Home

Rechtbank Den Haag, 03-02-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:935, AWB - 16 _ 429

Rechtbank Den Haag, 03-02-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:935, AWB - 16 _ 429

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
3 februari 2017
Datum publicatie
17 februari 2017
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2017:935
Zaaknummer
AWB - 16 _ 429

Inhoudsindicatie

bodemprocedure

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 16/429

(gemachtigden: mr. G. Volkerink en mr. drs. R.P. Wiersma),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen, kantoor [kantoorplaats], verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 22 oktober 2013 op aangifte een bedrag van € 751.946 aan overdrachtsbelasting voldaan. Bij uitspraak van 14 december 2015 heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2016.

Namens eiseres is gemachtigde mr. drs. R.P. Wiersma verschenen, bijgestaan door [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] . Namens verweerder zijn verschenen [persoon 4] en [persoon 5] .

Overwegingen

1. Eiseres is een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Woningwet en een Algemeen nut beogende instelling (ANBI) als bedoeld in artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). De artikelen 3, 4 en 5 van de statuten van eiseres luiden als volgt:

“DOEL

Artikel 3

De stichting heeft als doel uitsluitend werkzaam te zijn op het gebied van volkshuisvesting, daaronder begrepen het ten dienste van de volkshuisvesting in stand houden en beheren van beschermde monumenten in eigendom van de stichting.

Artikel 4

Binnen het in artikel 3 omschreven doel richt de stichting zich met name op het bij voorrang huisvesten van die personen die door hun inkomen of andere omstandigheden moeilijkheden ondervinden bij het vinden van hun passende huisvesting. De stichting richt zich hierbij met name op de huisvesting van studenten en andere jongeren.

WERKGEBIED

Artikel 5

De stichting heeft als werkgebied om de doelstelling als bedoeld in artikel 3 en artikel 4 te realiseren, geheel Nederland.”

2. Eiseres is door de gemeente Den Haag benaderd voor overname van een deel van de studentenwoningen in Den Haag van woningcorporatie Vestia, die kampte met ernstige financiële problemen. Evenals eiseres is Vestia een ANBI en een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Woningwet.

3. Op 20 februari 2013 heeft eiseres een koopovereenkomst gesloten met Vestia. Daarbij kocht eiseres van Vestia 876 eenheden voor in totaal € 38.740.000. De levering vond plaats bij akte van 1 oktober 2013.

Geschil 4. In geschil is of de in 3 vermelde de verkrijging is vrijgesteld van overdrachtsbelasting op grond van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, (de vrijstelling) van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wbr).

5. Eiseres stelt dat de verkrijging is vrijgesteld en heeft daarvoor – kort weergegeven – het volgende aangevoerd.

5.1

Door het gesloten stelsel binnen de woningcorporatiesector is de verkrijging geheel in lijn met doel en strekking van de voor de vrijstelling geldende voorwaarden, namelijk dat het desbetreffende vermogen beschikbaar blijft voor de volkshuisvesting en dus niet voor commerciële doeleinden wordt aangewend.

5.2

Subsidiair stelt eiseres dat het begrip “commerciële factoren” in een geval als het onderhavige moet worden ingevuld zoals dat wordt ingevuld voor juridische fusies.

5.3

Meer subsidiair stelt eiseres dat met het stellen van voorwaarden aan de overdrachtsprijs de delegatiebepaling van artikel 15, eerste lid, van de Wbr wordt overschreden.

5.4

Meest subsidiair stelt eiseres dat moet worden uitgegaan van de fiscale boekwaarde of de marktwaarde conform de nieuwe Woningwet.

Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder het vertrouwensbeginsel heeft geschonden omdat hij tot en met de bezwaarfase het standpunt huldigde dat sprake was van een taakoverdracht en daarop in het verweerschrift terugkomt.

6. Verweerder stelt dat de vrijstelling niet van toepassing is en heeft daarvoor – kort weergegeven – aangevoerd dat geen sprake is van een taakoverdracht als bedoeld in

artikel 5d, eerste lid, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer 1971 (Ubbr) en dat commerciële factoren een rol hebben gespeeld omdat de koopprijs hoger is dan de historische kostprijs minus afschrijvingen.

7. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot teruggaaf van de op aangifte voldane overdrachtsbelasting.

8. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Beoordeling van het geschil

9. Op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel h, van de Wbr, zoals dit artikel luidde tot 1 januari 2016, is onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden van overdrachtsbelasting vrijgesteld hetgeen wordt verkregen bij fusie, splitsing en interne reorganisatie. De voorwaarden zijn gesteld in het Ubbr. In artikel 5d, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Ubbr is bepaald dat de vrijstelling toepassing vindt bij een taakoverdracht tussen twee of meer instellingen die de status van ANBI hebben, indien in het kader daarvan alle activa en passiva die betrekking hebben op de overgedragen taak aan de verkrijgende instelling worden overgedragen, mits bij de overdracht commerciële factoren geen rolspelen.

10. Vast staat dat in het onderhavige geval geen sprake is van een verkrijging bij fusie, splitsing of interne reorganisatie. De vrijstelling kan daardoor alleen toepassing vinden als de verkrijging heeft plaatsgevonden in het kader van een hiervoor genoemde taakoverdracht en dus is voldaan aan de gestelde voorwaarden.

11. In haar nadere stuk van 1 december 2016 heeft eiseres onder meer het volgende opgemerkt:

“De transactie met Vestia, waarbij de financiering van de overnameprijs door Eiseres wordt aangetrokken is vergelijkbaar met de situatie dat het vermogen (activa minus passiva) wordt overgenomen. Vestia had ten minste een verkoopopbrengst van 665% van de WOZ-waarde nodig om haar schulden af te lossen. Per saldo blijft er na aflossing ook geen vermogen bij Vestia achter dat kan weglekken. Met de verkoopopbrengst moet zij haar schulden aflossen. Een situatie die vergelijkbaar is met de situatie dat Eiseres ook de schulden had overgenomen”.

12. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit deze passage geen andere conclusie worden getrokken dan dat de corporatie schulden had die betrekking hadden op de overgedragen onroerende zaken en eiseres die schulden niet heeft overgenomen. Eiseres heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Reeds hierom moet worden geoordeeld dat, zo al sprake was van een taakoverdracht, niet is voldaan aan de voorwaarde dat alle activa en passiva die op de overgedragen taak betrekking hebben, aan eiseres zijn overgedragen. De vrijstelling is daarom niet van toepassing. In zoverre is het gelijk dus aan verweerder.

13. Gelet op het vorenstaande behoeft de vraag of bij de overdracht commerciële factoren een rol hebben gesteld niet meer te worden beantwoord. Op grond van de Wbr geldt de vrijstelling alleen voor hetgeen wordt verkregen bij fusie, splitsing en interne reorganisatie. Op grond van de in 9 genoemde bepaling in het Ubbr, geldt de vrijstelling ook bij hetgeen wordt verkregen bij een taakoverdracht tussen ANBI-instellingen. De regeling van het Ubbr is dus ruimer dan die van de wet. Omdat de voorwaarden die in het Ubbr zijn gesteld alleen gelden voor de daarin opgenomen verruiming van de vrijstelling, is van overschrijding van de delegatiebevoegdheid geen sprake.

14. Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel stuit af op het in 12 gegeven oordeel, omdat de vraag of sprake is van een taakoverdracht in het midden kan blijven nu dit in het onderhavige geval niet tot gevolg heeft dat de vrijstelling van toepassing is.

15. Gelet op het voorstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

16. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

Rechtsmiddel