gelet op het vaststaand feit dat het een derde verzuim betreft, passend en geboden is.
20. Niet gesteld of gebleken is, dat de in rekening gebrachte belastingrenten bij de aanslagen tot te hoge bedragen zijn opgelegd.
21. Eiseres heeft niet in bezwaar gevraagd om te worden gehoord. Ingevolge artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt in afwijking van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht een belanghebbende gehoord indien hij daarom heeft verzocht. Niet gebleken is dat eiseres een dergelijk verzoek heeft gedaan. Verweerder heeft bovendien eiseres in de Vooraankondiging uitspraak op het bezwaarschrift de mogelijkheid geboden om haar bezwaarschrift mondeling toe te lichten en hiertoe een verzoek in te dienen. Niet gebleken is dat eiseres een dergelijk verzoek heeft gedaan. Verweerder heeft derhalve mogen afzien van het horen.
22. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
23. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.