Rechtbank Den Haag, 03-05-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:5324, AWB - 17 _ 6405
Rechtbank Den Haag, 03-05-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:5324, AWB - 17 _ 6405
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 3 mei 2018
- Datum publicatie
- 8 juni 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2018:5324
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 6405
Inhoudsindicatie
Informatiebeschikking. Ontvankelijkheid beroep. Rechtbank verklaart beroep dat is ingesteld door ontbonden rechtspersoon niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/6405
[B.V. X] , voorheen gevestigd te [vestigingsplaats], namens deze [persoon 1], eiseres,
en
Procesverloop
Verweerder heeft met dagtekening 10 augustus 2016 een informatiebeschikking aan eiseres gegeven.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 juli 2017 de informatiebeschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2018.
Namens eiseres is [persoon 1] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4].
De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek geschorst en aan partijen meegedeeld dat de zaak zal worden verwezen naar de meervoudige kamer. Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven om de zaak af te doen zonder een nadere mondelinge behandeling.
De rechtbank heeft op 24 april 2018 het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Uit een uittreksel van het Handelsregister blijkt dat eiseres per 19 april 2015 is ontbonden. De vereffening is op 1 maart 2017 heropend en op 21 juni 2017 geëindigd. Ingevolge het bepaalde in artikel 2:19, zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is eiseres daarom op 21 juni 2017 opgehouden te bestaan.
2. De informatiebeschikking is gedagtekend 10 augustus 2016. De uitspraak op bezwaar is gedagtekend 26 juli 2017. Op 30 augustus 2017, derhalve nadat eiseres was opgehouden te bestaan, heeft de voormalige vereffenaar van eiseres daartegen beroep ingesteld.
3. Vooropgesteld dient te worden dat een niet bestaande rechtspersoon geen rechtsmiddelen kan aanwenden. Een namens die niet (meer) bestaande rechtspersoon ingesteld beroep is dan ook in beginsel niet-ontvankelijk. Echter, indien na het tijdstip waarop de rechtspersoon is opgehouden te bestaan nog een schuldeiser opkomt of van een nagekomen bate blijkt, kan de vereffening ingevolge artikel 2:23c, eerste lid, van het BW, op verzoek van een belanghebbende door de rechtbank worden heropend, in welk geval de rechtspersoon – ter afwikkeling van die heropende vereffening – herleeft.
4. In dat verband heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 19 september 2003, nr. 38372, ECLI:NL:HR:2003:AK8288, overwogen:
“De omstandigheid dat een rechtspersoon ingevolge artikel 2:19, lid 6, BW, in geval van vereffening ophoudt te bestaan op het tijdstip waarop de vereffening eindigt en eerst herleeft als de vereffening op de voet van artikel 2:23c, lid 1, BW wordt heropend, brengt mee dat de termijn voor het indienen van bezwaar tegen een aanslag die wordt vastgesteld nadat de rechtspersoon is opgehouden te bestaan, eerst een aanvang neemt zodra, nadat die vereffening is heropend, die aanslag aan de vereffenaar is bekend gemaakt. Indien voordat de vereffening is heropend door of namens de voormalige vereffenaar of degene wiens belang rechtstreeks bij de vereffening is betrokken omdat hij een uitkering heeft ontvangen uit hetgeen na de voldoening van de schuldeisers van het vermogen van een ontbonden rechtspersoon was overgebleven, op naam van de ontbonden rechtspersoon tegen die aanslag een bezwaarschrift is ingediend, dient niet-ontvankelijkverklaring van dit bezwaar met overeenkomstige toepassing van artikel 6:10 Awb achterwege te blijven.”
5. In onderhavig geval betreft het geen aanslag, maar een informatiebeschikking. Op basis van een informatiebeschikking kan niet worden verzocht om heropening van de vereffening. Er is immers geen sprake van het alsnog opkomen van een schuldeiser of een gerechtigde tot het saldo dan wel van het alsnog blijken van het bestaan van een bate als bedoeld in artikel 2:23c, eerste lid, BW. De onderhavige situatie verschilt in dat opzicht van de situatie die aan de orde was in voormeld arrest en van het geval dat aan de orde was in de uitspraak van Gerechtshof Den Haag van 28 september 2016, nrs. BK-16/00096 en BK-16/00097, ECLI:NL:GHDHA:2016:2867.
6. Met dagtekening 6 augustus 2016 is de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2015 aan eiseres opgelegd, maar gesteld noch gebleken is dat daarvoor is verzocht om heropening van de vereffening en de rechtbank acht dit ook niet aannemelijk nu het een nihilaanslag betreft. Andere aanslagen zijn vooralsnog, voor zover bekend, niet aan eiseres opgelegd. Of eventueel nog op te leggen aanslagen tot heropening van de vereffening aanleiding zouden kunnen geven, is thans niet aan de orde. Er is dan ook geen reden niet-ontvankelijkverklaring van onderhavig beroep achterwege te laten.
7. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Proceskosten
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C.H.M. Lips, voorzitter, en mr. M.A. Dirks en
mr. G.J. Ebbeling, leden, in aanwezigheid van mr. J. van der Plas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2018.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen |
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: