Home

Rechtbank Den Haag, 18-02-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1269, 19_1571 19_1573 en 19_1574

Rechtbank Den Haag, 18-02-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1269, 19_1571 19_1573 en 19_1574

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
18 februari 2021
Datum publicatie
25 november 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:1269
Zaaknummer
19_1571 19_1573 en 19_1574

Inhoudsindicatie

‘Inkomstenbelasting: verweerder heeft de giftenaftrek voor de jaren 2013, 2014 en 2015 terecht gecorrigeerd en de vergrijpboetes terecht opgelegd. Met wat eiser heeft aangevoerd, heeft hij het bewijsvermoeden dat hij in de onderhavige jaren willens en wetens gebruik heeft gemaakt van valse giftkwitanties niet ontzenuwd.’

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 19/1571, SGR 19/1573 en SGR 19/1574

beslissing van de enkelvoudige kamer, hierna aangeduid als “geheimhoudingskamer” van 18 februari 2021 in de zaken tussen

en

Procesverloop

Aan eiser zijn voor de jaren 2013, 2014 en 2015 aanslagen dan wel navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Daarbij zijn vergrijpboetes opgelegd en is belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft de bezwaren van eiser tegen de (navorderings)aanslagen en de boetebeschikkingen afgewezen. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft verweerschriften en stukken ingediend. Tot de stukken behoort een door de FIOD opgesteld proces-verbaal en een aanvullend proces-verbaal. Van deze stukken is zowel een versie overgelegd waarin onderdelen zijn weggelakt (hierna aangeduid als de geschoonde versie) als een versie waarin deze onderdelen niet zijn weggelakt (hierna aangeduid als de ongeschoonde versie). De geschoonde versie is op DVD aan eiser verstrekt.

Onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft verweerder medegedeeld dat uitsluitend de bestuursrechter kennis mag nemen van de ongeschoonde versie van het proces-verbaal en het aanvullend proces-verbaal.

De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat het dossier in handen is gesteld van de geheimhoudingskamer van de rechtbank om een beslissing te nemen op het verzoek van verweerder om beperkte kennisneming.

De geheimhoudingskamer heeft geconstateerd dat in de overgelegde geschoonde versie meer was weggelakt dan op basis van het verzoek om beperkte kennisneming kon worden verwacht. Verweerder heeft daarop de geschoonde versie opnieuw ingediend, waarbij de weggelakte delen wél aansluiten op het verzoek van verweerder. De “nieuwe” geschoonde versie is op DVD aan eiser verstrekt.

Overwegingen

1. Bij de beoordeling van het verzoek van verweerder heeft als uitgangspunt te gelden dat alle op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Awb aan eiser en aan de rechter dienen te worden overgelegd. De omstandigheid dat stukken behoren tot op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb, brengt echter niet automatisch mee dat die stukken (volledig) aan de andere partij ter kennis moeten worden gebracht. Het bepaalde in artikel 8:29, eerste lid, van de Awb biedt aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van stukken te weigeren (geheimhouding) of mede te delen dat uitsluitend de bestuursrechter kennis zal mogen nemen van deze stukken (beperkte kennisneming). Ingevolge artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb is beperkte kennisneming enkel toegestaan met toestemming van de andere partij.

2. Bij het geheimhouden van (delen van) op de zaak betrekking hebbende stukken moet de grootst mogelijke terughoudendheid wordt betracht. Slechts indien de door de inspecteur voor geheimhouding of beperkte kennisneming aangevoerde redenen zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding of beperkte kennisneming rechtvaardigen.

3. Het proces-verbaal en het aanvullend proces-verbaal zijn opgesteld in het kader van onderzoek dat onder de naam [codenaam] 2 is verricht naar, onder meer, de afgifte van mogelijk valse kwitanties en/of verklaringen van giften aan [stichting 1] en [stichting 2] . Verweerder heeft in de geschoonde versie namen en andere persoonsgegevens van verbalisanten, verdachten, verhoorden en andere betrokkenen weggelakt. De geheimhoudingskamer heeft kennis genomen van de ongeschoonde versie. Vervolgens heeft de geheimhoudingskamer een afweging gemaakt van het belang van eiser bij kennisneming tegenover de redenen van verweerder om die stukken niet met eiser te delen.

4. Verweerder voert aan dat de namen en persoonsgegevens niet met eiser gedeeld moeten worden omwille van de privacy van betreffende personen. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer is daarmee sprake van een gewichtige reden die beperkte kennisneming rechtvaardigt. De geheimhoudingskamer acht het belang van de privacy van betreffende personen groter dan het belang dat eiser heeft bij kennisname van de weggelakte passages.

Slotsom

5. De slotsom is dat het verzoek om beperkte kennisneming slaagt. De geheimhoudingskamer zal beperkte kennisneming toestaan indien eiser daar toestemming voor verleent.

Beslissing