Home

Rechtbank Den Haag, 18-04-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:8296, AWB - 15 _ 6807

Rechtbank Den Haag, 18-04-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:8296, AWB - 15 _ 6807

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
18 april 2016
Datum publicatie
27 juli 2016
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2016:8296
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6807
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 52

Inhoudsindicatie

Informatiebeschikking coffeeshop. Verweerder maakt aannemelijk dat de administratie niet aan de eisen van artikel 52 van de Awr voldoet. Verweerder heeft niet gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 15/6807

(gemachtigde: mr. F.J.H.M. Berndsen),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [plaats] , verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 17 februari 2015 ten aanzien van eiser met betrekking tot de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2011 tot en met 2013 een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) gegeven.

Eiser heeft tegen die beschikking bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 augustus 2015 het bezwaar afgewezen.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2016.

Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn zoon en de gemachtigde. Tevens zijn tot bijstand verschenen [persoon A] en [persoon B] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon C] en [persoon D] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiser en zijn medevennoot exploiteren een coffeeshop in de vorm van een vennootschap onder firma.

2. De coffeeshop beschikt over twee kassa’s, een voor het kasgeld horeca en een voor het kasgeld softdrugs.

3. De kladadministratie van de coffeeshop wordt bijgehouden door één van de medewerkers en bestaat uit de volgende stukken:

-

Personeelsmap;

-

Inkoopboek softdrugs;

-

Verkoopboek softdrugs;

-

Kladkasboek;

-

(dag)omzetstaten;

-

(dag)voorraadlijsten;

-

Facturen en kostenbonnen.

4. Verweerder heeft in de periode 2010 tot eind 2013 diverse waarnemingen ter plaatse (wtp’s) verricht bij de coffeeshop. Tijdens de wtp’s zijn telkens aansluitberekeningen gemaakt van de omzet verkopen softdrugs volgens de voorraadadministratie en de omzet verkopen softdrugs volgens de kas. Hierbij zijn aansluitingsverschillen geconstateerd.

5. Op 27 november 2012 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen eiser, een medewerker van de coffeeshop en verweerder. Tijdens die bespreking heeft verweerder meegedeeld dat hij op basis van de wtp’s een theoretische omzetberekening heeft gemaakt die over de jaren 2008 tot en met 2012 leidt tot een omzetverhoging van ongeveer € 5.500.000.

6. Dit wordt bevestigd bij brief van 28 november 2012 waarin verweerder, voor zover hier van belang, schrijft:

“Hieronder treft u een overzicht aan van waarnemingen ter plaatse waarbij o.a. een

aansluitingsberekening is gemaakt tussen de omzet softdrugs volgens de voorraadadministratie en de omzet softdrugs volgens de kasadministratie.

De waarnemingen hebben plaats gevonden op verschillende dagen door de week, in weekends en op verschillende tijden. Daarbij heb ik een reëel beeld gekregen over omzet per uur piek- en daltijden, inzet personeel, afvalpercentages etc.

Datum

Aansluitingsverschillen

Omzet per uur

18-nov-10

55,40

€ 296,94

20-jan-11

34,00

€ 260,50

18-mei-11

105,00

€ 278,76

18-mei-11

101,74

€ 269,05

18-jul-11

107,90

€ 482,47

24 juli-11

12,50

€ 414,28

25-aug-11

21,65

€ 371,50

15-dec-11

78,00

€ 333,40

27-mrt-12

3,65

€ 592,30

26-jul-12

201,00

€ 290,66

15-nov-12

15,15

€ 299,78

15-nov-12

106,30

€ 225,23

Totaal

842,29

€ 4.114,87

Gemiddelde verkoop p/u

€ 342,91

Gemiddelde

Aansluitingsverschil (bij)

€ 70,19

Gemiddelde

Omzet per uur

€ 413,10

Zoals u ziet heb daaruit heb ik een gemiddelde omzet per uur kunnen vaststellen

Uitgaande van de openingstijd 9.00 uur en de sluitingstijd 23.00 uur stel ik vast dat de coffeeshop 14 uur per dag toegankelijk is voor het publiek.

Als de gemiddelde openingstijd 14 uur per dag is en de gemiddelde omzet, bij een aanwezigheid van 365 dagen dan betekent dat een omzet ad € 5.783 gemiddeld per dag of wel bij 365 dagen een omzet van € 2.110.924 per jaar.

Het geconstateerde verschil betreft:

Berekend uit

Aangegeven

Jaar

Omzet per uur

Omzet

2008

€ 2.110.924

€ 815.127

2009

€ 2.110.924

€ 1.124.697

2010

€ 2.110.924

€ 1.169.250

2011

€ 2.110.924

€ 1.428.118

2012

€ 2.110.924

€ 1.326.475

€ 10.554.820

€ 5.863.667

Vorenstaand heb ik u voorgelegd en getoond tijdens ons gesprek 27 november jl.

ik heb u dringend geadviseerd hierover met uw boekhouder adviseur In overleg te treden.

Wij hebben afgesproken dat firmanten mij schriftelijk onderbouwd berichten hoe u over mijn standpunt denkt. Ik verzoek u mij dat uiterlijk 10 januari 2013 te verstrekken.”

7. De boekhouder van de firmanten heeft hierop bij brief van 21 december 2012 inhoudelijk gereageerd, waarbij hij de theoretische omzetberekening bestrijdt.

8. In antwoord op de reactie van de boekhouder deelt verweerder bij brief van 5 april 2013 mee dat hij zal overgaan tot het instellen van een boekenonderzoek.

9. Bij brief van 23 april 2013 schrijft verweerder voor zover hier van belang:

“Op 28 november jl. heeft mijn collega, (…) een brief gestuurd naar de firmanten van [de coffeeshop]. Hij heeft in zijn brief aangegeven dat tijdens de waarnemingen ter plaatse diverse keren is vastgesteld dat zaken niet in orde waren, Binnen het project Coffeeshops zoekt de Belastingdienst de samenwerking met de coffeeshophouders om tot een juiste en volledige belastingheffing te komen. Wij noemen dit compliance.

Teneinde voor de Belastingdienst en belastingplichtigen een tijdrovend boekenonderzoek te voorkomen is de onderhavige brief verstuurd. Hiermee hebben wij getracht om transparant aan te geven wat wij geconstateerd hebben. Belastingplichtige is in de gelegenheid gesteld in te keren.

Op 21 december heeft u inhoudelijk gereageerd op de brief. De brief van 28 november jl. was niet bedoeld om een discussie over de berekening van de theoretische omzet op te roepen. Dit was slechts een indicatie. Uit uw reactie is ons duidelijk geworden dat belastingplichtige geen gebruik wenst te maken van de zogenaamde inkeerregeling. Er rest ons dan ook niets anders, dan het instellen van een volledig boekenonderzoek.”

10. Het boekenonderzoek is aangevangen najaar 2014. Onderzocht wordt de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2011 tot en met 2013, en van de aangiften omzetbelasting en loonbelasting over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013. Het boekenonderzoek is ten tijde van het onderzoek ter zitting bij de rechtbank nog niet afgerond.

11. Met dagtekening 17 februari 2015 heeft verweerder aan eiser de onderhavige informatiebeschikking gegeven. In deze beschikking wordt geconcludeerd dat eiser niet heeft voldaan aan zijn administratie- en bewaarplicht. In de beschikking wordt vermeld dat:

-

de dagstaten waaruit de in- en verkopen van de cannabisproducten in 2011 en 2012 blijken niet bewaard zijn gebleven;

-

in de kasadministratie niet de daadwerkelijke inkomsten en uitgaven worden geboekt;

-

uit de dagstaten van 2013 waaruit de in- en verkopen van cannabisproducten blijken, niet kan worden afgeleid welk deel van de joints zelf werd vervaardigd en welk deel kant-en-klaar werd ingekocht;

-

een aantal facturen van uitgaven in 2011 en 2013 ontbreken;

-

bij diverse waarnemingen ter plaatse in de gecontroleerde jaren aansluitverschillen werden geconstateerd waarvoor geen verklaring kon worden gegeven.

Geschil 12. In geschil is of verweerder de informatiebeschikking terecht heeft gegeven.

13. Eiser stelt dat de gebreken in de administratie niet van dien aard zijn dat kan worden geoordeeld dat niet is voldaan aan de administratie- en bewaarplicht. Voorts stelt eiser dat de wijze waarop verweerder gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om een informatiebeschikking te geven in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het verbod van misbruik van bevoegdheid.

14. Verweerder stelt dat eiser niet heeft voldaan aan zijn administratie- en bewaarplicht en dat de informatiebeschikking daarom terecht is gegeven.

Beoordeling van het geschil

15. Voor beantwoording van de vraag of de informatiebeschikking terecht is gegeven, dient te worden beoordeeld of eiser heeft voldaan aan zijn administratie- en bewaarplicht.

16. Ingevolge artikel 52, eerste lid, van de Awr is eiser gehouden van zijn vermogenstoestand en van alles betreffende zijn bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde zijn rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.

17. In geval van een coffeeshop betekent dat, dat in ieder geval mag worden verwacht dat een inkoop- en voorraadadministratie wordt gevoerd en bewaard (vgl. 31 mei 2013, nr. 11/03452, ECLI:NL:HR:2013:BX7184). De dagstaten zijn dus van essentieel belang.

18. Vaststaat dat voor de jaren 2011 en 2012 de dagstaten waaruit de in- en verkopen van de cannabisproducten blijken, niet konden worden overgelegd. Daarmee is voor die jaren niet voldaan aan de bewaarplicht. Naar het oordeel van de rechtbank is aldus sprake van een essentieel gebrek. De omstandigheid dat, naar eiser stelt, de dagstaten tijdens de wtp’s zijn gezien en kennelijk zijn gecontroleerd, maakt dat niet anders. Dat betreft immers slechts momentopnamen. Nu de dagstaten niet bewaard zijn gebleven, kan de op jaarbasis behaalde omzet niet worden gecontroleerd. Voor de jaren 2011 en 2012 is de informatiebeschikking daarom terecht gegeven.

19. Voor het jaar 2013 heeft verweerder vastgesteld dat in de administratie in ieder geval vier facturen ontbreken waarop onder meer materialen voor het vervaardigen van joints zijn vermeld en voorts dat uit de inkoop- en voorraadadministratie niet blijkt hoeveel joints de coffeeshop zelf heeft vervaardigd. Eiser heeft deze vaststellingen niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken, zodat ook de rechtbank van die vastgestelde feiten uitgaat.

20. Anders dan eiser stelt, is het ontbreken van de vier facturen in de administratie naar het oordeel van de rechtbank een zodanig ernstig gebrek dat dit reeds de informatiebeschikking rechtvaardigt. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verweerder slechts bij twee leveranciers derdenonderzoek heeft gedaan en daaruit naar voren is gekomen dat vier facturen niet in de administratie zijn opgenomen, terwijl er meer leveranciers zijn en dus wellicht ook meer ontbrekende facturen. De stelling van eiser dat de facturen in privé zijn betaald, wat daar ook van zij, doet daaraan niet af. Van een ondernemer mag ingevolge het bepaalde in artikel 52 van de Awr worden verwacht dat hij de inkoopfacturen bewaart. Daar komt nog bij dat uit de inkoop- en voorraadadministratie niet blijkt hoeveel joints er in eigen beheer zijn vervaardigd. De rechtbank acht dit van belang, temeer nu eiser zelf heeft verklaard dat de meeste klanten joints kopen en dit dus een groot deel van de omzet betreft. De stelling van eiser dat de hoeveelheid in eigen beheer vervaardigde joints kan worden gecontroleerd op basis van het aantal ingekochte 140 mm hulzen gaat niet op nu door het ontbreken van een aantal inkoopfacturen niet kan worden vastgesteld hoeveel van deze hulzen zijn ingekocht. Dat deze facturen bij derden zijn te achterhalen, is in dit verband niet van belang. Het gaat er immers om of de administratie van de coffeeshop voldoet aan de eisen van artikel 52 van de Awr. Naar het oordeel van de rechtbank is de informatiebeschikking voor het jaar 2013 eveneens terecht gegeven.

21. Eiser heeft voorts op basis van de hiervoor onder 5. tot en met 9. vermelde feiten gesteld dat verweerder de informatiebeschikking slechts heeft gegeven om een omzetcorrectie te kunnen doorvoeren van ruim € 5.500.000. Aldus handelt verweerder in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het verbod van misbruik van bevoegdheid, zo stelt eiser. Dienaangaande oordeelt de rechtbank dat de omstandigheid dat voorafgaand aan het geven van de informatiebeschikking van alles is gebeurd, niet betekent dat verweerder met het afgeven van de informatiebeschikking misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden.

De rechtbank acht aannemelijk dat eiser zich door de onder 5., 6. en 9. weergegeven uitlatingen van verweerder – de theoretische omzetcorrectie van ruim € 5,5 mln., het aanbod tot ‘inkering’ en de dreiging met een boekenonderzoek - onder druk gezet heeft gevoeld. Een en ander wekt de indruk dat verweerder jegens eiser niet is opgetreden met de zorgvuldigheid die van ambtenaren, belast met de heffing van rijksbelastingen, mag worden verwacht. Deze uitlatingen vormen echter geen beletsel voor het afgeven van de informatiebeschikking; het nemen van die beschikking wordt gerechtvaardigd door hetgeen hiervoor onder 16. tot en met 20. is overwogen.

22. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

De rechtbank ziet geen aanleiding op grond van artikel 27e, tweede lid, van de Awr een nieuwe termijn te stellen omdat de schending van de administratie- en bewaarplicht niet (meer) ongedaan gemaakt kan worden

Proceskosten

23. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Rechtsmiddel