Rechtbank Den Haag, 22-08-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:10715, AWB - 17 _ 4131
Rechtbank Den Haag, 22-08-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:10715, AWB - 17 _ 4131
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 22 augustus 2017
- Datum publicatie
- 13 oktober 2017
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2017:10715
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 4131
Inhoudsindicatie
Bestuurlijke boete
Artikel 5:1 Algemene wet bestuursrecht en artikel 10a Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 15 Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
X was in de onderhavige jaren enig aandeelhouder en bestuurder van B.V.
De inspecteur heeft op grond van artikel 10a Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 15 Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 een vergrijpboete aan de B.V. opgelegd.
De inspecteur heeft daarnaast aan X een zelfde boete opgelegd omdat zij als feitelijk leidinggevende van B.V. niet uit eigener beweging, op het moment van constateren dat er nog suppletie aangiften omzetbelasting ingediend hadden moeten worden, zo spoedig mogelijk een aanvullende aangiften omzetbelasting ten name van B.V. ingediend of laten indienen.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat terecht een boete aan X is opgelegd maar vindt een lagere boete passend en geboden.
Het beroep is gegrond.
Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/4131
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2017 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Midden- en kleinbedrijf, kantoor [plaats], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 1 juni 2017 op het bezwaar van eiseres tegen de aan haar op grond van artikel 5:1, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht opgelegde bestuurlijke boete.