Home

Rechtbank Den Haag, 15-07-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:7594, 19_6644

Rechtbank Den Haag, 15-07-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:7594, 19_6644

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
15 juli 2021
Datum publicatie
4 oktober 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:7594
Zaaknummer
19_6644

Inhoudsindicatie

Eiser is werkzaam als acteur. Hij maakt niet aannemelijk dat zijn inkomen moet worden aangemerkt als winst uit onderneming. Beroep op vertrouwensbeginsel kan niet slagen. Voor in rechte te beschermen vertrouwen is meer vereist dan de enkele omstandigheid dat het inkomen van eiser voor andere jaren wel als winst uit onderneming is geaccepteerd. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel kan niet slagen. Voor het bestaan van begunstigend beleid zijn geen aanknopingspunten geboden. Eiser maakt niet aannemelijk dat in rechtens en feitelijk vergelijkbare gevallen inkomsten als winst uit onderneming zijn aangemerkt. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 19/6644

(gemachtigde: B.F. Schoenmaker),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Daarbij is belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft een nader stuk ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2021.

Eiser is verschenen, bijgestaan door [A] en de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [B] , [C] en [D] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiser is acteur. Hij heeft gedurende het jaar 2016 werkzaamheden verricht voor Stichting [stichting 1] en Stichting [stichting 2] en daarnaast voor een aantal afzonderlijke opdrachtgevers. De vergoedingen voor deze laatste werkzaamheden werden ofwel direct door de respectievelijke opdrachtgever betaald aan eiser of via Stichting [stichting 3] . Daarnaast is door Stichting [stichting 4] een bedrag van € 14 aan eiser uitbetaald.

2. Tot de stukken van het geding behoren:

-

Een brief van 10 september 2016 van de [bedrijf 1] [plaats] aan eiser over werkzaamheden die hij in september 2016 ten behoeve van de productie “Koning voor een dag” heeft verricht. In de brief wordt een vergoeding van € 500 genoemd.

-

Een door eiser en [bureau] op 2 februari 2016 gesloten overeenkomst ter zake van de vervaardiging van een reclamespot voor Sportlife.

-

Een door eiser en Stichting [stichting 2] op 19 maart 2015 gesloten arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

-

Een door eiser en [B.V. 1] B.V. op 15 januari 2017 gesloten opdrachtovereenkomst.

-

Een door eiser en [B.V. 2] B.V. op 28 mei 2016 gesloten opdrachtovereenkomst.

-

Een jaaropgaaf 2016 van het UWV.

-

Een jaaropgaaf 2016 van Stichting [stichting 3] met vermelding “L02”.

-

Een jaaropgaaf 2016 van Stichting [stichting 1] .

3. De werkzaamheden voor Stichting [stichting 2] zijn verricht op basis van een arbeidsovereenkomst. In deze arbeidsovereenkomst is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen, waarbij Stichting [stichting 2] als ‘werkgever’ en eiser als ‘werknemer’ is aangeduid:

“Artikel 1. Indiensttreding

1.1

De werknemer treedt met ingang van 1 januari 2015 in dienst van de werkgever in de functie van acteur..

Artikel 2. Duur van de arbeidsovereenkomst

2.1

Deze arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 3. Arbeidsduur

3.1

Het gemiddeld aantal arbeidsuren bedraagt 11,40 uur per week voor de maanden januari, juli en augustus. (…)

Het gemiddeld aantal arbeidsuren bedraagt 34,20 uur per week voor de maanden februari tot en met juni en voor de maanden september tot en met december. (…)

Artikel 4. Werkzaamheden

4.1

De werkzaamheden bestaan uit: het meebepalen van de artistieke koers van en het spelen van de voorstellingen van de werkgever. De werknemer verplicht zich de opdrachten, die hem overeenkomstig zijn functie binnen het kader van deze overeenkomst door het gezelschap worden voorgeschreven, naar beste kunnen te vervullen, de belangen van de werkgever zoveel mogelijk te behartigen, en zich te zullen houden aan de door werkgever te geven voorschriften.

Artikel 5. Opzegging dienstverband

5.1

Werknemer zowel als werkgever zijn bevoegd de arbeidsovereenkomst schriftelijk op te zeggen met inachtneming van de hiervoor wettelijk geldende opzegtermijn.

Artikel 6. Salaris

6.1

De werknemer ontvangt op basis van de arbeidsduur zoals genoemd in artikel 3:

een brutosalaris van € 795,30,= per maand (…) voor de maanden januari, juli en augustus.

en

een brutosalaris van € 2.385.= per maand (…) voor de maanden februari tot en met juni en voor de maanden september tot en met december.

Artikel 8. Vakantie en vakantietoeslag

8.1

De werknemer heeft recht op 30 vakantiedagen met behoud van salaris per heel gewerkt jaar bij een voltijd dienstverband, of een equivalent daarvan op basis van een tijdelijk en/of deeltijd dienstverband.

(…)

8.3

De werknemer heeft recht op een vakantietoeslag gelijk aan 8% van het jaarsalaris. (…)

Artikel 9. Pensioenfonds

Beslissing

Rechtsmiddel