Rechtbank Den Haag, 08-06-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:7261, AWB - 17 _ 82 + 17_83
Rechtbank Den Haag, 08-06-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:7261, AWB - 17 _ 82 + 17_83
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 8 juni 2017
- Datum publicatie
- 7 augustus 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2017:7261
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 82 + 17_83
Inhoudsindicatie
Is er al dan niet sprake van winst uit onderneming.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 17/82 en SGR 17/83
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [kantoorplaats], verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser ambtshalve aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2011 (aanslagnummer [aanslagnummer 1] ) en 2012 (aanslagnummer [aanslagnummer 2] ) opgelegd. Tevens zijn bij beschikkingen verzuimboetes opgelegd.
Verweerder heeft bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar, gedateerd 28 november 2016, de aanslagen gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2017.
Eiser is verschenen. Namens verweerder zijn verschenen mr. D.P. Laansma en [persoon] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiser is werkzaam als zelfstandig assurantie/financieel adviseur. Over de jaren 2011 en 2012 heeft hij hiermee een omzet behaald van € 30.000 respectievelijk € 36.000. Daarnaast is hij werkzaam als amateur voetbaltrainer waarmee hij in de jaren 2011 en 2012 een bruto loon van € 10.483 respectievelijk € 2.874 heeft genoten.
2. Eiser is uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV over de jaren 2011 en 2012. Eiser heeft, ook na herinnering en aanmaning, geen aangiften IB/PVV 2011 en 2012 ingediend.
3. Met dagtekening 29 januari 2016 is de ambtshalve aanslag IB/PVV 2011 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.513 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 35. Tevens is bij beschikking een verzuimboete van € 369 opgelegd. Met dagtekening 5 april 2016 is de ambtshalve aanslag IB/PVV 2012 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.874. Ook hier is bij beschikking een verzuimboete van € 369 opgelegd.
4. Bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar, gedateerd 28 november 2016, zijn de bezwaren van eiser tegen de aanslagen IB/PVV 2011 en 2012 ongegrond verklaard.
Geschil 5. In geschil is of de ambtshalve aanslagen naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Meer specifiek is in geschil of de inkomsten die eiser als adviseur heeft genoten aangemerkt dienen te worden als winst uit onderneming. Daarnaast zijn de verzuimboetes in geschil.
6. Eiser stelt dat hij ondernemer is voor de inkomstenbelasting en dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de diverse aftrekposten die behoren tot het ondernemerschap. Ook is ten onrechte geen rekening gehouden met zijn negatieve inkomsten uit eigen woning.
7. Verweerder stelt dat de bewijslast dient te worden omgekeerd nu eiser niet de vereiste aangiften heeft gedaan. De advieswerkzaamheden van eiser kwalificeren als fictieve dienstbetrekking dan wel als resultaat uit overige werkzaamheden. Van een onderneming is geen sprake. Met betrekking tot het negatieve saldo inkomsten uit eigen woning beroept verweerder zich op interne compensatie. Tenslotte stelt verweerder dat de verzuimboetes terecht zijn opgelegd en naar het juiste bedrag zijn vastgesteld.
Beoordeling van het geschil
Omkering bewijslast
8. Ingevolge het bepaalde in artikel 27e, eerste volzin, aanhef, onderdeel a, en slot van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) moet het beroep ongegrond worden verklaard indien de vereiste aangifte niet is gedaan, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is. De rechtbank overweegt dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat eiser, nu hij ondanks herinnering en aanmaning geen aangifte IB/PVV 2011 en 2012 heeft ingediend, de vereiste aangifte niet heeft gedaan. De aanslagen zijn terecht met toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast vastgesteld.
9. Het ligt dan vervolgens op de weg van eiser om te doen blijken dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daarin niet geslaagd. Eiser heeft onder andere samenwerkingsovereenkomsten met [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. overgelegd. Daarnaast zijn facturen gericht aan deze vennootschappen overgelegd. Naar aanleiding van het hoorgesprek met verweerder zijn omzetgegevens per opdrachtgever, een aantal niet ondertekende samenwerkings-overeenkomsten en een aantal niet ondertekende freelance overeenkomsten van opdracht overgelegd. Met de hiervoor vermelde stukken verschaft eiser geen inzicht in de wijze waarop de beweerdelijke onderneming functioneert. Ook wordt hiermee geen inzicht gegeven in de zelfstandigheid van eiser, de mate waarin hij ondernemersrisico’s loopt noch in de mogelijke winstverwachting. Met de overgelegde stukken heeft eiser dan ook onvoldoende doen blijken dat sprake is van ondernemerschap.
Redelijke schatting
10. De omkering en verzwaring van de bewijslast laat evenwel onverlet dat verweerder gehouden is bij het opleggen van de aanslagen uit te gaan van een redelijke schatting van de omzet en de daaruit afgeleide inkomsten van eiser. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de aanslagen berusten op een redelijke schatting. Hierbij overweegt de rechtbank dat verweerder voor beide jaren € 20.000 in aanmerking heeft genomen als inkomen voor de onderhavige werkzaamheden, terwijl eiser zelf heeft verklaard in 2011 een omzet van € 30.000 te hebben behaald en in 2012 van € 36.000.
Interne compensatie
11. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn negatieve inkomsten uit eigen woning. Dit betreft een bedrag van € 4.528 negatief ten aanzien van het belastingjaar 2011 en € 1.887 negatief ten aanzien van het belastingjaar 2012 dat aan eiser kan worden toegerekend. Verweerder heeft zich in deze beroepen op interne compensatie. Dit beroep slaagt naar het oordeel van de rechtbank. Eiser heeft immers gesteld een omzet van € 30.000 (2011) respectievelijk € 36.000 (2012) te hebben behaald bij een kostenpost (reiskosten) van rond de € 4.500, waar verweerder bij het opleggen van de aanslagen IB/PVV een resultaat uit overige werkzaamheden van slechts € 20.000 in aanmerking heeft genomen. De aanslagen zouden daarom bij heroverweging en met toepassing van eisers negatieve inkomsten uit eigen woning niet verminderd hoeven te worden.
Verzuimboetes
12. Nu eiser, na daartoe te zijn herinnerd en aangemaand, de vereiste aangiften niet heeft gedaan, zijn terecht verzuimboetes opgelegd. Verweerder heeft op grond van artikel 67a van de Awr voor zowel het jaar 2011 als 2012 een verzuimboete van € 369 opgelegd. Eiser heeft niet betwist dat dienaangaande sprake is van een verzuim en heeft ook overigens geen zelfstandige grieven tegen de verzuimboetes aangevoerd. Gelet op het bepaald in § 21 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst, zijn de verzuimboetes naar het juiste bedrag opgelegd. Afwezigheid van alle schuld is gesteld noch gebleken. De rechtbank acht de boete, gelet op de aard van de overtreding en de omstandigheden van het geval, passend en geboden.
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.