Rechtbank Den Haag, 04-06-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:8458, AWB - 20 _ 1533
Rechtbank Den Haag, 04-06-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:8458, AWB - 20 _ 1533
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 4 juni 2021
- Datum publicatie
- 5 augustus 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2021:8458
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2022:1167, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB - 20 _ 1533
Inhoudsindicatie
Artikel 22bis IW 1990. Eiseres heeft op grond van leaseovereenkomsten machines ter beschikking gesteld aan een gelieerde onderneming. Op 2 augustus 2017 is de gelieerde onderneming failliet verklaard. Zij had op dat moment nog loonbelastingschulden en omzetbelastingschulden. Kort voor het faillissement heeft de gelieerde onderneming haar activiteiten gestaakt en heeft eiseres alle activa, waaronder de machines, in vuistpand genomen en overgebracht naar een andere bedrijfslocatie. Bij beschikking heeft de Ontvanger van de Belastingdienst vastgesteld dat eiseres niet heeft voldaan aan haar meldingsplicht van artikel 22bis IW. De Ontvanger heeft de executiewaarde van de weggehaalde bodemzaken vastgesteld op € 2.761.107,87 en de betalingsverplichting voor eiseres vastgesteld op € 772.292. In geschil is of eiseres had moeten melden dat zij de machines wilde weghalen. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de reële eigendom had van de machines. Zij had daarom aan de Belastingdienst moeten melden dat zij de machines wilde weghalen.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 20/1533
(gemachtigde: mr. F.R. Herreveld),
en
Procesverloop
Verweerder heeft op de voet van artikel 22bis van de Invorderingswet 1990 (IW) bij beschikking van 2 augustus 2019 een betalingsverplichting voor eiseres vastgesteld voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonheffingen en omzetbelasting van [B.V. 1] B.V. ( [B.V. 1] ).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 januari 2020 de beschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.
Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2021.
Namens eiseres zijn verschenen de gemachtigde en drs. [A] . Namens verweerder zijn verschenen mr. [B] en mr. [C] .
Overwegingen
Feiten
1. De activiteiten van [B.V. 1] bestonden uit de ontwikkeling, de fabricage en het testen
van high-tech afsluiters voor de olie-industrie. Hiervoor maakte zij gebruik van machines (de machines) die op grond van leaseovereenkomsten (de leaseovereenkomsten) door eiseres (in hoedanigheid van lessor) aan [B.V. 1] (in hoedanigheid van lessee) ter beschikking werden gesteld.
2. Sinds 2010 is de heer [D] (X) enig bestuurder van eiseres en sinds
2008 is X ook enig bestuurder van de vennootschap [B.V. 2] B.V. ( [B.V. 2] ), die op haar beurt weer sinds 2012 enig bestuurder van [B.V. 1] was.
3. De leaseovereenkomsten zijn allen gelijkluidend. Voor zover hier van belang, is in de leaseovereenkomsten het volgende bepaald:
“Artikel 2. Leaseperiode / prijs:
1. Deze lease wordt ingaande de datum van ondertekening van deze overeenkomst aangegaan voor de tijd van7 jaar en is gedurende deze periode onop- zegbaar.
(…)
Artikel 3. Eigendom:
1. Het object is en blijft eigendom van lessor. De lessee is mitsdien niet bevoegd het object te vervreemden, te verpanden of anderszins te bezwaren.
(…)