Rechtbank Den Haag, 19-06-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:9041, AWB - 17 _ 7314
Rechtbank Den Haag, 19-06-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:9041, AWB - 17 _ 7314
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 19 juni 2018
- Datum publicatie
- 10 augustus 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2018:9041
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 7314
Inhoudsindicatie
Schenking van aandelen in concernvennootschap aan werknemer en statutair bestuurder van eiseres is terecht als loon uit dienstbetrekking in aanmerking genomen.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/7314
(gemachtigden: drs. H.T.M. Herman-Droog en drs. A.H. M. Vredenbregt),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [plaats], verweerder.
Procesverloop
Op 10 mei 2017 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de door haar over de maand februari 2017 afgedragen loonheffingen.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 september 2017 het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2018.
Namens eiseres zijn verschenen haar gemachtigden en [persoon 1] ([persoon 1]). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 2] en
[persoon 3].
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres drijft een handelsonderneming gericht op de import en verkoop van klei- en gesteentemineralen en kleurstoffen. Eiseres is enig aandeelhouder in de naar Frans recht opgerichte vennootschap [vennootschap] (de dochtervennootschap).
2. [persoon 1], geboren op [geboortedatum] 1942, was tot en met 2009 directeur en enig aandeelhouder van eiseres. [persoon 1] heeft geen kinderen.
3. [persoon 4] ([persoon 4], geboren op [geboortedatum] 1957, is vanaf 1 oktober 1998 in loondienst bij eiseres. Vanaf 19 januari 2009 is hij statutair bestuurder van eiseres tegen een salaris van € 6.550 bruto per maand. Van [persoon 4] is geen familie van [persoon 1].
4. [persoon 5] ([persoon 5]), geboren op [geboortedatum] 1963, heeft de Franse nationaliteit. [persoon 5] was directeur en bestuurder van eiseres. [persoon 5] was tevens directeur van de dochtervennootschap. [persoon 5] is geen familie van [persoon 1].
5. Van [persoon 4] en [persoon 5] waren de beoogde bedrijfsopvolgers van [persoon 1].
6. Naar aanleiding van een verzoek van de voormalige gemachtigde van eiseres heeft verweerder bij brief van 9 februari 2010 het standpunt ingenomen dat, gelet op de door eiseres aangevoerde feiten en omstandigheden, een schenking van aandelen in eiseres aan Van [persoon 4] loon uit dienstbetrekking vormt en dat bij een dergelijke schenking aan [persoon 5] geen sprake is van loon uit dienstbetrekking, omdat tussen [persoon 1] en [persoon 5] een vader-zoon relatie was gegroeid.
7. In het kader van de voorgenomen bedrijfsopvolging door [persoon 4] en [persoon 5] heeft er een herstructurering plaatsgevonden, waarbij (indirect) één derde deel van de aandelen in eiseres aan [persoon 4] en [persoon 5] zijn overgedragen tegen de waarde in het economische verkeer. Na de herstructurering en vóór de hierna onder 9 genoemde schenking was [B.V. 1] enig aandeelhouder in eiseres. [persoon 1] was via zijn [B.V. 2] voor 66,67% middellijk aandeelhouder in [B.V. 1] Van [persoon 4] en [persoon 5] waren via hun [B.V. 2] voor respectievelijk 22,22% ([persoon 4] en 11,11% ([persoon 5]) middellijk aandeelhouder in [B.V. 1]
8. [persoon 5] heeft in verband met een beroerte vanaf juni 2016 geen werkzaamheden meer voor eiseres en de dochtervennootschap kunnen verrichten. [B.V. 1] heeft vervolgens in februari 2018 de door [persoon 5] gehouden aandelen in [B.V. 1] ingekocht.
9. Op 13 februari 2017 schenkt [persoon 1] twaalf aandelen in [B.V. 2] aan Van [persoon 4] tegen een waarde van € 100. De schenking is in de aangifte loonheffingen van eiseres over het tijdvak februari 2017 verloond.
Geschil 10. In geschil is of de hiervoor onder 9 genoemde schenking terecht als loon uit dienstbetrekking in aanmerking is genomen.
Beoordeling van het geschil
11. Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet) behoort tot het loon al hetgeen uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrekking wordt genoten. Voormeld loonbegrip dient ruim te worden opgevat. Vereist is in ieder geval dat er een verband bestaat tussen het bestanddeel en de dienstbetrekking.
12. Op verweerder rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat de onderhavige schenking terecht als loon uit dienstbetrekking in aanmerking is genomen. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder daarin geslaagd. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat Van [persoon 4] sinds eind jaren ’90 bij eiseres werkzaam is en daar in ongeveer tien jaar tijd is opgeklommen tot statutair bestuurder van eiseres en dat [persoon 4] ten tijde van de onderhavige schenking al acht jaar in de functie van bestuurder bij eiseres werkzaam was. De rechtbank acht in het licht van voormelde feiten dan ook aannemelijk dat, naar verweerder heeft gesteld, [persoon 4] de meest geschikte werknemer van eiseres was om [persoon 1] op te volgen. Gelet hierop, in samenhang bezien met de beoogde bedrijfsopvolging door [persoon 4], heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat de onderhavige schenking aan [persoon 4] haar grond vindt in de door hem in de uitoefening van zijn dienstbetrekking bij eiseres geleverde arbeidsprestaties en dat hij daarmee ook voor de toekomst voor wat betreft zijn functie als bestuurder aan de onderneming van eiseres wordt gebonden. Eiseres heeft, met hetgeen zij heeft aangevoerd, niet aannemelijk gemaakt dat tussen [persoon 1] en [persoon 4] zodanige persoonlijke betrekkingen bestonden dat aannemelijk kan worden geacht dat de onderhavige schenking overwegend berustte op sympathie van [persoon 1] jegens [persoon 4]. De enkele stelling dat [persoon 1] en [persoon 4] elkaar ook buiten het werk om zien, dat ook hun echtgenoten goed met elkaar overweg kunnen en dat de echtparen elkaar over en weer betrekken bij bijzondere gebeurtenissen in de familiesfeer, zoals verjaardagen en bruiloften, is daarvoor onvoldoende. Ook de enkele stelling van eiseres ter zitting dat de relatie tussen [persoon 1] en [persoon 4] zich na de brief van verweerder van 9 februari 2010 betreffende de standpuntbepaling van verweerder zoals hiervoor onder 6 vermeld verder heeft ontwikkeld en dat na het wegvallen van [persoon 5] de relatie in de persoonlijke sfeer behoorlijk is verdiept, kan aan voormeld oordeel niet afdoen, nu eiseres deze stelling onvoldoende heeft geconcretiseerd en onderbouwd.
14. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder terecht het uit de schenking genoten voordeel als loon uit dienstbetrekking in aanmerking genomen. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E. Schotte, voorzitter, en mr. T.A. de Hek en
mr. drs. L.M. Brouwer-Harten, leden, in aanwezigheid van mr. U.A. Salomons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: