Rechtbank Den Haag, 16-01-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:4, C-09-533622-HA ZA 17-596
Rechtbank Den Haag, 16-01-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:4, C-09-533622-HA ZA 17-596
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 16 januari 2019
- Datum publicatie
- 16 januari 2019
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2019:4
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2020:891
- Zaaknummer
- C-09-533622-HA ZA 17-596
Inhoudsindicatie
Erfrecht: ondanks dat volgorde van overlijden van man en vrouw die tijdens hun huwelijksreis zijn overleden vast te stellen valt, dient op grond van artikel 6:2, tweede lid, BW bij de erfrechtelijke afwikkeling te worden uitgegaan van gelijktijdig overlijden.
Uitspraak
vonnis
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/533622 / HA ZA 17-596
Vonnis van 16 januari 2019
in de zaak van
[eiseres] , te [plaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. E.W. Bosch te Honselersdijk,
tegen
1 [gedaagde A] , te [plaats 2] ,
advocaat voorheen mr. M.E. Kreber te Amsterdam,
2. [de curator], te [plaats 3] , in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van de heer [gedaagde A] ,
niet verschenen,
3. [gedaagde B], te [plaats 2] ,
advocaat voorheen mr. M.E. Kreber te Amsterdam,
4. [gedaagde C], te [plaats 2] ,
advocaat voorheen mr. M.E. Kreber te Amsterdam,
5. [gedaagde D], te [plaats 1] ,
niet verschenen na in het geding te zijn opgeroepen ex artikel 118 Rv,
6. [gedaagde E], te [plaats 1] , zowel pro se als in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,
te [plaats 1] ,
niet verschenen na in het geding te zijn opgeroepen ex artikel 118 Rv,
7. [gedaagde F], te [plaats 1] , in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,
niet verschenen na in het geding te zijn opgeroepen ex artikel 118 Rv,
8. [gedaagde G], te [plaats 4] ,
niet verschenen na in het geding te zijn opgeroepen ex artikel 118 Rv,
9. [gedaagde H], zonder bekende woon- of verblijfplaats,
niet verschenen na in het geding te zijn opgeroepen ex artikel 118 Rv,
10. [gedaagde I], zonder bekende woon- of verblijfplaats,
niet verschenen na in het geding te zijn opgeroepen ex artikel 118 Rv,
gedaagden.
Eisende partij zal hierna [eiseres] worden genoemd. Gedaagden onder 1, 3 en 4 zullen hierna [gedaagde A c.s.] worden genoemd, gedaagden onder 1, 3, 4 en 8 tot en met 10 de ouders en (half)broers en halfzus van [X] en gedaagden onder 5, 6 en 7 [gedaagde D c.s.]
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
het vonnis in incident van 8 augustus 2018 en de daarin genoemde stukken;
- -
-
het herstelvonnis in incident van 22 augustus 2018.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2 De feiten
Op 12 juni 2016 zijn overleden te [plaats overlijden] (Dominicaanse Republiek) mevrouw [X] , geboren op [geboortedatum 1] (hierna: [X] ) en de heer [Y] , geboren op [geboortedatum 2] (hierna: [Y] ).
[eiseres] is de moeder van [Y] . [gedaagde E] (gedaagde onder 5) en [gedaagde D] (gedaagde onder 6) zijn respectievelijk de vader en broer van [Y] . [minderjarige 1 en 2] zijn de zonen van [gedaagde E] en halfbroertjes van [Y] . [gedaagde F] (gedaagde onder 7) is de moeder van [minderjarige 1 en 2] .
De overige partijen zijn familie aan de kant van [X] . [gedaagde A] (gedaagde onder 1) en [gedaagde B] (gedaagde onder 3) zijn respectievelijk haar vader en moeder. [gedaagde C] (roepnaam [C] ) (gedaagde onder 4) is haar broer, [gedaagde G] (gedaagde onder 8) en [gedaagde H] (gedaagde onder 9) zijn haar halfbroers en [gedaagde I] (gedaagde onder 10) is haar halfzus. Met haar halfbroers en halfzus had [X] gedurende haar leven weinig tot geen contact.
[Y] en [X] hebben elkaar leren kennen in een restaurant te [woonplaats] , waar zij beiden werkten. Na enige tijd zijn zij gaan samenwonen in [woonplaats] . Vervolgens hebben zij een woning gekocht in [woonplaats] , aan de [adres] .
Op enig moment gedurende hun relatie zijn zij een geregistreerd partnerschap aangegaan. Op [datum huwelijk] zijn zij in [woonplaats] getrouwd, zonder het opmaken van huwelijkse voorwaarden. Een dag na het huwelijk zijn zij op huwelijksreis vertrokken naar de Dominicaanse Republiek.
Op [datum] hebben [Y] en [X] overdag een excursie gemaakt naar het eiland Saona. Bij terugkomst in het hotel hebben zij in de avond in het restaurant van het hotel gegeten, waarna zij naar hun hotelkamer zijn gegaan. Vanuit hun hotelkamer hebben zij rond 23.00 uur de receptie gebeld en verteld dat zij zich beiden onwel voelden. Gedurende de nacht is hun conditie verslechterd. Dit heeft ertoe geleid dat zij de volgende ochtend vanuit het hotel zijn vervoerd naar het ziekenhuis. Aldaar zijn zij overleden.
[gedaagde B] was in het vakantiedossier van partijen als contactpersoon opgenomen. Zij is eerst vanuit de Dominicaanse Republiek gebeld met de mededeling dat [X] was overleden. Daarna is zij opnieuw gebeld en is haar verteld dat [Y] was overleden.
Van het overlijden zijn te Santo Domingo officiële overlijdensakten opgemaakt.
In de Spaanstalige akte met betrekking tot [X] is opgenomen dat [X] op 12 juni 2016 om 12:12 uur is overleden in de Clinica Canela I in [plaats overlijden] . Als oorzaak van overlijden is (vertaald) opgenomen: “Respiratoire insufficiëntie, shocklongen, acute intoxicatie door onbekende stof (schouwing) ” .
In de Spaanstalige akte met betrekking tot [Y] is opgenomen dat [Y] op 12 juni 2016 om 12:35 uur is overleden in de Clinica Canela I in [plaats overlijden] . Als oorzaak van overlijden is (vertaald) eveneens opgenomen: “Respiratoire insufficiëntie, shocklongen, acute intoxicatie door onbekende stof (schouwing) ” .
[Y] noch [X] hebben bij testament over hun nalatenschap beschikt. Tot de, inmiddels ontbonden, huwelijksgoederengemeenschap van [Y] en [X] , behoort in ieder geval de echtelijke woning aan de [adres] , met een WOZ waarde van € 224.000. De in verband met de aankoop van de woning afgesloten hypothecaire lening is deels afgelost met een uitkering uit een door [Y] en [X] afgesloten levensverzekering. De hypothecaire lening bedraagt thans nog € 26.214,81.
Inclusief spaargelden en rekening houdende met diverse schulden onder meer als gevolg van huwelijk en overlijden, bedraagt de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap ongeveer € 200.000. Dit bedrag kan verder oplopen als de woning wordt verkocht voor een hoger bedrag dan de WOZ-waarde, hetgeen niet onwaarschijnlijk is.
Bij beschikking van 7 februari 2018 heeft het gerechtshof Den Haag mevrouw [de vereffenaar] , notaris te [plaats 5] , benoemd tot vereffenaar in de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap en in de nalatenschap van [Y] , respectievelijk [X] (hierna de vereffenaar). In de beschikking van het gerechtshof is onder meer de volgende passage opgenomen:
“Door onvoorziene en fatale omstandigheden zijn [Y] en [X] tijdens hun huwelijksreis op 12 juni 2016 beide(n) overleden. De volgorde van overlijden is als het ware te bestempelen als de aanwijzing van een lot. De tijdspanne tussen het overlijden van de ene echtgenoot en de andere echtgenoot is dermate kort dat de vraag kan worden gesteld of onverkorte aansluiting bij het wettelijk erfrecht in deze passend is.”