Rechtbank Den Haag, 12-02-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:1883, AWB - 15 _ 4120
Rechtbank Den Haag, 12-02-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:1883, AWB - 15 _ 4120
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 12 februari 2016
- Datum publicatie
- 6 april 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2016:1883
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 4120
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting, winst uit onderneming. Belanghebbende is actief in de luchtvaart, onder andere als verkeersvlieger en vlieginstructeur. Hij werkt zowel als zelfstandig ondernemer als in dienstverband. Belanghebbende woont in Nederland, waar ook zijn onderneming is gevestigd. Naast zijn woning beschikt belanghebbende over een tweede woning die hij als kantoor gebruikt. Belanghebbende werkt ook in het buitenland, onder andere in Polen, waar hij ook over een woonruimte beschikt. Mede als gevolg hiervan heeft belanghebbende hoge huisvestingkosten en auto- en transportkosten opgevoerd. De inspecteur heeft de kosten slechts in beperkte mate in aftrek toegelaten. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende recht heeft op een hogere aftrek dan verweerder heeft verleend. Meer in het bijzonder is de aftrek ter zake van de tweede woning ten onrechte geweigerd, omdat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat deze enkel als kantoorruimte functioneerde en dus als kantoorruimte moet worden aangemerkt. De auto- en transportkosten heeft de inspecteur tot een te hoog bedrag toegerekend aan woon-werkverkeer (dienstbetrekking) en/of privé-aangelegenheden. Dat belanghebbende recht heeft op een hogere aftrek dan hij in zijn aangiftes heeft geclaimd, acht de rechtbank niet aannemelijk gemaakt. (Beroepen gegrond.)
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 15/4120 en SGR 15/4937
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [woonplaats], verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor de jaren 2009 en 2011 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij afzonderlijke beschikkingen is aan eiser heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 22 april 2015 de aanslagen verminderd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2015.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon A] en [persoon B]. Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
Eiser heeft op 2 december 2015, na sluiting van het onderzoek, nadere stukken bij de rechtbank ingediend. Deze stukken hebben de rechtbank geen aanleiding gegeven het onderzoek te heropenen. Deze stukken worden daarom bij deze uitspraak aan eiser geretourneerd.
Overwegingen
Feiten
1. Eiser staat in de onderhavige jaren in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats], te weten de eigen woning van zijn moeder die eiser van haar huurde. Eiser huurt sinds 1998 een ruimte aan het [adres] te [woonplaats].
2. Eiser is reeds lange tijd actief in de luchtvaart, onder andere als verkeersvlieger en vlieginstructeur. Sinds 1995 drijft hij een onderneming onder de naam [onderneming] gevestigd aan het [adres] te [woonplaats].
3. Eiser heeft van 2008 tot en met 2013 gewerkt als verkeersvlieger voor [X] BV te [plaats] ([X]). [X] had onder andere als opdrachtgever het in Hongarije gevestigde Wizz Air. Eiser was in deze periode gestationeerd in [plaats] te Polen, waar hij een appartement huurde. In 2009 en 2011 heeft eiser voorts als zelfstandig vlieginstructeur gewerkt in Nederland en Congo.
4. Aan eiser is voor 2009 een zogenoemde Verklaring Arbeidsrelatie - winst uit onderneming (VAR-WUO) afgegeven, die mede omvat de voor [X] verrichte werkzaamheden.
5. In 2009 is in een boekenonderzoek bij [X] geconstateerd dat tussen de piloten die voor [X] werkten, waaronder eiser, en [X] een dienstbetrekking bestond. Naar aanleiding daarvan heeft [X] de arbeidsrelatie met eiser in ieder geval voor de jaren 2010 tot en met 2013 aangemerkt als dienstbetrekking en over de aan eiser betaalde vergoedingen loonheffingen ingehouden.
Aangiftes 2009 en 2011
6. Eiser heeft in Nederland als binnenlands belastingplichtige aangifte gedaan van zijn inkomen. In Polen heeft eiser geen aangifte van zijn inkomen gedaan.
7. Eiser heeft voor 2009 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 390. Het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning is daarbij als volgt berekend.
Aangegeven 2009 |
||
WUO |
€ -22.285 |
|
Zelfstandigenaftrek |
€ -9.251 |
|
MBK-winstvrijstelling |
€ 3.311 |
|
Belastbare winst |
€ -28.225 |
|
Loon uit dienstbetreking |
€ 29.155 |
|
Belastbaar inkomen box 1 |
€ 930 |
8. Eiser heeft voor 2011 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.677. Het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning is daarbij als volgt berekend.
Aangegeven 2011 |
||
WUO |
€ -20.849 |
|
Zelfstandigenaftrek |
||
MBK-winstvrijstelling |
€ 2.501 |
|
Belastbare winst |
€ -18.348 |
|
Loon uit dienstbetrekking |
€ 25.025 |
|
Belastbaar inkomen box 1 |
€ 6.677 |
|
niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek |
€ 9.484 |
9. Eiser heeft bij zijn aangiften de (huur)kosten voor het [adres] en het appartement te [plaats] (deels) aangemerkt als zakelijke kosten en deze in aftrek gebracht op de winst. Daarnaast heeft eiser een aanmerkelijk bedrag aan reiskosten (auto- en transportkosten) ter zake van zijn reizen tussen Nederland en [plaats] (Polen) als zakelijke kosten in aanmerking genomen.
10. In de periode oktober 2012 – oktober 2013 heeft bij eiser een boekenonderzoek plaatsgevonden waarvan een rapport is opgemaakt, gedagtekend 29 april 2014.
Aanslagregeling 2009 en 2011
11. Bij de aanslagregeling is verweerder op basis van de bevindingen van het boekenonderzoek afgeweken van de ingediende aangiftes.
12. Verweerder heeft voor 2009 een (definitieve) aanslag aan eiser opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 59.265. Het aldus vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning is als volgt berekend.
Aanslagregeling 2009 |
||
WUO |
€ 74.650 |
|
Zelfstandigenaftrek |
€ -4.488 |
|
MBK-winstvrijstelling |
€ -7.367 |
|
Belastbare winst |
€ 62.795 |
|
Persoongebonden aftrek |
€ -3.530 |
|
Belastbaar inkomen box 1 |
€ 59.265 |
13. Verweerder heeft voor 2011 een (definitieve) aanslag aan eiser opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.618. Het aldus vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning is als volgt berekend.
Aanslagregeling 2011 |
||
WUO |
€ 22.062 |
|
Zelfstandigenaftrek |
€ -7.266 |
|
Niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek |
€ -9.427 |
|
MBK-winstvrijstelling |
€ -1.776 |
|
Belastbare winst |
€ 3.593 |
|
Loon uit dienstbetreking |
€ 25.025 |
|
Belastbaar inkomen box 1 |
€ 28.618 |
Bezwaarfase 2009 en 2011
14. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het belastbare inkomen uit werk en woning voor 2009 nader vastgesteld op € 36.391. Het aldus vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning is als volgt berekend.
Uitspraak op bezwaar 2009 |
||
aangegeven WUO |
€ -22.285 |
|
Correcties: |
||
huisvestingskosten |
€ 12.827 |
|
Auto- en transportkosten |
€ 13.844 |
|
Andere kosten - Zorg |
€ 1.129 |
|
Andere kosten - Huur KTW |
€ 3.749 |
|
Andere kosten - Rest/overig |
€ 3.600 |
|
€ 35.149 |
||
Reiskosten Hoofddorp |
€ -500 |
|
€ 12.364 |
||
MBK-winstvrijstelling |
€ -1.298 |
|
Belastbare winst |
€ 11.066 |
|
Loon uit dienstbetreking |
€ 29.155 |
|
€ 40.221 |
||
Persoongebonden aftrek |
€ -3.530 |
|
Belastbaar inkomen box 1 |
€ 36.691 |
15. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het belastbare inkomen uit werk en woning voor 2011 nader vastgesteld op € 25.025. Het aldus vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning is als volgt berekend.
Uitspraak op bezwaar 2011 |
||
aangegeven WUO |
€ -20.849 |
|
Correcties: |
||
huisvestingskosten |
€ 14.914 |
|
Auto- en transportkosten |
€ 8.424 |
|
Andere kosten: |
||
Kosten pand [woonplaats] |
€ 2.542,92 |
|
Telefoon scarlet/PTT |
€ 408,62 |
|
Verzekeringen OHRA |
€ 158,07 |
|
Huur/internet KTW |
€ 5.788,30 |
|
Computer |
€ 1.555,55 |
|
€ 12.942 |
||
Zelfstandigenaftrek |
€ 9.484 |
|
Niet gerealiseerd z.a. 2010 |
€ 9.427 |
|
€ 18.911 |
||
Gerealiseerd z.a. in 2011 |
€ -12.942 |
|
€ 0 |
||
Loon uit dienstbetrekking |
€ 25.025 |
|
Belastbaar inkomen box 1 |
€ 25.025 |
|
niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek |
€ 5.969 |
16. Verweerder is bij de aanslagregeling en zijn uitspraken op bezwaar er van uit gegaan dat – samengevat weergegeven – de kosten ter zake van het [adres] en het appartement te [plaats] alsmede de reiskosten die samenhangen met het reisverkeer tussen Nederland en Polen ([plaats]) niet aftrekbaar zijn. Ook is verweerder voor 2009 er van uitgegaan dat eiser geen recht heeft op toepassing van de zelfstandigenaftrek, omdat niet aan het urencriterium zou zijn voldaan.
Geschil
17. In geschil is of de aanslagen, zoals deze luiden na de vermindering in de bezwaarfase, tot te hoge bedragen zijn vastgesteld.
Met betrekking tot het jaar 2009 is meer specifiek in geschil of:
- -
-
de inkomsten van [X] zijn aan te merken als winst uit onderneming of loon uit dienstbetrekking;
- -
-
is voldaan aan het urencriterium;
- de huisvestingskosten ([adres] en [plaats]) zakelijke kosten zijn en zo ja, voor welk bedrag;
- -
-
de auto- en transportkosten zakelijke kosten zijn;
- -
-
de zorgkosten terecht en tot de juiste bedragen zijn gecorrigeerd;
- -
-
de rest/overige kosten terecht en tot de juiste bedragen zijn gecorrigeerd.
Met betrekking tot het jaar 2011 is meer specifiek in geschil of:
- -
-
de huisvestingskosten ([adres] en [plaats]) zakelijke kosten zijn en zo ja, voor welk bedrag;
- -
-
de auto- en transportkosten zakelijke kosten zijn;
- -
-
de rest/overige kosten terecht en tot de juiste bedragen zijn gecorrigeerd.
18. Eiser stelt – samengevat weergegeven – dat de correcties ten onrechte zijn toegepast, dat enkele kostenposten in zijn aangiftes IB/PVV zelfs tot te lage bedragen zijn aangegeven en dat de belastbare inkomens uit werk en woning dienen te worden verlaagd.
19. Verweerder stelt dat slechts de voor 2009 ter zake van de rest/overige kosten toegepaste correctie met € 600 te hoog is en dat het voor dat jaar vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning daarom met dat bedrag dient te worden verminderd. Het voor 2011 vastgestelde belastbare inkomen is volgens verweerder niet te hoog.
Beoordeling van het geschil
20. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat Nederland in de onderhavige jaren heffingsbevoegd is ter zake van de door eiser genoten (wereld)inkomsten.
Navolgend zal de rechtbank beoordelen of de inkomsten van eiser in de jaren 2009 en 2011 op de juiste wijze in de belastingheffing zijn betrokken.
Aanslag IB/PVV 2009
De inkomsten van [X]; winst uit onderneming of loon uit dienstbetrekking
21. Vaststaat dat aan eiser voor 2009 mede ter zake van de werkzaamheden voor [X] een VAR-WUO is afgegeven. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder gebonden aan deze op grond van artikel 3:156 Wet IB 2001 afgegeven VAR-WUO. Anders dan verweerder stelt, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een situatie waarbij eiser op het aanvraagformulier niet alle vragen juist heeft beantwoord. Evenmin is sprake van een geval waarbij de feitelijke omstandigheden afwijken van de door eiser bij zijn aanvraag gepresenteerde omstandigheden. Het enkele feit dat eiser bij zijn aanvraag heeft aangegeven dat hij vermoedde drie of meer opdrachtgevers te hebben, terwijl hij uiteindelijk in feite slechts twee (betalende) opdrachtgevers heeft gehad in 2009, acht de rechtbank onvoldoende zwaarwegend om daartoe te kunnen concluderen. Dat is dan ook geen reden om aan de afgegeven VAR-WUO voorbij te kunnen gaan. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat, naar eiser onweersproken heeft gesteld, een controlerend ambtenaar van de Belastingdienst hem bij aanvang van het boekenonderzoek heeft meegedeeld dat de afgegeven VAR-verklaring voor 2009 leidend zou zijn.
22. Het voorstaande betekent dat de inkomsten van [X] in 2009 reeds op grond van de VAR-WUO als winst uit onderneming dienen te worden aangemerkt.
23. Zoals verweerder ter zitting desgevraagd heeft erkend, betekent het hiervoor onder 22 gegeven oordeel ook dat eiser in 2009 heeft voldaan aan het urencriterium, zodat hij recht heeft op toepassing van de zelfstandigenaftrek.
De auto- en transportkosten
24. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd verklaard dat, zo ter zake van de inkomsten van [X] in 2009 sprake is van winst uit onderneming, ook de opgevoerde reiskosten die samenhangen met het reisverkeer tussen Nederland en Polen ([plaats]) aftrekbaar zijn. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat de ter zake van deze kosten toegepaste correctie van € 13.344 (€ 13.844 -/- wel in aftrek toegelaten reiskosten Hoofddorp € 500) ten onrechte is toegepast. Voor zover eiser stelt dat hij in dit verband recht heeft op een hogere kostenaftrek dan hij in zijn aangifte heeft opgevoerd, heeft hij dat naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt. Daartoe heeft hij die stelling onvoldoende geconcretiseerd en inzichtelijk gemaakt.
25. Het onder 24 gegeven oordeel betekent dat eiser ter zake van de opgevoerde auto- en transportkosten recht heeft op een additionele aftrek van € 13.344.
De huisvestingskosten van het [adres]
26. Vaststaat dat eiser beschikt over een (gehuurde) woonruimte aan de [adres] te [woonplaats]. Eiser stelt dat hij in 1998 het [adres] vanuit zakelijk oogpunt is gaan huren als kantoorruimte, omdat de woning aan de [adres] te klein was geworden om van daaruit al zijn zakelijke activiteiten te ontplooien. Het [adres] is altijd uitsluitend voor de onderneming gebruikt, aldus eiser.
27. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met al hetgeen hij heeft aangevoerd, juist gelet op het feit dat hem in dezelfde periode in de nabije omgeving van het [adres] zowel een gehuurde als een eigen woning als woonruimte ter beschikking heeft gestaan, aannemelijk gemaakt dat het [adres] voor hem enkel als kantoorruimte functioneerde en dus als kantoorruimte moet worden aangemerkt. Dat, zoals verweerder stelt, het [adres] naar zijn aard een woning is en als zodanig is ingedeeld, doet daar niet aan af. Dit betekent immers niet reeds dat eiser [adres] ook als woning heeft gebruikt. In wat verweerder overigens heeft aangevoerd met betrekking tot het [adres], waaronder de omstandigheid dat eiser daar een tweepersoonsbed heeft geplaatst, ziet de rechtbank geen, althans onvoldoende aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
28. Gelet op het vorenstaande kunnen de (huur)kosten van [adres] ad € 12.827 als zakelijke kosten in aftrek worden gebracht. Verweerder heeft dit ten onrechte geweigerd.
29. Uit de door eiser in het geding gebrachte Bijlage B bij zijn nader stuk van 20 november 2015, volgt dat de werkelijke kosten voor het pand [adres] in 2009 (afgerond) € 16.726 hebben bedragen. De rechtbank acht, nu verweerder de verschillende elementen waaruit dit bedrag is opgebouwd als zodanig niet heeft betwist, aannemelijk dat de werkelijke kosten dit bedrag hebben belopen. Dit betekent dat eiser recht heeft op een additionele aftrek van € 3.899 (= € 16.726 -/- € 12.827).
30. Voor zover eiser meent dat hij recht heeft op een nog hogere aftrek ter zake van het [adres], omdat hij bij het opvoeren van die kosten ten onrechte rekening heeft gehouden met een, zoals eiser stelt, ‘equivalent BTW bedrag’, volgt de rechtbank hem daarin niet. Eiser heeft deze additionele kostenaftrek onvoldoende inzichtelijk gemaakt.
De huisvestingskosten van het appartement te [plaats]
31. Deze huisvestingskosten zijn naar het oordeel van de rechtbank volledig aftrekbaar op grond van artikel 3.17, eerste lid, onder a, ten tweede, van de Wet IB 2001, nu ter zake van de inkomsten van [X] in 2009 sprake is van winst uit onderneming. De door eiser opgevoerde kosten ten bedrage van € 3.749 heeft verweerder ten onrechte geweigerd.
32. Eiser stelt dat de werkelijke huisvestingskosten in 2009 (afgerond) € 5.356 belopen, hetgeen hij inzichtelijk heeft gemaakt in de hiervoor genoemde Bijlage B bij zijn nadere stuk van 20 november 2015. Gelet hierop, in samenhang bezien met het feit dat verweerder deze stelling en cijfermatige uitwerking van eiser niet heeft betwist, is de rechtbank van oordeel dat eiser voor 2009 recht heeft op een additionele aftrek van € 1.607 (= € 5.356 -/- 3.749).
De zorg-, rest- en overige kosten
33. Met betrekking tot de correcties ter zake van de zorg- en rest/overige kosten is de rechtbank van oordeel dat verweerder deze terecht heeft toegepast. Wel dienen deze correcties, overeenkomstig het ter zake door verweerder ingenomen standpunt, met € 600 te worden verminderd. Eiser heeft dus recht op een additionele aftrek van € 600.
34. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij recht heeft op een hogere kostenaftrek. Eiser stelt weliswaar dat de werkelijke zorg-, rest en overige kosten meer hebben bedragen dan in de aangifte is verantwoord, maar hij heeft die stelling, tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder, niet voldoende inzichtelijk gemaakt of onderbouwd. De rechtbank verwerpt daarom deze stelling van eiser.
Aanslag IB/PVV 2011
De auto- en transportkosten
35. Vaststaat dat eiser ook in 2011 beschikte over een appartement in [plaats] (Polen). Eiser heeft onweersproken gesteld dat hij in 2011 een deel van de tijd feitelijk aldaar verbleef in verband met de in Polen voor [X] te verrichten werkzaamheden. Gelet hierop acht de rechtbank aannemelijk dat het overgrote deel van het woon-werkverkeer van eiser in Polen heeft plaatsgevonden. Verder acht de rechtbank aannemelijk dat eiser in verband met zijn werkzaamheden voor zijn in Nederland gevestigde onderneming verscheidene keren van Polen naar Nederland is gereisd en terug. In zoverre zijn de opgevoerde auto- en transportkosten zakelijk. Eiser heeft echter, tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat alle andere door hem in dit verband opgevoerde kosten samenhangen met zijn ondernemingsactiviteiten. De rechtbank acht, gelet ook op hetgeen verweerder in dit verband heeft aangevoerd, aannemelijk dat een deel van de ritten betrekking heeft gehad op privé-aangelegenheden. Nu niet kan worden vastgesteld hoe groot dit privédeel is geweest, stelt de rechtbank, met in achtneming van hetgeen partijen dienaangaande over en weer hebben aangevoerd, de omvang van de zakelijke auto- en transportkosten in goede justitie vast op € 5.000.
36. Het onder 35 gegeven oordeel betekent dat de opgevoerde auto- en transportkosten tot een bedrag van € 5.000 in aftrek komen.
De huisvestingskosten van het [adres]
37. Naar het oordeel van de rechtbank heeft voor 2011, onder verwijzing naar wat hiervoor onder 27 tot en met 29 is overwogen, net als voor 2009 te gelden dat het [adres] voor eiser uitsluitend als kantoorruimte functioneerde, zodat de daarmee samenhangende (huur)kosten zakelijke kosten zijn die in aftrek kunnen worden gebracht op de winst. Dit betekent dat de door eiser in dit verband in zijn aangifte voor 2011 verantwoorde kosten van in totaal (afgerond) € 17.457 (= € 14.914 huisvestingskosten [adres] + € 2.542,92 kosten pand [woonplaats] ([adres])) ten onrechte niet in aftrek zijn toegestaan.
38. Verder geldt, onder verwijzing naar wat hiervoor onder 30 is overwogen, ook voor 2011 dat voor zover eiser meent recht te hebben op een hogere aftrek ter zake van het [adres], de rechtbank hem daarin niet volgt, omdat hij dit onvoldoende heeft geconcretiseerd en inzichtelijk heeft gemaakt.
De huisvestingskosten van het appartement te [plaats]
39. Nu in 2011 ter zake van de werkzaamheden voor [X] sprake is van een dienstbetrekking, zijn de kosten voor de huisvesting in Polen niet (meer) aftrekbaar van de winst uit onderneming. Nu gesteld noch gebleken is dat een zelfstandig gedeelte van het appartement in [plaats] is gebruikt als kantoorruimte, geldt dit voor alle (huisvestings)kosten die samenhangen met dat appartement. Dit betekent dat verweerder het door eiser in de aangifte opgevoerde bedrag van € 5.788,30 terecht niet in aftrek heeft toegestaan.
De rest- en overige kosten (correcties telefoon scarlet/PTT, verzekeringen OHRA en computer)
40. Naar volgt uit het verweerschrift, in samenhang bezien met de motivering van de uitspraak op bezwaar (bijlage 11 bij het verweerschrift 2011), heeft verweerder een aantal door eiser opgevoerde kosten, hiervoor onder 15 weergegeven als ‘Telefoon scarlet/PTT’, ‘Verzekeringen OHRA’ en ‘Computer’, (deels) niet in aftrek toegestaan door correcties toe te passen van respectievelijk € 408,62, € 158,07 en € 1.555,55. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze correcties ten onrechte zijn toegepast. Eiser heeft niets concreets aangevoerd op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat deze kosten geheel dan wel deels aftrekbaar zouden zijn.
Slotsom
41. Gelet op al wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen gegrond te worden verklaard en de voor 2009 en 2011 bij de uitspraken op bezwaar nader vastgestelde belastbare inkomens uit werk en woning (zie onder 14 en 15) te worden verminderd. De rechtbank zal, nu deze verminderingen doorwerken naar de (omvang van de) zelfstandigenaftrek, de MKB-winstvrijstelling en de persoonsgebonden aftrek, verweerder hiertoe de opdracht geven.
Proceskosten
42. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) vast op € 9,40 aan reiskosten (kosten openbaar vervoer 2e klas). Voor een hogere vergoeding bestaat geen aanleiding, nu eiser overigens geen kosten heeft opgevoerd die op basis van het Besluit voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart de beroepen gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- -
-
gelast verweerder de voor 2009 en 2011 aan eiser opgelegde aanslagen IB/PVV te verminderen met inachtneming van wat in deze uitspraak is beslist;
- -
-
gelast verweerder de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig te verminderen;
- -
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 9,40;
- -
-
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, voorzitter, mr. dr. N. Djebali en mr. S.E. Faber, leden, in aanwezigheid van mr. A.J. Kwestro, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2016.