Rechtbank Den Haag, 27-05-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:4739, AWB - 19 _ 7519
Rechtbank Den Haag, 27-05-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:4739, AWB - 19 _ 7519
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 27 mei 2020
- Datum publicatie
- 18 september 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2020:4739
- Zaaknummer
- AWB - 19 _ 7519
Inhoudsindicatie
Eiseres heeft met haar gehandicapten parkeerkaart geparkeerd op een parkeerlocatie waar ter plaatse een betaald parkeren regime geldt. Die locatie was niet aangewezen als algemene invalidenparkeerplaats, zodat de vrijstelling van artikel 4b niet van toepassing was. Eiseres was daarom ter zake van dat parkeren parkeerbelasting verschuldigd. Nu zij die niet heeft voldaan was verweerder gerechtigd de verschuldigde belasting na te heffen.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 19/7519
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 november 2019 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Overwegingen
Feiten
1. Op 25 september 2019 om 17:19 uur stond de auto van eiseres geparkeerd op een parkeerplaats aan de [straat] te [plaats] . Deze locatie is door burgemeester en wethouders van deze gemeente aangewezen als een parkeerplaats voor betaald parkeren.
Tijdens een controle op voormelde datum en voormeld tijdstip is geconstateerd dat de verschuldigde parkeerbelasting niet was betaald. Naar aanleiding daarvan is aan eiseres een naheffingsaanslag ten bedrage van € 65,50 opgelegd, bestaande uit € 4,50 aan parkeerbelasting en € 61 aan kosten van de naheffingsaanslag.
Geschil 2. Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
Eiseres stelt dat je met een gehandicapten parkeerkaart bent ontheven van parkeerbelasting als je op een gehandicapten parkeerplaats staat. Als deze is bezet of het is te ver lopen naar het adres waar je moet zijn dan moet je wel parkeerbelasting betalen, ook als je zoals eiseres de kaart goed zichtbaar in de auto hebt neergelegd. Eiseres stelt zich op het standpunt dat dit rechtsongelijkheid is.
Beoordeling van het geschil
3. In de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen van de gemeente Den Haag (Verordening parkeerbelastingen 2008), zoals geldig per 1 januari 2019, is in artikel 4b de volgende vrijstellingsbepaling opgenomen:
“Vrijstelling gehandicaptenparkeervergunning
Houders van een geldige gehandicaptenparkeerplaats zijn vrijgesteld van het betalen van parkeerbelastingen op een algemene gehandicaptenparkeerplaats mits deze parkeerkaart met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst. (. . .). De vrijstelling geldt niet voor reguliere parkeerapparatuurplaatsen en individuele gehandicaptenparkeerplaatsen op individueel kenteken.”
4. Niet in geschil is dat eiseres heeft geparkeerd op een parkeerlocatie waar ter plaatse een betaald parkeren regime geldt. Die locatie was niet aangewezen als algemene invalidenparkeerplaats, zodat de vrijstelling van artikel 4b niet van toepassing was. Eiseres was daarom ter zake van dat parkeren parkeerbelasting verschuldigd. Nu zij die niet heeft voldaan was verweerder gerechtigd de verschuldigde belasting na te heffen. In zoverre is aan eiseres terecht en overigens ook naar een juist bedrag een naheffingsaanslag opgelegd.
5. Eiseres heeft aangevoerd dat sprake is van rechtsongelijkheid. De rechtbank neemt aan dat eiseres met deze stelling een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel. Voor een succesvol beroep op het gelijkheidsbeginsel is allereerst vereist dat eiseres aannemelijk maakt dat verweerder ten nadele van eiseres gelijke gevallen ongelijk heeft behandeld. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval, eiseres dient immers net als andere (valide of invalide) parkeerders parkeerbelasting te betalen op reguliere parkeerplaatsen.
6. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.