Home

Rechtbank Den Haag, 11-01-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:350, AWB - 16 _ 8167, AWB - 16 _ 8170, AWB - 16 _ 8171, AWB - 16 _ 8172, AWB - 16 _ 8173, AWB - 16 _ 8175

Rechtbank Den Haag, 11-01-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:350, AWB - 16 _ 8167, AWB - 16 _ 8170, AWB - 16 _ 8171, AWB - 16 _ 8172, AWB - 16 _ 8173, AWB - 16 _ 8175

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
11 januari 2018
Datum publicatie
26 januari 2018
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2018:350
Zaaknummer
AWB - 16 _ 8167, AWB - 16 _ 8170, AWB - 16 _ 8171, AWB - 16 _ 8172, AWB - 16 _ 8173, AWB - 16 _ 8175

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting, economische activiteit, aftrek voorbelasting, pleitbaar standpunt

Eiseres maakt niet aannemelijk dat zij in Nederland economische activiteiten heeft verricht die recht geven op aftrek van voorbelasting. Voor de door eiseres gestelde feiten en werkzaamheden betreffende de handel in paarden is geen bewijs geleverd. Evenmin heeft eiseres met stukken aannemelijk gemaakt dat overleg heeft plaatsgevonden met de Duitse belastingdienst en dat de Duitse belastingdienst inhoudelijk onderzoek heeft gedaan naar de belastingpositie van eiseres. De rechtbank heeft wel de verzuimboetes vernietigd omdat eiseres in Duitsland over een omzetbelastingnummer beschikte en aldaar aangiften omzetbelasting indiende. Aldus was sprake van een pleitbaar standpunt. Beroepen gegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 16/8167, SGR 16/8170, SGR 16/8171, SGR 16/8172, SGR 16/8173en SGR 16/8175

(gemachtigde: mr. E.A. Laman),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [plaats], verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres de volgende naheffingsaanslagen omzetbelasting, boetebeschikkingen en beschikkingen heffings/belastingrente opgelegd:

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 26 augustus 2016 de naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de rentebeschikkingen gehandhaafd.

Bij brief van 6 oktober 2016 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank Rotterdam, waar het op 7 oktober 2016 is ontvangen. Bij brief van 11 oktober 2016 heeft de rechtbank Rotterdam het beroepschrift doorgezonden naar deze rechtbank.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft voor de zitting een pleitnota met een bijlage (de notitie ‘werkzaamheden met betrekking tot de paarden’) toegezonden.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2017.

Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde, bijgestaan door [persoon 1] en [persoon 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 3] en [persoon 4] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is op [oprichtingsdatum] 2005 opgericht. Enig aandeelhouder van eiseres is [aandeelhouder] ( [aandeelhouder] ), gevestigd te [buitenland] . Eiseres wordt bestuurd door [persoon 5]

(de directie). Eiseres heeft geen personeel in dienst. De bedrijfsvoering is in handen van de directie.

2. Blijkens het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel bestaan de activiteiten van eiseres uit: het investeren in-, het trainen en exploiteren van paarden, het exploiteren van vliegtuigen en holdingactiviteiten.

3. In de onderhavige jaren heeft eiseres vijf deelnemingen: twee 100% belangen in Nederlandse vennootschappen, twee 50% belangen in Duitse vennootschappen en één 50% belang in een Belgische vennootschap.

4. Eiseres werkt samen met de Duitse vennootschap [vennootschap] ( [vennootschap] ). De samenwerking bestaat erin dat [vennootschap] op eigen naam en voor eigen risico paarden aan- en verkoopt, dat [vennootschap] en eiseres de aangekochte paarden laten opfokken/trainen en [vennootschap] en eiseres over en weer een deel van de aan- of verkoopprijs factureren (de paardenactiviteiten).

5. De werkwijze met betrekking tot de paardenactiviteiten is als volgt. [vennootschap] koopt de paarden en factureert direct na aankoop van een paard 50% van de aankoopprijs, verhoogd met 7% Mehrwertsteuer, aan eiseres. Op de facturen van [vennootschap] aan eiseres staat als omschrijving vermeld ‘Wir verkaufen Ihnen folgende Pferde zu 50%’ gevolgd door de naam en aankoopprijs van het desbetreffende paard. Wanneer [vennootschap] een van de aldus aan eiseres gefactureerde paarden verkoopt, factureert eiseres onmiddellijk voorafgaand aan die verkoop 50% van de overeengekomen verkoopprijs aan [vennootschap] . Hierbij wordt door eiseres 19% Mehrwertsteuer aan [vennootschap] in rekening gebracht. Op de facturen van eiseres aan [vennootschap] staat als omschrijving vermeld ‘Delivery of our part of the undivided co-ownership of’ gevolgd door de naam en verkoopprijs van het desbetreffende paard.

6. De training van de paarden is uitbesteed aan [bedrijf] ( [bedrijf] ). [bedrijf] factureert 50% van de verzorgings-/trainingskosten aan eiseres. In haar aangiften voor de omzetbelasting geeft eiseres de belasting die betrekking heeft op de facturen van [bedrijf] aan als door haar verschuldigde belasting en brengt zij deze als voorbelasting in aftrek.

7. Eiseres activeert het aan haar door [vennootschap] gefactureerde bedrag als aankoopprijs van het desbetreffende paard op haar balans.

8. In 2010 heeft eiseres van [vennootschap] facturen ontvangen met betrekking tot 8 paarden. Voor 3 daarvan heeft eiseres in 2012, 2013 en 2014 aan [vennootschap] facturen uitgereikt. In de jaren 2010, 2011 en 2015 hebben er geen verkopen van paarden plaatsgevonden waar eiseres bij was betrokken.

9. Eiseres beschikt in Duitsland niet over een vaste inrichting. De Duitse belastingdienst in [plaats] heeft eiseres geregistreerd als buitenlandse ondernemer en een Duits omzetbelastingnummer afgegeven. Eiseres doet in Duitsland aangifte voor de omzetbelasting, waarin de onder 5 beschreven aan- en verkoop van paarden wordt verantwoord.

10. Op 30 april 2015 heeft verweerder een boekenonderzoek bij eiseres ingesteld, waarbij de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting voor de periode

1 oktober 2014 tot en met 31 december 2014 is onderzocht. Het onderzoek is uitgebreid naar de jaren 2010 tot en met het 3e kwartaal 2014 voor zover het de paardenactiviteiten betreft. De bevindingen van het onderzoek zijn vastgelegd in een controlerapport, waarin boetes voor de periode 1 januari 2010 tot en met 30 september 2014 worden aangekondigd. De naheffingsaanslagen zijn gebaseerd op de bevindingen in het controlerapport.

11. Uit het controlerapport volgt dat aan eiseres omzetbelasting in rekening is gebracht door Nederlandse ondernemers voor “advisory activities” en dat eiseres ook deze omzetbelasting als voorbelasting op haar aangiften omzetbelasting heeft afgetrokken. Met de naheffingsaanslagen heeft verweerder de door eiseres afgetrokken voorbelasting (inclusief de voorbelasting van de facturen van [bedrijf] ) nageheven.

Geschil

12. In geschil is of de paardenactiviteiten van eiseres kwalificeren als economische activiteit in de zin van de omzetbelasting waardoor in Nederland in beginsel recht bestaat op aftrek van voorbelasting. Niet in geschil is dat eiseres, naast de paardenactiviteiten, deelnemingen houdt die geen economische activiteit zijn en voor de omzetbelasting vrijgestelde prestaties verricht bestaande uit het verstrekken van leningen.

13. Eiseres stelt primair dat zij - gelet op de benodigde expertise, de omvang van de uitgaven en verkoopopbrengsten alsmede het benodigde tijdsbeslag - als professioneel handelaar economische activiteiten verricht bestaande uit de levering van (aandelen in) paarden, zodat de voorbelasting volledig voor aftrek in aanmerking komt. De omstandigheid dat de vennootschap deelnemingen houdt en vrijgestelde prestaties verricht, heeft volgens eiseres geen invloed op haar aftrekrecht.

Subsidiair stelt eiseres dat de voorbelasting voor tenminste 90% aftrekbaar is, aangezien de bestede arbeidstijd ten behoeve van het houden van deelnemingen en het verstrekken van leningen in alle redelijkheid niet meer dan 10% van de totale tijdsbesteding beslaat.

Verder stelt eiseres dat sprake is van een pleitbaar standpunt, zodat de verzuimboetes ten onrechte zijn opgelegd.

14. Verweerder heeft de standpunten van eiseres gemotiveerd weersproken en concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

Beoordeling van het geschil

Bekendmaking van de uitspraken op bezwaar en ontvankelijkheid van de beroepen

15. Eiseres stelt dat de uitspraken op bewaar door verweerder niet op de wettelijk voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt en daardoor niet in werking zijn getreden.

16. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Eiseres heeft weliswaar aangevoerd dat de originele uitspraken op bezwaar niet per post zijn ontvangen noch anderszins aan haar zijn uitgereikt, maar op 12 september 2016 heeft eiseres via e-mail alsnog kopieën van de uitspraken op bezwaar ontvangen. Daarmee zijn de uitspraken op bezwaar aan eiseres bekendgemaakt in de zin van artikel 3:41, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

17. Gelet op de dagtekening van de uitspraken op bezwaar verliep op 7 oktober 2016 de uiterlijke termijn voor het indienen van het beroepschrift. Nu het beroepschrift door de rechtbank Rotterdam op deze datum (en dus tijdig) is ontvangen, zijn de beroepen ontvankelijk. Ook indien wordt uitgegaan van een datum van bekendmaking van

12 september 2016 zijn de beroepen tijdig ingediend.

Nageheven omzetbelasting

18. Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) is ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent ondernemer.

19. Uit artikel 9, eerste lid, van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (BTW Richtlijn) volgt dat als belastingplichtige wordt beschouwd eenieder die, op ongeacht welke plaats, zelfstandig een economische activiteit verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die activiteit. Als economische activiteit worden voor zover hier van belang beschouwd, alle werkzaamheden van een handelaar of dienstverrichter.

20. Op grond van artikel 15, tweede lid, letter a, van de Wet OB kan eiseres de omzetbelasting die aan haar in rekening is gebracht en die betrekking heeft op de paardenactiviteiten in aftrek brengen, indien en voor zover de paardenactiviteiten kwalificeren als belaste economische activiteiten waarvoor recht op aftrek zou bestaan wanneer zij binnen Nederland zouden plaatsvinden.

21. Volgens eiseres is feitelijk sprake van een gedeeld eigendom van de paarden (‘undivided co-ownership’), met de daarbij behorende risico’s. Eiseres en [vennootschap] besluiten in gezamenlijkheid tot de aan- en verkoop van de paarden. Mocht er iets mis gaan, dan wordt volgens eiseres zowel zijzelf als [vennootschap] daarop aangesproken, omdat kopers ervan op de hoogte zijn dat sprake is van het gezamenlijk eigendom van de paarden. In dit kader heeft eiseres gesteld dat zij door een koper van een door [vennootschap] verkocht paard daadwerkelijk is aangesproken op een vermeend gebrek in de kwaliteiten van dat paard. Eiseres stelt betrokken te zijn bij het gehele aankoop- en verkoopproces. Zo worden bijvoorbeeld de gewenste bloedlijnen, door artsen afgegeven adviezen, de potentie van een paard om de wereldtop te kunnen bereiken of het gewenste trainingsniveau in gezamenlijkheid met [vennootschap] / [bedrijf] besproken en worden gezamenlijk beslissingen genomen. Er vindt overleg plaats (telefonisch of via e-mail). Voordat wordt overgegaan tot aankoop van een paard, gaat de directie naar Duitsland om het betreffende paard te beoordelen. Na aankoop van een paard door [vennootschap] koopt eiseres 50% eigendom daarvan en verkrijgt zij aldus het economisch eigendom van de helft van het paard. Voordat een paard wordt verkocht gaat de volledige eigendom weer terug naar [vennootschap] . Het is volgens eiseres niet gebruikelijk in de branche om afspraken schriftelijk vast te leggen. Een en ander gebeurt op basis van vertrouwen. Tenslotte heeft eiseres verklaard dat zij geen verzekering op de paarden heeft afgesloten, omdat dat – gelet op de te verwachten waarde van de getrainde paarden – te duur is. In de notitie die bij de pleitnota is gevoegd, heeft eiseres haar werkzaamheden als volgt samengevat:

-

‘het fokken en trainen van paarden;

-

gezamenlijke aankoop en verkoop (handel) van paarden en alle bijbehorende procedures hieromtrent (waaronder interne facturering);

-

voorbereiding op claims/juridische aansprakelijkheden waarin medeverantwoordelijkheid gedragen wordt;

-

begeleiding en voorbereiding van verplichtingen rondom de Duitse fiscale positie;

-

monitoren en mede coördineren van optredens in concoursen en wedstrijden, naar verwachting in toenemende mate in [buitenland]

-

onderhouden relaties binnen de paardenwereld (met name tijdens [evenement 1] te [plaats] , ook klein ontvangst bij [evenement 2] , [evenement 3] );

-

rapporteren van ontwikkelingen, overleg en advisering met betrekking tot het “paardenbestand” richting UBO;

-

besluitvorming over wijze van samenwerken met partners’.

Al met al volgt volgens eiseres uit het voorgaande dat zij optreedt als professioneel handelaar. Volgens eiseres wordt dit bevestigd door het feit dat zij door de Duitse belastingdienst is geregistreerd als ondernemer voor de omzetbelasting en in Duitsland omzetbelasting voldoet over de paardenactiviteiten. Eiseres stelt dat aan de registratie door de Duitse belastingdienst overleg met en inhoudelijk onderzoek door de Duitse belastingdienst is voorafgegaan.

22. Verweerder stelt dat feitelijk sprake is van passieve investeringen (‘kapitaalinjecties’) in paarden, vergelijkbaar met het passief houden van aandelen. Eiseres investeert door de helft van de koopprijs die [vennootschap] moet betalen te financieren, draagt haar aandeel in de kosten van de investering en verkrijgt bij een latere verkoop haar aandeel in de winst. Eiseres heeft volgens verweerder op geen enkel moment de macht verkregen om als eigenaar over de paarden te beschikken, zodat van een levering van de paarden door eiseres in de zin van de omzetbelasting geen sprake kan zijn. Hieruit volgt dat geen sprake is van een economische activiteit, zodat eiseres geen recht heeft op aftrek van voorbelasting en de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Zo al sprake zou zijn van economische activiteiten dient de vooraftrek voor wat betreft de algemene kosten te worden berekend middels de pro rata methode aan de hand van de omzetgegevens. Aangezien er in de jaren 2010, 2011 en 2015 geen verkopen van paarden hebben plaatsgevonden, bestaat voor die jaren in ieder geval geen recht op aftrek van voorbelasting. Verweerder ziet geen aanleiding uit te gaan van de aan de verschillende activiteiten bestede tijd omdat eiseres geen stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van de door haar gestelde tijdsbesteding.

23. De rechtbank stelt voorop dat zij zowel de door eiseres als de door verweerder gegeven uitleg van de feiten denkbaar acht. Hetgeen eiseres betoogt zou tot gevolg kunnen hebben dat zij kwalificeert als economisch eigenaar van de paarden en in die hoedanigheid economische activiteiten in Duitsland verricht (vgl. HvJ EG 8 februari 1990, ECLI:EU:C:1990:61 (Safe)) waarvoor zij in Nederland (deels) recht heeft op aftrek van voorbelasting. Hetgeen verweerder betoogt zou tot gevolg hebben dat eiseres slechts van omzetbelasting vrijgestelde prestaties en niet economische activiteiten (waartoe ook de paardenactiviteiten moeten worden gerekend) verricht, zodat op grond van artikel 15 van de Wet OB géén recht bestaat op aftrek van voorbelasting.

24. Op eiseres, die stelt recht te hebben op aftrek van voorbelasting, rust echter de bewijslast om aan de hand van objectieve gegevens aannemelijk te maken dat haar uitleg juist is en dat zij inderdaad economische activiteiten heeft verricht die recht geven op aftrek van voorbelasting. Daarin is zij niet geslaagd. De rechtbank acht weliswaar aannemelijk dat het in de paardenbranche niet gebruikelijk is afspraken schriftelijk vast te leggen, maar dat ontslaat eiseres niet van de op haar rustende bewijslast. Door eiseres is echter geen enkel bewijsstuk overgelegd waarmee de door haar gestelde feiten en werkzaamheden worden onderbouwd of op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat eiseres in de onderhavige naheffingstijdvakken economische activiteiten, zoals hiervoor omschreven, heeft verricht. Evenmin heeft eiseres stukken overgelegd die haar stelling onderbouwen dat overleg heeft plaatsgevonden met de Duitse belastingdienst en dat de Duitse belastingdienst inhoudelijk onderzoek heeft gedaan naar de belastingpositie van eiseres. Nu eiseres niet is geslaagd in haar bewijslast, heeft verweerder terecht het standpunt ingenomen dat eiseres slechts van omzetbelasting vrijgestelde prestaties en niet economische prestaties verricht, zodat geen recht bestaat op aftrek van voorbelasting. De door eiseres in de onderhavige tijdvakken in aftrek gebrachte voorbelasting is dan ook terecht nageheven. De beroepen zijn in zoverre ongegrond.

Verzuimboetes

25. Op grond van artikel 67c, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in samenhang met paragraaf 24 van het Besluit Bestuurlijke Boete Belastingdienst (BBBB), kan verweerder een verzuimboete van 10% (met een maximum van € 5.278) opleggen, ingeval de omzetbelasting die op aangifte moet worden voldaan, door de belastingplichtige niet is betaald. Uit paragraaf 4 van het BBBB volgt dat géén verzuimboete wordt opgelegd ingeval sprake is van een pleitbaar standpunt of afwezigheid van alle schuld.

26. Eiseres heeft terecht aangevoerd dat sprake is van een pleitbaar standpunt, omdat zij voor de paardenactiviteiten door de Duitse belastingdienst is geregistreerd als ondernemer en over die activiteiten in Duitsland omzetbelasting afdraagt. Zij kon daardoor menen dat haar handelwijze juist was. Het enkele feit dat eiseres niet is geslaagd in haar bewijslast, maakt niet - anders dan verweerder stelt - dat het aan de handelwijze van eiseres ten grondslag liggende standpunt niet pleitbaar is. Verweerder heeft dan ook ten onrechte verzuimboetes aan eiseres opgelegd. De beroepen zijn in zoverre gegrond. De verzuimboetes dienen naar nihil te worden verminderd.

Heffingsrente en belastingrente

27. De beroepen worden geacht mede betrekking te hebben op de in rekening gebrachte heffingsrente (jaren 2010 en 2011) en belastingrente (vanaf 2012). Eiseres heeft hiertegen geen zelfstandige gronden aangevoerd. Nu de rechtbank ook overigens niet is gebleken dat de bepalingen met betrekking tot de heffingsrente en belastingrente onjuist zijn toegepast, zijn de beroepen in zoverre ongegrond.

28. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.

Proceskosten

29. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.877 (1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 249, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501, een wegingsfactor 1 en een factor 1,5 wegens samenhang van de onderhavige zes zaken).

Voor het toekennen van een punt voor het indienen van het bezwaarschrift (bestaande uit bezwaarformulieren aangevuld met een schriftelijke motivering) bestaat geen aanleiding. Weliswaar is in de schriftelijke motivering verzocht om een kostenvergoeding voor beroepsmatig verleende bijstand op grond van artikel 7:15, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht, echter het bezwaarschrift is door de directie en dus niet door de gemachtigde ingediend. Uit de dossierstukken komt naar voren dat de gemachtigde op de hoorzitting aanwezig was, vandaar dat de rechtbank hiervoor wel 1 punt toekent.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar, voor zover betrekking hebbend op de

verzuimboetes;

- herroept de verzuimboetes en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt

van de vernietigde delen van de uitspraken op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.877;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334 aan eiseres te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, voorzitter, en mr. M.A. Dirks en mr. H.W.M. van Kesteren, leden, in aanwezigheid van mr. M.G.J. Konings, griffier.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,

2500 EH Den Haag.