Home

Rechtbank Den Haag, 11-12-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:14534, AWB - 20 _ 5563

Rechtbank Den Haag, 11-12-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:14534, AWB - 20 _ 5563

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
11 december 2020
Datum publicatie
1 april 2021
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2020:14534
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5563

Inhoudsindicatie

Eiser komt gedurende zijn gehele plaatsingsduur in aanmerking voor plaatsing op een functie waaraan een hogere rang is verbonden. Dit neemt niet weg dat eiser moet voldoen aan de ervaringseis als bedoeld in artikel 19 van het AMAR.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 20/5563

(gemachtigde: mr. C.M.A. Mertens),

en

(gemachtigde: kapitein mr. F.H. Eleveld).

Procesverloop

Bij e-mail van 1 mei 2020 heeft een P&O-adviseur Staf OTC & Sector Kennis, eiser laten weten dat haar is verteld dat eiser niet zou worden meegenomen in de selectieprocedure vanwege het niet voldoen aan de selectiecriteria.

Bij e-mail van 3 juni 2020 heeft de Commandant Koninklijke Marechaussee medegedeeld dat de functie van examensamensteller niet aan eiser is toegewezen.

Bij besluit van 20 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder geconcludeerd dat eiser niet kon worden meegenomen in de selectie voor de geambieerde functie.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via een videoverbinding op 2 december 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook is [A] verschenen namens verweerder.

Overwegingen

1. Eiser is sinds 1981 werkzaam bij Koninklijke Marechaussee. Hij heeft op 14 april 2020 gesolliciteerd naar de functie van examensamensteller. 2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder toegelicht dat in het functietoewijzingsproces door middel van een selectieprocedure de meest geschikte functionaris werd gezocht. Voordat kon worden overgegaan tot een definitieve selectieprocedure vindt door zorg van P&O de (administratieve) voorselectie plaats. In deze voorselectie is eiser afgevallen omdat hij niet aan de ervaringsrichtlijnen voor de functie voldeed.

Verder heeft verweerder vermeld dat in de vacaturetekst was opgenomen dat de kandidaat, om in aanmerking te komen voor de functie, één volledige arbeidsduur in de rang van adjudant-onderofficier moet hebben voltooid. Op de peildatum van de geambieerde functie, 1 mei 2020, bekleedde eiser één maand een functie in de rang van adjudant-onderofficier. Hiermee voldeed eiser niet aan de gestelde ervaringseisen.

Het betoog van eiser

3. Eiser betoogt dat het niet aan de afdeling P&O is om te bepalen of zijn sollicitatie kans van slagen heeft. Dat is aan de Adviescommissie Functietoewijzing (ACF). Eiser heeft vernomen dat de voorzitter van de ACF hem graag had uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek gelet op zijn ervaring van 39 jaren binnen de Koninklijke Marechaussee en zijn profiel.

4. Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage bij de uitspraak die onderdeel uitmaakt van de uitspraak.

Het oordeel van de rechtbank

5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van eisers sollicitatie heroverwogen. Voor zover eiser heeft willen betogen dat hij door een onbevoegde ambtenaar is afgewezen, is dat bevoegdheidsgebrek hersteld bij het bestreden besluit.

6. De rechtbank ziet ook verder geen aanleiding om te oordelen dat het bestreden besluit in strijd met het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) is genomen. Gelet op artikel 17, achtste lid, van het AMAR komt eiser gedurende zijn gehele plaatsingsduur in aanmerking voor plaatsing op een functie waaraan een hogere rang is verbonden. Dit neemt niet weg dat eiser moet voldoen aan de ervaringseis als bedoeld in artikel 19 van het AMAR om voor de door hem geambieerde functie in aanmerking te komen. In de vacaturetekst staat, voor zover van belang, dat belangstellenden op de peildatum een volledige functieduur in de rang van adjudant-onderofficier moesten hebben voltooid. Niet in geschil is dat eiser hieraan niet voldeed. De rechtbank ziet dan ook geen reden om te oordelen dat verweerder niet in redelijkheid tot een afwijzing van eisers sollicitatie heeft kunnen komen. Dat eiser vindt dat hij kennis-inhoudelijk over de vereiste ervaring beschikt, kan niet wegnemen dat verweerder voor de geschiktheid om een officiersfunctie te mogen vervullen grote betekenis mag toekennen aan het voltooid hebben van een volledige functieduur in de rang van adjudant-onderofficier en de daaraan gekoppelde competenties en verantwoordelijkheden.Het AMAR bevat geen bepalingen waaruit kan worden afgeleid dat de ACF moest beoordelen of eiser aan de ervaringseis voldeed. De stelling dat de voorzitter van de ACF een gesprek met eiser had willen voeren heeft eiser niet met stukken onderbouwd, zodat deze stelling reeds daarom niet leidt tot het daarmee beoogde doel.

7. Het beroep is ongegrond.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.W.J. Sloots, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 december 2020.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel