Rechtbank Den Haag, 15-01-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:501, AWB - 17 _ 348
Rechtbank Den Haag, 15-01-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:501, AWB - 17 _ 348
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 15 januari 2018
- Datum publicatie
- 16 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2018:501
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2018:1759, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 348
Inhoudsindicatie
.voldoende voortvarend handelen; zorgvuldigheidsbeginsel
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 17/348, SGR 17/349 en SGR 17/351
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Midden- en kleinbedrijf, kantoor Hoofddorp, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 64.885, een boetebeschikking van € 25.954 gegeven en rente in rekening gebracht ten bedrage van € 8.991.
Verweerder heeft aan eiser voor het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 54.954, een boetebeschikking van € 21.981 gegeven en rente in rekening gebracht ten bedrage van € 6.138.
Verweerder heeft aan eiser voor het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 71.557, een boetebeschikking van € 28.622 gegeven en rente in rekening gebracht ten bedrage van € 6.332.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 9 december 2016 de naheffingsaanslagen gehandhaafd, de boetebeschikkingen teruggenomen en de rentebeschikkingen gematigd tot respectievelijk € 4.360, € 2.216 en € 1.115.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2017.
Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] [B] en [C] .
Overwegingen
Feiten
1. De ondernemingsactiviteiten van eiser bestonden in onderhavige jaren uit de ontwikkeling en implementatie van winkelformules.
2. In 2013 is bij eiser een boekenonderzoek ingesteld. Daarvan is met dagtekening 2 april 2015 een concept-controlerapport (het conceptrapport) en met dagtekening 9 juni 2015 een definitief controlerapport (het controlerapport) opgesteld.
3. Het controlerapport is op 9 juni 2015 aan eiser gezonden waarbij in de begeleidende brief wordt verwezen naar het conceptrapport. In reactie hierop heeft eiser meegedeeld dat hij het conceptrapport nooit heeft ontvangen. Verweerder heeft vervolgens op 23 juni 2015 alsnog het conceptrapport toegestuurd. In de begeleidende brief is onder meer het volgende vermeld:
“De administratieve verwerking van de correcties en de boete heb ik niet meer kunnen tegenhouden, omdat de reactietermijn inmiddels was verstreken.”
4. In het controlerapport, dat op 9 juni 2015 aan eiser is verzonden, is onder meer het volgende vermeld:
“9.2Voorbelasting
Bij de controle van onkostennota’s, boekingen, tellingen en overbrengingen zijn er over de jaren 2009 tot en met 2012 grote verschillen geconstateerd tussen de in de aangifte aangegeven voorbelasting en de voorbelasting volgens de in de administratie aanwezige onkosten nota’s.
(…)
Desgevraagd heeft [eiser] aangegeven dat hij geen verklaring kan geven voor de geconstateerde verschillen en dat hij om die reden akkoord gaat met een correctie.
De correctie zal worden verwerkt bij het onderdeel 9.3 Aansluiting aangiften omzetbelasting van dit rapport.
Aansluiting aangiften omzetbelasting
De aangiften omzetbelasting 2009 tot en met 2012 sluiten niet aan bij de administratie.
(…)
2010
(…)
Verschuldigd € 2.662
Aangiften € -62.223
Alsnog te betalen € 64.885