Rechtbank Den Haag, 19-12-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:13496, AWB - 19 _ 5256
Rechtbank Den Haag, 19-12-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:13496, AWB - 19 _ 5256
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 19 december 2019
- Datum publicatie
- 28 februari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2019:13496
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2020:1231, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 19 _ 5256
Inhoudsindicatie
Eiser is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hij aan het urencriterium heeft voldaan. Hij heeft geen urenregistratie overgelegd van de gewerkte uren in zijn onderneming dan wel de door hem gewerkte uren niet op andere wijze onderbouwd. Verweerder heeft daarom terecht de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek gecorrigeerd
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 19/5256
(gemachtigde: H.M. Monte),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.826. Tevens is belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 augustus 2019 de aanslag IB/PVV verminderd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
[A] en [B].
Overwegingen
Feiten
1. Eiser is in 2016 gestart met zijn onderneming en heeft die op 13 januari 2016 bij de Kamer van koophandel ingeschreven onder de naam ‘[NAAM]’. Op
13 juni 2017 is de onderneming gestaakt.
2. De onderneming hield zich volgens de inschrijving bezig met reparatie van communicatieapparatuur en handel via internet in consumentenelektronica.
3. Eiser heeft voor het jaar 2016 een aangifte IB/PVV ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.879. Daarbij heeft eiser een verlies uit onderneming aangegeven en zelfstandigenaftrek, startersaftrek en MKB-winstvrijstelling in aanmerking genomen. Verweerder heeft bij de aanslagregeling toepassing van de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek en de MKB-winstvrijstelling geweigerd en het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 25.826.
4. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.966. Hierbij heeft verweerder zich nader op het standpunt gesteld dat moet worden uitgegaan van een bron van inkomen en heeft hij de MKB-winstvrijstelling toegepast.
Geschil
5. In geschil is of eiser recht heeft op de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek en meer specifiek of eiser heeft voldaan aan het urencriterium. Niet in geschil is dat eiser in het onderhavige jaar als ondernemer is aan te merken.
6. Eiser stelt dat hij recht heeft op de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek, omdat hij ondernemer was, maar door omstandigheden zijn onderneming heeft moeten beëindigen. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat hij vanaf de oprichting van zijn onderneming voldoende zakelijke uren aan zijn onderneming heeft besteed om te voldoen aan het urencriterium.
7. Verweerder stelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij heeft voldaan aan het urencriterium zoals bedoeld in artikel 3.6 van de Wet IB 2001. Dit heeft tot gevolg dat eiser geen recht heeft op de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek.
Beoordeling van het geschil
8. Artikel 3.76 van de Wet IB 2001 bepaalt dat de zelfstandigen- en startersaftrek geldt voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, van de Wet IB 2001, wordt aan het urencriterium voldaan indien gedurende het kalenderjaar ten minste 1.225 uren worden besteed aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet. Niet in geschil is dat eiser in ten minste één van de vijf voorafgaande jaren geen ondernemer was, zodat het zogenoemde grotendeels-criterium van artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet IB 2001 niet op eiser van toepassing is.
9. De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast dat aan het urencriterium is voldaan rust op eiser. Eiser heeft echter geen urenregistratie overgelegd van de gewerkte uren in zijn onderneming. Ook heeft hij de door hem gewerkte uren niet op andere wijze onderbouwd. Daarbij komt dat eiser in 2016 in dienstbetrekking werkzaam was en met zijn onderneming slechts € 500 omzet heeft gemaakt. Gelet op het voorgaande is eiser er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hij aan het urencriterium heeft voldaan. Verweerder heeft daarom terecht de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek gecorrigeerd. Gelet hierop zal het beroep ongegrond worden verklaard.
10. Eiser heeft geen afzonderlijke gronden ingediend tegen de berekening van de belastingrente. Niet gebleken is dat de belastingrente tot een te hoog bedrag is berekend.
Proceskosten
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. de Hek, rechter, in aanwezigheid van
mr. H. J. Habetian, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
19 december 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: