Home

Rechtbank Den Haag, 05-10-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:11218, 20_4659 20_4660 20_4661 en 20_4662

Rechtbank Den Haag, 05-10-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:11218, 20_4659 20_4660 20_4661 en 20_4662

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
5 oktober 2021
Datum publicatie
21 oktober 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:11218
Zaaknummer
20_4659 20_4660 20_4661 en 20_4662

Inhoudsindicatie

Bij eiseres nageheven inkomensafhankelijke bijdrage Zvw is voor ieder jaar gebaseerd op het voor dat jaar geldende maximum bijdrage-inkomen. Dit maximum wordt reeds bereikt door de loonkosten zoals die door eiseres zijn opgenomen in haar aangiften Vpb te vermeerderen met de bijtellingen op auto’s. Deze bijtellingen zijn ter zake van een aantal auto’s niet in geschil. Ter zake van een aantal andere auto’s maakt eiseres niet aannemelijk dat zij per jaar voor minder dan 500 kilometer privé zijn gebruikt. Nu eiseres in haar aangiften loonheffingen geen dan wel een zeer beperkt bedrag aan inkomensafhankelijke bijdrage Zvw heeft verantwoord, zijn de naheffingsaanslagen loonheffingen terecht aan eiseres opgelegd. Beroepen ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 20/4659, SGR 20/4660, SGR 20/4661 en SGR 20/4662

(gemachtigde: mr. S.W. van Zijll),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres over de tijdvakken 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013, 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014, 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 en 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd (de naheffingsaanslagen). Daarbij is belastingrente in rekening gebracht (de rentebeschikkingen).

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 september 2019 de naheffingsaanslagen en de rentebeschikkingen gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld bij rechtbank Den Haag. Rechtbank Den Haag heeft het beroep gesplitst in 4 zaaknummers en doorgestuurd naar rechtbank Noord-Holland omdat die rechtbank, gezien de statutaire zetel van eiseres, bevoegd is. Rechtbank Noord-Holland heeft de beroepen uit doelmatigheidsoverwegingen wegens samenhang met beroepen waarvoor rechtbank Den Haag bevoegd is, voor verdere behandeling en beslissing verwezen naar rechtbank Den Haag.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting een reactie op het verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2021.

Namens eiseres is verschenen [A] ( [A] ), bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich voor deze zaken laten vertegenwoordigen door drs. [B] en mr. [C] .

Op deze zitting zijn tevens behandeld de beroepen van eiseres met de zaaknummers SGR 20/4647, SGR 20/4648, SGR 20/4649, SGR 20/4650 en SGR 20/4651 inzake de vennootschapsbelasting en de beroepen die zien op aan [A] opgelegde (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met de zaaknummers SGR 20/142, SGR 20/143, SGR 20/144, SGR 20/146 en SGR 20/147. Verder zijn op deze zitting de beroepen behandeld van [B.V. 1] BV, [eiseres] BV inzake de omzetbelasting met de zaaknummers SGR 20/1557, SGR 20/1559.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is op 5 oktober 2000 opgericht. [A] is enig aandeelhouder en bestuurder van eiseres. Eiseres is een financiële houdster- en beheersmaatschappij. Volgens een op 5 juli 2021 vervaardigd uittreksel van de Kamer van Koophandel houdt eiseres vanaf 5 oktober 2000 alle aandelen in [B.V. 2] B.V. ( [B.V. 2] BV).

2. [B.V. 2] BV exploiteert een financieel adviesbureau, stelt arbeidskrachten ter beschikking en adviseert op het gebied van management en bedrijfsvoering. Alle werkzaamheden van eiseres en [B.V. 2] . BV worden verricht door [A] .

3. Eiseres heeft aangiften vennootschapsbelasting (Vpb) gedaan als moedermaatschappij van een fiscale eenheid met [B.V. 2] BV. In de aangiften Vpb voor de jaren 2013, 2014 en 2015 en 2016 zijn bedragen van respectievelijk € 50.640, € 50.640, € 25.425 en € 43.680 aan loonkosten opgenomen.

4. Gedurende 2013, 2014, 2015 en 2016 stonden de in onderstaande tabel opgenomen auto’s op naam van [B.V. 2] BV.

Kenteken

Merk/type

Ingaande

Einde

Cataloguswaarde

1

[kenteken 1]

Mini Cooper Countryman

12-08-2011

06-09-2013

€ 36.699

2

[kenteken 2]

BMW X Reihe

23-09-2011

10-10-2013

€ 79.556

3

[kenteken 3]

BMW X Reihe

06-09-2013

15-01-2016

€ 50.580

4

[kenteken 4]

BMW 335I

10-10-2013

01-12-2014

€ 70.808

5

[kenteken 5]

BMW 435I

01-12-2014

02-09-2016

€ 72.402

6

[kenteken 6]

BMW X3

15-01-2016

heden

€ 64.985

7

[kenteken 7]

BMW 440I

02-09-2016

heden

€ 85.394

5. Volgens eiseres zijn alleen de auto’s 1, 3 en 6 voor privédoeleinden gebruikt en dient daarvoor een bijtelling plaats te vinden. In de loonkosten vermeld in de aangiften vennootschapsbelasting voor de jaren 2013 tot en met 2016 zijn geen bedragen begrepen die zien op het privégebruik van de auto’s.

6. In de aangiften loonheffing voor de jaren 2013, 2014 en 2015 heeft eiseres geen bedragen aan ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (inkomensafhankelijke bijdrage Zvw) vermeld. Voor het jaar 2016 heeft eiseres een inkomensafhankelijke bijdrage Zvw vermeld van € 1.104.

7. Verweerder heeft op 27 september 2017 aan eiseres meegedeeld dat hij op 23 oktober 2017 een boekenonderzoek zal starten naar, onder meer, de aanvaardbaarheid van de ingediende aangiften loonheffingen voor de jaren 2012 tot en met 2016. In de bijlage bij deze aankondiging is vermeld welke bescheiden en overige gegevensdragers voor het onderzoek noodzakelijk zijn en welke gegevens door eiseres vooraf moeten worden toegezonden.

8. Op 15 oktober 2017 heeft [A] aan verweerder een e-mail gestuurd waarin hij meldt dat de bij die e-mail gevoegde gegevens voldoende basis vormen om geconstateerde verschillen in loonheffingen te kunnen controleren en geen noodzaak te zien het onderzoek door te laten gaan. [A] heeft daarom de afspraak voor 23 oktober 2017 geannuleerd. In reactie hierop heeft verweerder laten weten dat annuleren van de afspraak niet mogelijk is, dat het boekenonderzoek zich niet beperkt tot loonheffingen en dat de controleambtenaren zich op het afgesproken tijdstip zullen melden.

9. Op 17 oktober 2017 heeft [A] aan verweerder een e-mail met bijlagen gestuurd waarin, voor zover hier van belang, het volgende is opgenomen:

“Ik blijf bij mijn standpunt dat de reeds aangeleverde documenten en de in deze mail (…) aangeleverde documenten voldoende zijn voor de controle.

Derhalve zal er geen aanvullende informatie worden verstrekt op 23 oktober en is er niemand op het controle adres aanwezig op 23 oktober om u van meer informatie te voorzien.”

10. Het onderzoek is vervolgens aan de hand van de door [A] aangeleverde bescheiden uitgevoerd op het kantoor van de belastingdienst. Deze bescheiden omvatten niet alle in de bijlage bij de brief van 27 september 2017 vermelde informatie. De controlerend ambtenaren hebben diverse vragenbrieven aan [A] verzonden die steeds door hem zijn beantwoord. De controlerend ambtenaren hebben tijdens het onderzoek ook gegevens opgevraagd bij derden.

11. Bij haar e-mail van 17 oktober 2017 heeft eiseres voor de jaren 2015 en 2016 berekeningen loonheffingen gevoegd waarin bijtellingen in verband met het privégebruik auto zijn verwerkt. Bij het beroepschrift zit een dergelijke berekening voor het jaar 2013. In de berekening voor het jaar 2013 maakt een bedrag van € 2.200 met de aanduiding Zvw onderdeel uit van het totale daarin berekende brutoloon van € 41.170. In de berekening voor het jaar 2015 staat niets vermeld over de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. Voor het jaar 2016 zijn twee berekeningen verstrekt waarin de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw is berekend uitgaande van een loonbedrag exclusief de bijtelling pga.

12. Met dagtekening 11 oktober 2018 is van het boekenonderzoek een definitief rapport opgesteld waarin, voor zover hier van belang, het volgende is opgenomen, waarbij de kolom PGA 1 ziet op de bijtelling voor de auto’s 1, 3 en 6 en kolom PGA 2 ziet op de bijtelling voor auto’s 2, 4, 5 en 7 vermeld bij 4.

“5.5 Berekening van brutoloon naar nettoloon

Het totale loon voor de LH is als volgt berekend:

Brutoloon

PGA 1

PGA 2

Loon LH

2012

€ 50.640

€ 7.340

€ 19.892

€ 77.872

2013

€ 50.640

€ 9.107

€ 19.225

€ 78.972

2014

€ 50.640

€ 12.645

€ 17.690

€ 80.975

2015

€ 25.425

€ 12.645

€ 18.101

€ 56.171

2016

€ 43.680

€ 16.108

€ 19.168

€ 78.956

Besloten is om de looncorrecties door te voeren op de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van de heer [ [A] ].”

13. In het controlerapport staat verder, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

“5.6 Inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet

Uit de ingediende aangiften loonheffingen in de jaren 2012 tot en met 2015 is gebleken dat de inhoudingsplichtige ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de voor die jaren geldende inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW). In het jaar 2016 is onvoldoende rekening gehouden met de bijdrage voor de ZVW.

De inkomensafhankelijke bijdrage ZVW dient door inhoudingsplichtige op het nettoloon ingehouden te worden bij de directeur grootaandeelhouder (de heer [ [A] ]) die niet verplicht verzekerd is voor de werknemersverzekeringen. Vervolgens dient de betreffende bijdrage afgedragen te worden aan de Belastingdienst door inhoudingsplichtige.

Uitgaande van het maximale bijdrageloon voor de ZVW zijn de volgende correcties berekend:

Max.bijdrage

Bijdrage

In aang.

Nog te

Jaar

Loon LH

loon ZVW

ZVW

ZVW

LH

betalen

2012

€ 77.872

€ 50.064

5,00%

€ 2.503

€ -

€ 2.503

2013

€78.972

€ 50.853

5,65%

€ 2.873

€ -

€ 2.873

2014

€ 80.975

€ 51.414

5,40%

€ 2.776

€ -

€ 2.776

2015

€ 56.171

€ 51.976

4,85%

€ 2.521

€ -

€ 2.521

2016

€ 78.956

€ 52.763

5,50%

€ 2.902

€ 1.104

€ 1.798

Aangezien het jaar 2012 is verjaard wordt er voor dat jaar geen naheffingsaanslag opgelegd. Voor de jaren 2013 tot en met 2016 worden er naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd voor de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW.”

14. De naheffingsaanslagen zijn overeenkomstig het controlerapport opgelegd. De rentebeschikkingen bedragen respectievelijk € 556, € 433, € 293 en € 137.

Geschil 15.In geschil is of de naheffingsaanslagen loonheffingen terecht zijn opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of terecht de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw is nageheven.

16. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw ten onrechte is nageheven. Volgens eiseres is deze bijdrage ingehouden en afgedragen doordat het is begrepen in de in de aangiften vermelde bedragen aan ingehouden loonheffingen.

17. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw terecht is nageheven. Volgens verweerder is over de jaren 2013, 2014 en 2015 geen en is over het jaar 2016 te weinig inkomensafhankelijke bijdrage Zvw ingehouden en afgedragen.

Beoordeling van het geschil

Op de zaak betrekking hebbende stukken

18. Eiseres heeft verzocht delen van het verweerschrift en een groot aantal bijlagen bij het verweerschrift buiten beschouwing te laten. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding aangezien deze stukken veelal zijn overgelegd in reactie op wat eiseres in beroep heeft aangedragen. Verder rust op grond van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verweerder de verplichting om de op de zaak betrekking hebbende stukken te overleggen. De overgelegde bijlagen hebben betrekking op (elementen uit) de naheffingsaanslagen en de afwerking van het boekenonderzoek. Dat geen sprake is van op de zaak betrekking hebbende stukken is niet aannemelijk gemaakt.

19. De rechtbank stelt vast dat in de aangiften loonheffingen geen (2013, 2014 en 2015) dan wel een beperkt bedrag (2016) aan inkomensafhankelijke bijdrage Zvw is verantwoord, terwijl deze reeds is verschuldigd op basis van de loonkosten zoals opgenomen in de aangiften Vpb.

20. De nageheven inkomensafhankelijke bijdrage Zvw is voor ieder jaar gebaseerd op het voor dat jaar geldende maximum bijdrage-inkomen. Voor de jaren 2013, 2014 en 2016 wordt dit maximum reeds bereikt door de loonkosten zoals die door eiseres zijn opgenomen in de aangiften Vpb te vermeerderen met de evenmin in geschil zijnde bijtellingen op de auto’s 1, 3 en 6 (PGA 1 in de tabel in onderdeel 5.5 van het controlerapport).

Voor deze jaren is derhalve volledig uitgegaan van de door eiseres zelf als juist aangemerkte gegevens. Eiseres heeft hier verder geen gronden tegen aangevoerd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding niet uit te gaan van het maximum bijdrage-inkomen.

21. Voor het jaar 2015 wordt het maximum bijdrage-inkomen bereikt door naast de gegevens van eiseres inzake de loonkosten uit de aangifte Vpb en de bijtelling PGA 1, ook de bijtelling PGA 2 uit de tabel in onderdeel 5.5 van het controlerapport in aanmerking te nemen. Eiseres heeft hiertegen geen gronden aangevoerd. Uit het controlerapport valt echter af te leiden dat eiseres van mening is dat de bijtelling PGA 2 ten onrechte is doorgevoerd omdat uit haar rittenadministratie zou blijken dat met deze auto’s minder dan 500 kilometer per jaar privé werd gereden. Dat standpunt wordt echter in het controlerapport gemotiveerd weersproken. Eiseres, op wie de bewijslast rust dat het privégebruik minder dan 500 kilometer is, heeft geen stukken overgelegd waaruit dat zou kunnen blijken. Ook voor het jaar 2015 ziet de rechtbank daarom geen aanleiding niet uit te gaan van het maximum bijdrage-inkomen.

22. Dat de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw, zoals eiseres stelt, in de door eiseres aangegeven loonheffingen is inbegrepen, heeft zij niet aannemelijk gemaakt en volgt ook niet uit de berekeningen die door haar zijn overgelegd. Uit de berekening van eiseres voor 2016 volgt weliswaar dat zij over een deel van het daarin bepaalde loon inkomensafhankelijke bijdrage Zvw heeft ingehouden en afgedragen, maar het loon in die berekening is onjuist. Er wordt daarbij uitgegaan van een lager loon dan volgt uit de aangifte Vpb en er is geen rekening gehouden met de bijtelling wegens privégebruik auto.

23. Gezien het voorgaande heeft verweerder de naheffingsaanslagen op goede gronden opgelegd.

Vertrouwensbeginsel

24. Eiseres stelt dat verweerder op de hoogte was van de wijze waarop zij de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw in haar aangiften loonheffingen heeft verwerkt en dat dit in eerdere jaren niet heeft geleid tot naheffingsaanslagen. Zij stelt dat door de handelwijze van verweerder bij haar de indruk is gewekt dat verweerder akkoord is gegaan met de wijze waarop dit gebeurde. De rechtbank leest in deze stelling een beroep op het vertrouwensbeginsel. De bewijslast dat sprake is van in rechte te beschermen vertrouwen rust op eiseres. Eiseres is daarin niet geslaagd. Zij heeft geen (begin van) bewijs geleverd dat verweerder op de hoogte was van haar werkwijze en ook geen feiten of omstandigheden aannemelijk gemaakt waaruit volgt dat verweerder expliciet of impliciet het standpunt heeft ingenomen of de toezegging heeft gedaan dat haar aangiften zouden worden gevolgd. Dat volgens eiseres over eerdere jaren geen naheffingsaanslagen zijn opgelegd, maakt niet dat eiseres heeft mogen concluderen dat voor onderhavige jaren geen naheffingsaanslagen zouden worden opgelegd. Overigens mist die stelling van eiseres feitelijke grondslag aangezien met dagtekening 14 december 2015 aan haar voor het jaar 2010 een naheffingsaanslag loonheffingen is opgelegd waarin een correctie bijdrage Zvw is begrepen. Een beroep op het vertrouwensbeginsel kan dan ook niet slagen.

Kostenvergoeding

25. Eiseres stelt dat door verweerder ten onrechte geen kostenvergoeding is toegekend, omdat onrechtmatig is gehandeld. Op grond van artikel 7:15 van de Awb worden kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken uitsluitend vergoed voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. In onderhavige geval zijn de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard zodat geen sprake is van herroeping van enig bestreden besluit wegens onrechtmatigheid.

26. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

27. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, voorzitter, en mr. A.D. van Riel en mr. B. Boom, leden, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2021.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel