Home

Rechtbank Den Haag, 19-08-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:8196, AWB - 19 _ 6536, 19_6537, 19_6541, 19_6543

Rechtbank Den Haag, 19-08-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:8196, AWB - 19 _ 6536, 19_6537, 19_6541, 19_6543

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
19 augustus 2020
Datum publicatie
4 september 2020
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2020:8196
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6536, 19_6537, 19_6541, 19_6543

Inhoudsindicatie

Eiser en zijn zoon hebben bij het realiseren van het bewuste voordeel gebruik gemaakt van een - speciaal daartoe opgezette - vennootschapsstructuur. De vennootschappen hebben een wezenlijke rol hebben gespeeld in het proces dat ten grondslag ligt aan de verkrijging van het voordeel. Zij zijn daadwerkelijk bij het behalen van het voordeel betrokken en hebben ook enkele voor de realisering van het voordeel noodzakelijke en cruciale activiteiten verricht. Onder deze omstandigheden is sprake van een voordeel dat is opgekomen bij en dat is toegekomen aan de bewuste vennootschappen en niet (indirect) bij/aan eiser in privé. Er is sprake van een voordeel dat is opgekomen in de vennootschapssfeer en daarmee ligt in de vennootschapsbelastingsfeer (en eventueel daaropvolgend in de aanmerkelijk belangsfeer). Dat sluit naar het oordeel van de rechtbank uit dat het voordeel kan worden belast als resultaat uit overige werkzaamheden; dat is dan in strijd met de wetssystematiek. De in dit verband door verweerder toegepaste ROW-correcties moeten dus komen te vervallen. (Beroepen gegrond.)

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 19/6536, SGR 19/6537, SGR 19/6541 en SGR 19/6543

(gemachtigde: mr. A.J.C. Perdaems),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2010 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 589.589 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 14.583. Daarbij is € 35.499 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2011 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 595.305 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 14.090. Daarbij is € 30.803 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2012 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 946.720, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 200.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 61.786. Daarbij is € 16.672 aan belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2013 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 355.851 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 60.262. Daarbij is € 6.107 aan belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 4 september 2019 de belastingaanslagen en rentebeschikkingen gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft verweerschriften ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting in alle zaken nadere stukken ingediend.

Verweerder heeft voorafgaand aan de zitting zijn pleitnota ingediend en aan de wederpartij gezonden.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2020.

Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en mr. M. Coenen, vergezeld door mr. A.J.G.M. Bloomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [A] , mr. [B] en [C] . Ter zitting zijn mede de zaak van eiser met nummer SGR 19/6535 en de zaak van eisers zoon met nummer SGR 19/6539 behandeld.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser was van 2 januari 1992 tot en met 31 december 2005 voorzitter van de Raad van Bestuur van [N.V.] ( [N.V.] ). Van 1 januari 2006 tot en met 18 maart 2013 was eiser lid van de Raad van Commissarissen van [N.V.] .

2. Eisers zoon, [zoon] (de zoon), was van 1 juni 2005 tot 1 januari 2012 lid van de Raad van Bestuur van [N.V.] . Voor 1 juni 2005 was hij directeur van de afdeling [X] van [N.V.] .

3. [Stichting] ( [Stichting] ) is opgericht op 19 december 2005 met eiser als enig bestuurder.

4. [B.V.] ( [B.V.] ) is opgericht op 15 december 2005. Enig aandeelhouder vanaf 28 december 2005 is [Stichting] . Vanaf de oprichting is eiser enig bestuurder van [B.V.] . De certificaten van aandelen [Stichting] zijn in handen van eisers kinderen en/of kleinkinderen. De certificaten van aandelen [Stichting] zijn in december 2005 (herroepelijk) geschonken door eiser aan zijn kinderen en/of kleinkinderen.

5. Op de bankrekening van [B.V.] zijn in de jaren 2006 tot en met 2013 geldbedragen ontvangen van een aantal (vaste) leveranciers van [N.V.] .

6. Verschillende leveranciers van [N.V.] moesten betalen aan [B.V.] alvorens te mogen (blijven) leveren aan [N.V.] . Eiser en de zoon hebben hierbij een rol gespeeld, waarbij zij gebruik hebben gemaakt van hun respectievelijke functies bij [N.V.] , te weten commissaris en bestuurder.

7. In 2013 is het Openbaar Ministerie naar aanleiding van een aangifte van [N.V.] een strafrechtelijk onderzoek begonnen tegen onder meer eiser en de zoon, zijnde voormalig bestuursleden van [N.V.] . In het Proces-verbaal met codenummer 1-AH-008 (Proces-verbaal kick-backstructuur [ [B.V.] ]) is onder meer het volgende opgenomen:

“1. Aanleiding

Beslissing

Rechtsmiddel