Home

Rechtbank Den Haag, 17-01-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:549, 17_5778 PARKBL

Rechtbank Den Haag, 17-01-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:549, 17_5778 PARKBL

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
17 januari 2018
Datum publicatie
22 februari 2018
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2018:549
Zaaknummer
17_5778 PARKBL

Inhoudsindicatie

De duiding van de parkeerlocatie met een andere straat dan die waarin feitelijk is geparkeerd maakt niet dat de naheffingsaanslag vernietigd dient te worden als de gebruikte locatieduiding feitelijk het dichtstbijzijnde adres is bij de parkeerlocatie.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 17/5778

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 juli 2017 de naheffingsaanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2018.

Eiser is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon A].

Overwegingen

Feiten

1. Op 31 mei 2017 om 19.44 uur stond de auto van eiser met het kenteken [kentekennummer] geparkeerd op een parkeerplaats aan [straat 1] te [plaats]. Deze locatie is door burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als een plaats waar door middel van een vergunning of tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.

2. Tijdens een controle op genoemd tijdstip heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat in de auto geen parkeerkaartje of geldige vergunning aanwezig was. Naar aanleiding hiervan is de naheffingsaanslag opgelegd van € 62,70 bestaande uit € 1,70 aan belasting en € 61 aan kosten naheffing.

3. Op grond van de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen van de Gemeente Den Haag (de verordening) geldt voor [straat 1] en [straat 2] hetzelfde tarief.

Geschil

4. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Niet in geschil is dat de voor parkeren aan [straat 1] verschuldigde parkeerbelasting niet is voldaan.

5. Eiser stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd nu op de naheffingsaanslag als locatie “[adres]” staat vermeld terwijl hij aan [straat 1] heeft geparkeerd.

6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Daartoe heeft verweerder toegelicht dat ter hoogte van het parkeervak in [straat 1] waar de auto van eiser geparkeerd stond, geen adressen zijn en dat de gps-coördinaten van betreffende parkeervak daarom zijn gekoppeld aan het dichtstbijzijnde adres, zijnde [adres].

Beoordeling van het geschil

7. De rechtbank stelt voorop dat, nu niet in geschil is dat de verschuldigde parkeerbelasting niet is voldaan, terecht parkeerbelasting is nageheven. Daarbij zijn de essentialia van het belastbare feit vermeld, te weten datum en tijdstip, het kenteken van de auto en de door het controlesysteem genoteerde locatie. Met inachtneming van de toelichting die verweerder heeft gegeven ziet de rechtbank in de op zich zelf terecht door eiser genoemde vermelding van een onjuiste straatnaam geen aanleiding om de opgelegde naheffingsaanslag te vernietigen. De rechtbank overweegt daartoe dat ingevolge de verordening hetzelfde tarief geldt voor de locatie [adres] en voor het daar zeer nabij want net om de hoek gelegen parkeervlak aan [straat 1] waar eiser heeft geparkeerd. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een fout in de locatievermelding die reden geeft de naheffingsaanslag te vernietigen, zoals door eiser bepleit. Dat, zoals eiser stelt, het adres [adres] is gelegen op de tweede verdieping en dus geen sprake kan zijn van het dichtstbijzijnde adres, doet aan het voorgaande niet af omdat daarmee naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel kan ontstaan over de feitelijke parkeerlocatie van eiser.

8. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht aan eiser is opgelegd en is het beroep ongegrond verklaard.

Proceskosten

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Dirks, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2018.

Rechtsmiddel