Rechtbank Den Haag, 15-02-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:5354, AWB - 15 _ 132
Rechtbank Den Haag, 15-02-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:5354, AWB - 15 _ 132
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 15 februari 2016
- Datum publicatie
- 9 juni 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2016:5354
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 132
- Relevante informatie
- Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 229b
Inhoudsindicatie
Leges. Omgevingsvergunning.
De omgevingsvergunning is aangevraagd voor de aanleg in opdracht van eiseres van de fundering van een openbare weg, binnen de gemeentegrens en op in eigendom aan eiseres toebehorende grond. Het aanleggen en in stand houden van het voor het publiek openstaande wegennet binnen de gemeente is een publieke taak van de gemeente. Bij de aanleg van de Rondweg Reeuwijk Brug oefent eiseres haar publieke taak uit. De aanleg van de fundering van de weg maakt deel uit van de aanleg als geheel en dus ook van de uitoefening van de publieke taak. De met het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de paalmatras gemoeide werkzaamheden zijn daarom geen werkzaamheden, die rechtstreeks en in overwegende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang. Het vorenstaande betekent dat voor de legesheffing in verband met het in behandeling nemen van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de paalmatras ten behoeve van de Rondweg Reeuwijk Brug geen wettelijke grond bestaat.
Beroep gegrond. De uitspraak op bezwaar en de aanslag leges van 29 augustus 2014 behoren te worden vernietigd.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 15/132
(gemachtigde: mr. S.X. de Lange),
en
Procesverloop
Verweerder heeft een aanslag leges aan de gemeente Bodegraven Reeuwijk, met dagtekening 29 augustus 2014, opgelegd, ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag omgevingsvergunning perceel ten behoeve van de Rondweg Reeuwijk Brug.
Het voeren van een bezwaar- en/of beroepsprocedure door [B.V. X] heeft de instemming van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bodegraven Reeuwijk (het college van B&W), welke instemming alsnog is bekrachtigd in de vergadering van het college van B&W van 18 augustus 2015 kenmerk ADV-15-04571. Het college van B&W hebben aan [B.V. X] een machtiging verleend. De machtiging heeft betrekking op het maken van bezwaar tegen de opgelegde aanslag leges en het indienen van beroep bij de rechtbank en ziet op vertegenwoordiging bij (eventuele) bezwaar en beroepsprocedures.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2015 te Den Haag.
Namens eiseres is verschenen [persoon A], tot zijn bijstand vergezeld van [persoon B]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon C] en [persoon D].
Een nader onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2015 te Den Haag.
Namens eiseres is verschenen [persoon A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon D].
De rechtbank heeft na de zitting het vooronderzoek heropend en de zaak verwezen naar de meervoudige kamer.
Partijen hebben toestemming verleend uitspraak te doen zonder nadere zitting.
De rechtbank heeft daarop het vooronderzoek gesloten.
Overwegingen
Feiten
1. Op 20 mei 2014 heeft eiseres een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend, betreffende het aanbrengen van een paalmatras ten behoeve van de door eiseres aan te leggen Rondweg Reeuwijk Brug. Eiseres heeft de aanleg van de weg opgedragen aan [B.V. X] Bij de aanneemovereenkomst zijn de aannemer en eiseres overeengekomen dat de aannemer de nodige vergunningen regelt en de verschuldigde leges betaalt. Bij besluit van 10 juli 2014 heeft het college van B&W aan eiseres de gevraagde omgevingsvergunning verleend.
2. Op 29 augustus 2014 heeft verweerder eiseres een aanslag leges voor het in behandeling nemen van de onder 1. bedoelde aanvraag voor een omgevingsvergunning opgelegd ten bedrage van € 132.760,42. Dit bedrag is als volgt samengesteld:
BR Bouwactiviteit 129.165,00
BR Binnenplanse afwijking met bouw 1.344,00
BR Advies Constructeur 1.267,72
BR Beoordeling archeologisch bodemrapport 983,70
Het basisbedrag bedraagt 3,95% van de bouwkosten.
De bouwkosten worden afgerond op (veelvouden) van C 5.000,00.
De bouwkosten van het bouwplan zijn (afgerond) geraamd op € 3.269.400,00.
Geschil
4. Eiseres voert in beroep aan dat ten onrechte leges zijn geheven omdat de paalmatras, waar de omgevingsvergunning op ziet, geen constructie is, waarvoor een omgevingsvergunning nodig is. Subsidiair voert eiseres aan dat ten onrechte leges zijn geheven omdat van een individualiseerbare dienst geen sprake is. Hiertoe stelt eiseres dat het aanleggen van een openbare weg onderdeel uitmaakt van de publiekrechtelijke taak van de gemeente en dat de paalmatras een onlosmakelijk onderdeel van de weg vormt.
De aanvankelijk primair aangevoerde grond dat verweerder onvoldoende inzicht in de raming van de met de uitvoering van de legesverordening gemoeide kosten heeft verstrekt om te kunnen beoordelen of de opbrengstlimiet ex artikel 229b van de Gemeentewet niet wordt overschreden, handhaaft eiseres niet langer. Eiseres meent wel dat het eerst in de beroepsprocedure verstrekken van gegevens een veroordeling van verweerder in de proceskosten rechtvaardigt.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de paalmatras niet zonder omgevingsvergunning kan worden aangelegd en dat overigens het belastbaar feit is het in behandeling nemen van de vergunningsaanvraag.
Met betrekking tot de subsidiaire grond van eiseres stelt verweerder dat de legesverordening geen uitzonderingen kent op de heffing van leges bij het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning.
Beoordeling van het geschil
6. Artikel 229, eerste lid, van de Gemeentewet luidt:
“Rechten kunnen worden geheven ter zake van:
a. het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn;
b. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;
c. het geven van vermakelijkheden waarbij gebruik wordt gemaakt van door of met medewerking van het gemeentebestuur tot stand gebrachte of in stand gehouden voorzieningen of waarbij een bijzondere voorziening in de vorm van toezicht of anderszins van de zijde van het gemeentebestuur getroffen wordt.”
Eiseres heeft op grond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2014 (de verordening) vastgesteld.
Artikel 2 van de verordening luidt:
“Onder de naam “leges” worden rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.”
7. In “Hoofdstuk 3: omgevingsvergunning/bestemmingsplannen” van titel 2 van de bij de verordening behorende tarieventabel is voor wat betreft de omgevingsvergunning bepaald dat het belastbaar feit is het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning. De primaire beroepsgrond van eiseres, inhoudende dat ten onrechte leges zijn geheven omdat de aanleg van de paalmatras niet vergunningplichtig is, treft geen doel. Er is een aanvraag omgevingsvergunning gedaan namens eiseres en deze is door het college van B&W van eiseres in behandeling genomen. Daarmee heeft het belastbaar feit zich voorgedaan.
Het van eiseres geheven bedrag aan leges zoals hiervoor onder 2 is weergegeven is vastgesteld conform het bepaalde in “Titel 2: Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning” van de bij de verordening behorende tarieventabel.
8. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kunnen door of vanwege het gemeentebestuur verrichte werkzaamheden worden aangemerkt als een dienst in de zin van artikel 229, eerste lid, onder b van de Gemeentewet, indien die werkzaamheden rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang. De rechtbank wijst op de arresten van 13 augustus 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AI0408), 17 april 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BI1253) en 9 september 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BQ4105).
9. De omgevingsvergunning is aangevraagd voor de aanleg in opdracht van eiseres van de fundering van een openbare weg, binnen de gemeentegrens en op in eigendom aan eiseres toebehorende grond. Het aanleggen en in stand houden van het voor het publiek openstaande wegennet binnen de gemeente is een publieke taak van de gemeente. Bij de aanleg van de Rondweg Reeuwijk Brug oefent eiseres haar publieke taak uit. De aanleg van de fundering van de weg maakt deel uit van de aanleg als geheel en dus ook van de uitoefening van de publieke taak. De met het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de paalmatras gemoeide werkzaamheden zijn daarom geen werkzaamheden, die rechtstreeks en in overwegende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang.
10. Het vorenstaande betekent dat voor de legesheffing in verband met het in behandeling nemen van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de paalmatras ten behoeve van de Rondweg Reeuwijk Brug geen wettelijke grond bestaat.
11. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard. De uitspraak op bezwaar en de aanslag leges van 29 augustus 2014 behoren te worden vernietigd.
Proceskosten
12. Nu in deze procedure de verwerende partij de heffingsambtenaar van eiseres zelf is, ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten.
Beslissing
De rechtbank
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
-
vernietigt de legesaanslag van 29 augustus 2014;
- -
-
verstaat dat verweerder het door eiseres betaalde griffierrecht ad € 331,00 aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kouwenhoven, mr. T.A. de Hek en mr. dr. N. Djebali in aanwezigheid van mr. A.M. van Duijvendijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2016.