Rechtbank Den Haag, 16-02-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1194, AWB - 20 _ 3415 20/3416
Rechtbank Den Haag, 16-02-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1194, AWB - 20 _ 3415 20/3416
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 16 februari 2021
- Datum publicatie
- 3 juni 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2021:1194
- Zaaknummer
- AWB - 20 _ 3415 20/3416
Inhoudsindicatie
De vorderingen op de BV uit hoofde van de pensioenaanspraak waren vorderbaar en inbaar. Eiser heeft niet van zijn pensioenrechten willen afzien. De waarde van de hele pensioenaanspraak is daarom terecht tot het belastbare inkomen uit werk en woning gerekend.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 20/3415 en SGR 20/3416
(gemachtigde: J. Hofman),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor de jaren 2015 en 2016 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Tevens is bij beschikking respectievelijk
€ 3.105 en € 2.219 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 31 maart 2020 de aanslagen gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] en [B] .
Overwegingen
1. Eiser is directeur en voor 100% aandeelhouder van [eiser] Beheer BV (Beheer BV). Op 10 augustus 1993 heeft Beheer BV pensioenaanspraken toegekend aan eiser. Deze aanspraken zijn ondergebracht bij [eiser] Pensioen BV (Pensioen BV). Eiser hield indirect 100% van de aandelen in Pensioen BV.
2. De aan eiser toegekende pensioenaanspraken zijn vastgelegd in een pensioenbrief, gedateerd 10 augustus 1993, waarin - voor zover hier van belang - onder meer het volgende is opgenomen:
“(…)
8. Herziening
De B.V. behoudt zich het recht voor de onderhavige pensioenrechten, gedeeltelijk of
geheel, te beëindigen, respectievelijk te beperken indien:
a. (…)
b. De financiële resultaten van de B.V. -uitsluitend ter beoordeling van de B.V.- de
betreffende verplichtingen niet meer toelaten. De B.V. zal zich dan beraden omtrent
de aanpassing van de rechten aan de gewijzigde omstandigheden.
c. (…)”
3. Op 30 maart 2009 zijn de pensioenaanspraken door Pensioen BV voor € 610.293 overgedragen aan Beheer BV. Pensioen BV is vervolgens geliquideerd.
4. Met ingang van de pensioendatum 1 mei 2013 heeft eiser recht op een jaarlijks pensioen van bruto € 57.327, gebaseerd op een pensioenvoorziening van € 846.544.
Beheer BV heeft per die datum geen pensioen uitgekeerd.
5. Eiser heeft voor de jaren 2015 en 2016 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 26.553 en € 27.414. In de aangiften is een bedrag van € 8.573 als pensioenuitkering van Beheer BV opgenomen.
6. Verweerder heeft bij de vaststelling van de aanslagen het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning voor de onderhavige jaren gecorrigeerd met een bedrag van
€ 48.754, omdat Beheer BV in de onderhavige jaren € 57.327 aan pensioen had moeten uitkeren aan eiser.
7. Het Gerechtshof Den Haag1 heeft in zijn uitspraak met betrekking tot de aan eiser voor het jaar 2013 opgelegde aanslag IB/PVV (uitspraak) onder meer het volgende geoordeeld:
“ (…)
De aanspraak is naar het oordeel van het Hof vorderbaar en inbaar. De enkele stelling dat Beheer BV, na verrekening van de aanspraak met haar vordering op belanghebbende, de alsdan verschuldigde loonbelasting niet zou kunnen voldoen, kan niet leiden tot de door belanghebbende voorgestane conclusie dat de aanspraak niet inbaar is.”
8. De Hoge Raad2 heeft het beroep in cassatie tegen de hiervoor vermelde uitspraak van het Gerechtshof ongegrond verklaard (het arrest) en heeft onder meer als volgt overwogen:
“(…)
In hetgeen het Hof heeft geoordeeld ligt besloten dat de over 2013 verschuldigde pensioentermijnen in dat jaar vorderbaar en inbaar waren. Die pensioentermijnen zijn daarom terecht in dat jaar in de heffing van IB/PVV betrokken. De mogelijkheid voor de BV om de pensioenaanspraak eenzijdig te verlagen doet daaraan niet af, reeds omdat uit de stukken niet anders kan worden afgeleid dan dat een dergelijke verlaging zich in 2013 niet heeft voorgedaan.”