Home

Rechtbank Den Haag, 25-03-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:3779, AWB - 20 _1753

Rechtbank Den Haag, 25-03-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:3779, AWB - 20 _1753

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
25 maart 2021
Datum publicatie
9 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:3779
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 20 _1753

Inhoudsindicatie

BPM, naheffingsaanslag, in aanmerking te nemen schadebedrag en hoogte historische nieuwprijs.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 20/1753

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser een naheffingsaanslag Belastingen van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd (de naheffingsaanslag). Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 20 februari 2020 heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen die uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft via een Skypeverbinding plaatsgevonden op

11 februari 2021. Namens eiser heeft de gemachtigde deelgenomen aan de zitting bijgestaan door mr. [A] . Namens verweerder hebben mr. [B] en

mr. [C] aan de zitting deelgenomen.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser heeft op 4 september 2018 aangifte Bpm gedaan voor een BMW 520D X-Drive (de auto) die afkomstig is uit Zuid-Korea. De RDW heeft de CO2 uitstoot van de auto aan de hand van de Scandinavische methode berekend op 213 gr. Haaglanden Expertise heeft de auto op 14 mei 2018 gekeurd en heeft hiervan op 2 september 2018 een taxatierapport uitgebracht (het taxatierapport). Volgens het taxatierapport bedraagt de historische nieuwprijs van de auto € 113.317 en bedraagt de inkoopwaarde in beschadigde staat € 11.700. Het taxatierapport vermeldt een schade aan de auto ten bedrage van€ 16.085,65 (na aftrek van een correctie van € 400). Dit bedrag is voor 100% in mindering gebracht op de inkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat. De kilometerstand van de auto ten tijde van de aangifte was 25.125. Eiser heeft de volgens de aangifte verschuldigde Bpm van € 4.585 berekend aan de hand van het taxatierapport.

2. Op 10 september 2018 heeft in opdracht van verweerder een schouw van de auto plaatsgevonden door de dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ), hiervan is op

2 oktober 2018 een rapport opgemaakt (het DRZ-rapport). Volgens het DRZ-rapport bedraagt de historische nieuwprijs van de auto € 74.287 en bedraagt de inkoopwaarde in beschadigde staat € 27.798. Het DRZ-rapport gaat uit van schade aan de auto ten bedrage van € 4.649 waarvan € 3.035 in mindering is gebracht op de inkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat.

3. Verweerder heeft op basis van de bevindingen van DRZ de verschuldigde Bpm berekend op € 14.413 en met datum 27 september 2019 de naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 9.828 (€ 14.413 - € 4.585 (het reeds op aangifte betaalde bedrag)). Hij heeft daarbij een schadebedrag van € 3.674 (79% van € 4.649) in aanmerking genomen. Verweerder heeft daarbij een bedrag aan belastingrente in rekening gebracht van € 266.

Geschil 4. In geschil is of verweerder terecht een lager schadebedrag in aanmerking heeft genomen dan volgt uit het taxatierapport en of verweerder van de juiste historische nieuwprijs is uitgegaan.

5. Eiser stelt dat aan het DRZ-rapport waarop verweerder zich baseert geen waarde kan worden gehecht, vanwege de door DRZ gekozen werkwijze en het gebrek aan deskundigheid van de taxateur van DRZ. Verder stelt eiser dat verweerder ten onrechte niet het beleid heeft toegepast voor het onderscheid tussen normale gebruikssporen en schade. Dat beleid is volgens eiser gebaseerd op het Innameprotocol van Connect Autolease. In de pleitnota heeft eiser aangevoerd dat moet worden uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 107.952. Hij is daarbij uitgegaan van de nettocatalogusprijs van € 52.532 zoals die is vermeld in het DRZ-rapport vermeerderd met een historisch bruto Bpm bedrag van € 44.389 (gebaseerd op de door de RDW vastgestelde CO2 uitstoot van 213 gr).

6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij terecht is uitgegaan van de gegevens uit het DRZ-rapport en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat van een hoger schadebedrag zou moeten worden uitgegaan. Ten onrechte is bij de naheffingsaanslag meer dan 72% van de door DRZ vastgestelde schade in aanmerking genomen. Het beleid waarop eiser zich beroept, bestaat niet. In de pleitnota stelt verweerder zich op het standpunt dat voor de bepaling van de historische nieuwprijs inderdaad moet worden uitgegaan van een nettocatalogusprijs van € 52.532 maar dat dit moet worden vermeerderd met een historisch bruto Bpm bedrag van € 10.723 (gebaseerd op de koerslijst).

Beoordeling van het geschil

Waardevermindering door schade

7. De bewijslast dat de waardevermindering door schade dient te worden vastgesteld op het door eiser gestelde bedrag, rust op eiser (Hoge Raad 17 januari 2021, ECLI:NL:HR:2020:63, r.o. 2.3.3). Eiser dient dus tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder aannemelijk te maken dat die schade € 16.085,65 bedraagt. Eiser is daarin niet geslaagd, nu de door eiser opgevoerde schade niet is aangetroffen door DRZ. Tijdens de hertaxatie zijn door DRZ enkel normale gebruikssporen aangetroffen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat DRZ als gevolg van de manier van werken en/of gebrek aan deskundigheid te weinig schade heeft vastgesteld. De rechtbank acht veeleer aannemelijk dat de volgens het taxatierapport aanwezige schade in de periode tussen de taxatie door Haaglanden taxaties op 14 mei 2018 en de schouw door DRZ op 10 september 2018 kennelijk reeds gedeeltelijk was hersteld en dus niet meer aanwezig was. Eiseres heeft verder, tegenover de weerspreking door verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat het door haar gestelde beleid bestaat. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van verweerder daaromtrent. Het gelijk wat betreft de omvang van de schade is dus aan verweerder, aangezien eiser de schadetaxatie van DRZ onvoldoende onderbouwd heeft weersproken.

Historische nieuwprijs

8. Tussen partijen is niet in geschil dat moet worden uitgegaan van een netto catalogusprijs van € 52.532 zoals die is vermeld in het DRZ-rapport. Dit bedrag volgt uit de bij het DRZ-rapport gevoegde koerslijst X-ray. Op die koerslijst is tevens vermeld dat het Bruto Bpm bedrag € 10.723 bedraagt. Dit bedrag is samengesteld uit een brandstoftoeslag van € 5.359 en een CO2-toeslag van € 5.364. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van deze gegevens. Het gaat hier om de berekening van belasting die nog op vergelijkbare binnenlandse auto’s rust. Dat de koerslijst X-ray een CO2-uitstoot vermeldt van 129 gr die volgens eiser is vastgesteld op basis van de NEDC methode, is dan ook geen reden uit te gaan van de voor de auto geregistreerde CO2-uitstoot van 213 gr (vgl Hoge Raad,

3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:561).

Belastingrente

9. Eiser heeft geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de berekening van de belastingrente en ook overigens is niet gebleken dat deze is berekend in strijd met de wettelijke bepalingen.

10. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.

11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van

mr. P. Jasperse, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2021.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel