Rechtbank Den Haag, 26-04-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:5949, AWB - 16 _ 8572
Rechtbank Den Haag, 26-04-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:5949, AWB - 16 _ 8572
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 26 april 2018
- Datum publicatie
- 8 juni 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2018:5949
- Zaaknummer
- AWB - 16 _ 8572
Inhoudsindicatie
Correcties privégebruik auto's door werknemers voor loon- en omzetbelasting terecht opgelegd.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 16/8572, SGR 16/8574, SGR 16/8575, SGR 16/8576, SGR 17/402,
SGR 17/403, SGR 17/404 en SGR 17/405
(gemachtigde: mr. P. de Haas),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [plaats], verweerder.
Procesverloop
Met dagtekening 25 januari 2016 heeft verweerder aan eiseres de volgende naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd:
- een naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 (het tijdvak 2011) ten bedrage van € 10.975. Tevens is bij beschikking € 1.481 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 2.743 opgelegd (SGR 17/402);
- een naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 (het tijdvak 2012) ten bedrage van € 11.047. Tevens is bij beschikking € 1.234 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 2.761 opgelegd (SGR 17/403);
- een naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 (het tijdvak 2013) ten bedrage van € 8.489. Tevens is bij beschikking € 693 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 2.122 opgelegd (SGR 17/404);
- een naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 (het tijdvak 2014) ten bedrage van € 6.530. Tevens is bij beschikking € 288 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 1.632 opgelegd (SGR 17/405).
Met dagtekening 12 februari 2016 heeft verweerder aan eiseres de volgende naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd:
- een naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 (het tijdvak 2011) ten bedrage van € 103.455. Tevens is bij beschikking € 14.164 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 25.863 opgelegd (SGR 16/8572);
- een naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 (het tijdvak 2012) ten bedrage van € 104.932. Tevens is bij beschikking € 11.921 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 26.233 opgelegd (SGR 16/8574);
- een naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 (het tijdvak 2013) ten bedrage van € 121.695. Tevens is bij beschikking € 10.188 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete van € 30.423 opgelegd (SGR 16/8575);
- een naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 (het tijdvak 2014) ten bedrage van € 65.792. Tevens is bij beschikking € 3.041 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete van € 16.448 opgelegd (SGR 16/8576).
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 11 oktober 2016 de naheffingsaanslagen loonheffingen en de daarbij gegeven rentebeschikkingen gehandhaafd, de boetebeschikking over 2013 verminderd naar € 25.125 en de boetebeschikking over 2014 verminderd naar € 516.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 6 januari 2017 de naheffingsaanslagen omzetbelasting, rentebeschikkingen en boetebeschikkingen over de tijdvakken 2012 tot en met 2014 gehandhaafd en bij uitspraak op bezwaar van 10 februari 2017 de naheffingsaanslag omzetbelasting, beschikking belastingrente en boetebeschikking over het tijdvak 2011 gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Verweerder heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2018.
Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 1] , [persoon 2] , [persoon 3] en [persoon 4] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres exploiteert een onderneming op het gebied van het ter beschikking stellen van personeel. De enige opdrachtgever van eiseres is [B.V. Y] ( [B.V. Y] ). [B.V. Y] is een zustermaatschappij van eiseres en exploiteert een onderneming op het gebied van het leggen van elektriciteits- en telecommunicatiekabels. De (indirect) aandeelhouder van beide vennootschappen is [persoon 5] .
2. [B.V. Y] is kentekenhouder van een aantal bestelauto’s (de auto’s) die door werknemers van eiseres zijn gebruikt voor het vervoer van en naar de werklocaties. In de uitzendovereenkomst die eiseres met haar werknemers heeft gesloten, is het volgende opgenomen over het gebruik van de auto, waarbij de werknemer als “uitzendkracht” is aangeduid:
“Rijden met de auto van de zaak. De bedrijfsauto is puur bedoeld om het werk te kunnen uitvoeren. De uitzendkracht mag de auto niet voor privé gebruiken. Mocht de uitzendkracht toch de bedrijfsauto voor privé gebruiken, dan zijn alle voortvloeiende verantwoordelijkheden en risico’s voor rekening van de uitzendkracht. Denk hierbij aan de bijtelling, opgelopen bekeuringen, ongelukken schades en alle onvoorziene zaken. [Eiseres] is op geen enkele wijze verantwoordelijk voor bovengenoemde zaken buiten werktijd.”
3. Op 1 oktober 2014 is verweerder bij eiseres een boekenonderzoek gestart naar de juistheid van de aangiften loonheffingen over de tijdvakken 2011, 2012 en 2013. Op grond van de bevindingen ten aanzien van de ter beschikking gestelde auto’s is het onderzoek voor de loonheffingen op dit punt uitgebreid naar het tijdvak 2014. Tevens heeft verweerder op grond van de bevindingen ten aanzien van de ter beschikking gestelde auto’s de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken 2011 tot en met 2014 in het onderzoek betrokken.
4. Met dagtekening 18 november 2015 heeft verweerder een concept van het controlerapport aan eiseres verstuurd. In het begeleidend schrijven is onder meer het volgende opgenomen:
“Vergrijpboete
Deze rapportage fungeert tevens als een kennisgeving ingevolge artikel 5:48 en 5:53 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat [eiseres] middels deze rapportage op de hoogte wordt gebracht van de hoogte van de voorgenomen vergrijpboeten en de gronden waarop deze zijn gebaseerd. [Eiseres] wordt in de gelegenheid gesteld om binnen 2 weken na dagtekening van deze kennisgeving de gronden waarop mijn voornemen tot het opleggen van de vergrijpboeten berust, gemotiveerd te betwisten.”
5. Met dagtekening 10 december 2015 heeft verweerder een afschrift van het definitieve rapport aan eiseres verstuurd. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
Aansluiting loonadministratie en financiële administratie
Uit de bij aanvang van het boekenonderzoek overgelegde administratie blijkt dat de uitbetaalde nettolonen volgens de loonadministratie van het jaar 2013 niet aansluiten bij de volgens de grootboekadministratie uitbetaalde lonen. (…)
Bij de laatste bespreking geeft de adviseur desgevraagd aan dat [eiseres] geen nadere verklaring heeft voor de betaalde bedragen en dat deze als uitbetaald loon moeten worden aangemerkt. Nu het in alle gevallen betalingen betreffen aan natuurlijke personen dienen de betreffende bedragen, in totaal: € 5.868,- + € 6.782,- = € 12.650, in de loonheffing te worden betrokken.
(…)
Geldboetes (…)De verkeersboetes zijn door [eiseres] slechts in een enkel geval verrekend met het netto loon van werknemers. Zo heeft [B.V. Y] , in het jaar 2013, als kentekenhouder, een bedrag van € 7.638,- betaald aan verkeersboetes voor auto’s die ter beschikking zijn gesteld aan werknemers van [eiseres]. Hiervan is in totaal € 326,- verrekend met het netto loon. Per saldo dient in 2013 een bedrag van € 6.972,- nog tot het loon gerekend te worden. Ook voor de overige jaren dient deze correctie gemaakt te worden. (…)
8. Privégebruik auto
(…)Beoordeling
(…) In de jaren 2011 tot en met 2014 zijn er meerdere auto’s binnen de entiteit ( [B.V. Y] is de kentekenhouder) welke aan werknemers van [eiseres] ter beschikking worden gesteld. In bijlage 1 is een specificatie opgenomen van de over deze jaren ter beschikking gestelde auto’s.
[Eiseres] heeft de regeling privégebruik auto in de jaren 2011 tot en met 2014 op diverse manieren toegepast. Over het algemeen worden bestelauto’s aan de werknemer ter beschikking gesteld. De werkwijze is in alle jaren als volgt aldus [persoon 5] .
De bestelauto worden aan steeds verschillende werknemers ter beschikking gesteld afhankelijk van de locatie van het project en de samenstelling van de werkploeg. De betreffende chauffeur rijdt van zijn woon/verblijfplaats naar de werklocatie en haalt onderweg collega’s op. De chauffeur neemt de bestelauto na afloop van het werk mee naar huis. [persoon 5] stelt dat de chauffeurs onderling wel eens wisselen van bestelauto zonder zijn medeweten. Uit de in latere jaren bijgehouden rittenstaten (zie hierna) blijkt dat in de regel per project vaste werknemers chauffeur zijn.
Over de jaren 2011 tot en met 2014 wordt door [eiseres] geen bijtelling toegepast voor het privégebruik auto.
Van de meeste auto’s, op één na, heeft [eiseres] rittenstaten kunnen overleggen.
Uit de beoordeling van de rittenstaten van acht auto’s, mede aan de hand van de ons ter beschikking staande gegevens van derden, blijkt dat er bij zes auto’s gebreken in de rittenstaten worden geconstateerd:
- Diverse ritten, met name in het weekend, komen niet voor in de rittenregistraties, voorbeelden: signalering van de auto bij de grensplaats [plaats] , richting [buitenland] en signalering van de auto op de parkeerplaats van [plek] te [plaats] tijdens een evenement;
- Diverse rittenstaten sluiten niet aan voor wat betreft begin- en eindstand van de kilometerstanden.
[persoon 5] heeft desgevraagd geen verklaring voor het bovenstaande geconstateerde. Verder wordt opgemerkt dat veel rittenstaten eenzelfde handschrift vertonen. [persoon 5] geeft als verklaring dat de rittenstaten in een aantal gevallen op kantoor door de administratief medewerker worden ingevuld. De eventueel door de chauffeurs gemaakte vastleggingen zijn daarbij niet bewaard gebleven.
Vastleggingen in overige administratie zoals agenda’s, roosters of planningen met betrekking tot de ritten en chauffeurs zijn niet aangetroffen.
Vastleggingen inzake enige controle van de ritten door inhoudingsplichtige zijn niet aangetroffen.
Van één auto, kenteken [kentekennummer] , is in het geheel geen rittenregistratie aangetroffen. De auto zou in 2013 aan een onderaannemer in bruikleen zijn gegeven. De onderaannemer is in het jaar niet doorlopend werkzaam geweest voor [B.V. Y] , er is geen periode of project afgesproken en er zijn geen kosten in rekening gebracht aan de onderaannemer. Gezien het voorgaande is het niet uit te sluiten dat de eigen werknemers gebruik hebben gemaakt van de auto.
[Eiseres] heeft het privégebruik van de auto verboden. Het verbod is opgenomen in de uitzendovereenkomst, maar er is geen passende sanctie afgesproken. Er is slechts vastgelegd dat de werknemer bij privégebruik het risico loopt dat er wordt bijgeteld en bekeuringen en schades voor zijn rekening zijn. Ook blijkt niet dat inhoudingsplichtige controle op het verbod heeft uitgevoerd. Vastleggingen hiervan ontbreken.
Vanaf het jaar 2014 past [eiseres] de eindheffingsregeling van € 300,- per auto toe omdat er sprake zou zijn van doorlopend afwisselend gebruik. [Eiseres] heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van doorlopend afwisselend gebruik en het bezwaarlijk is vast te stellen aan wie de bestelauto ter beschikking is gesteld. De eindheffingsregeling is ten onrechte toegepast.
(…)
Tenslotte geeft [persoon 5] aan dat de busjes niet privé gebruikt kunnen worden omdat er gereedschap en materiaal in de laadruimte ligt en de auto’s vuil zijn.
(…)
Vergrijpboete loonheffingen
Over de correcties worden op grond van artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en op hoofdstuk IV van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (hierna: BBBB) vergrijpboetes opgelegd. (…)
Nettoloonbetalingen
(…) Inhoudingsplichtige exploiteert al een aantal jaren een uitzendbureau, in ieder geval vanaf het jaar 2005, waarbij hij een loonadministratie voert en periodiek aangiften loonheffingen indient. Het is hem dus bekend dat over de buiten de loonadministratie betaalde bedragen aan werknemers geen loonheffingen worden ingehouden, aangegeven en afgedragen.
Inhoudingsplichtige had redelijkerwijs moeten of kunnen begrijpen dat door haar gedrag te weinig belasting zou worden geheven of betaald. Ik ben daarom van mening dat er (door een geval van) grove schuld te weinig loonheffing is aangegeven en afgedragen. De boete die ik voornemens ben op te leggen, bedraagt op basis van de AWR en het BBBB 25% van de ter zake van deze correctie verschuldigde loonheffing.