Rechtbank Den Haag, 12-09-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:9788, AWB - 19 _ 124
Rechtbank Den Haag, 12-09-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:9788, AWB - 19 _ 124
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 12 september 2019
- Datum publicatie
- 17 september 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2019:9788
- Zaaknummer
- AWB - 19 _ 124
Inhoudsindicatie
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2017 en meer specifiek tegen de box 3-heffing. Verweerder heeft het bezwaar gesplitst in een bezwaar dat meegenomen is in de procedure massaal bezwaar en in een bezwaar dat zich richtte op de individuele buitensporige last. Eiser heeft in beroep, betreffende de uitspraak op bezwaar waarin de individuele buitensporige last aan de orde kwam, aangegeven dat hij hiertegen geen bezwaar had gemaakt en ook niet heeft willen maken. Het beroep van eiser is vanwege het ontbreken van gronden niet-ontvankelijk verklaard.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 19/124
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd (IB/PVV).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 december 2018 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2019.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] , [B] en mr. [C] .
Overwegingen
1. Eiser en zijn echtgenote hebben aangifte IB/PVV voor het jaar 2017 gedaan naar onder meer een gezamenlijke rendementsgrondslag voor het inkomen uit sparen en beleggen (box 3) van € 2.629.276, bestaande uit bezittingen ter waarde van € 2.679.276 min het gezamenlijke heffingvrije vermogen van € 50.000. De helft daarvan (€ 1.314.638) is bij eiser in aanmerking genomen, de andere helft bij zijn echtgenote.
2. Aan eiser is voor het jaar 2017 een aanslag IB/PVV opgelegd naar (onder meer) een belastbaar inkomen uit box 3 van € 61.861. De box 3-heffing daarover is berekend op € 18.558.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Uit het bezwaarschrift heeft verweerder gemeend te kunnen afleiden dat eiser stelt dat de box 3-heffing in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (artikel 1 EP) en dat gelet op zijn persoonlijke omstandigheden sprake is van een ‘buitensporige zware last’.
4. Naar aanleiding van dit bezwaar heeft verweerder eiser verzocht aan te geven of hij zijn bezwaar ten aanzien van de grond betrekking hebbende op de individuele buitensporige last wil aanvullen of intrekken. Eiser heeft in zijn reactie hierop aangegeven dat hij zijn bezwaar wilde aanvullen en dat hij aanhouding wilde van zijn individuele bezwaar tot de procedure massaal bezwaar was afgerond.
5. Verweerder heeft vervolgens het bezwaar van eiser gesplitst in twee bezwaren. Het bezwaar dat betrekking heeft op de beantwoording van de rechtsvraag in de procedure massaal bezwaar, heeft verweerder meegenomen in de procedure massaal bezwaar. Het andere bezwaar betreffende ‘de individuele buitensporige last’ heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard. Tegen deze ongegrondverklaring is eiser in beroep gekomen.
Geschil 6. In geschil is of verweerder het bezwaar van eiser ook heeft mogen aanmerken als een bezwaar inhoudende dat de vermogensrendementsheffing een individuele buitensporige last vormt voor eiser.
7. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte zijn bezwaar heeft aangemerkt als een beroep op de individuele buitensporige last en dat hierop dus ten onrechte in de uitspraak op bezwaar is beslist.
8. Verweerder voert aan dat uit het bezwaarschrift van eiser op te maken was dat hij aanvoert dat er in zijn geval sprake is van een individuele en buitensporige last.
Beoordeling van het geschil
9. De relevante regelgeving en toelichting daarop omtrent de procedure massaal bezwaar voor het jaar 2017 luidt als volgt.
10. In de ‘Aanwijzing bezwaarschriften tegen definitieve aanslagen inkomstenbelasting 2017 als massaal bezwaar’ (Besluit van 7 juli 2018, nr. 2018-12775, hierna: het Aanwijzingsbesluit) is onder meer opgenomen:
“ 2. Aanwijzing als massaal bezwaar
Als massaal bezwaar in de zin van artikel 25c AWR wijs ik aan bezwaarschriften tegen de definitieve aanslagen inkomstenbelasting 2017:
– waarop ten tijde van de dagtekening van dit besluit nog geen uitspraak is gedaan of die tijdig worden ingediend tot en met de dag voorafgaande aan de dag waarop de in artikel 25e AWR bedoelde collectieve uitspraak wordt gedaan; en
– die de volgende rechtsvraag bevatten:
Is de vermogensrendementsheffing in het belastingjaar 2017, uitgaande van de forfaitaire elementen van het stelsel, in onderlinge samenhang en met inachtneming van het heffingvrije vermogen en het belastingtarief van 30%, op regelniveau in strijd met: