Rechtbank Den Haag, 26-07-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:8545, AWB - 20 _ 5790
Rechtbank Den Haag, 26-07-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:8545, AWB - 20 _ 5790
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 26 juli 2021
- Datum publicatie
- 21 september 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2021:8545
- Zaaknummer
- AWB - 20 _ 5790
Inhoudsindicatie
Eiseres is ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet OB. Alle aandelen van eiseres worden gehouden door één persoon. Deze DGA is ook bestuurder van een Stichting die tot doel heeft: het ontplooien van activiteiten op het gebied van muziek en theater om daarmee een platform te bieden voor amateurs en professionals voor hun creatieve en educatieve ontwikkeling in alle met muziek en theater samenhangende aspecten. In dat kader verricht de Stichting diverse diensten op het gebied van muziek-, dans- en theatereducatie. Zo heeft zij onder meer een opleiding tot zanger, danser, acteur of musical artiest ontwikkeld (de DAPA-opleiding). Deze opleiding wordt door ROC Mondriaan als wettelijk erkende MBO 4 vakopleiding aan haar leerlingen aangeboden. Tot het team dat de opleiding verzorgt, behoort ook de DGA van eiseres. De DGA wordt door de Stichting aan ROC Mondriaan gedetacheerd. De DGA is echter niet bij de Stichting in dienstbetrekking. De Stichting heeft daarom een overeenkomst van opdracht gesloten met eiseres. In geschil is of de diensten van eiseres aan de Stichting uit hoofde van de overeenkomst van opdracht zijn vrijgesteld van omzetbelasting. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres op de onderwijsvrijstelling van artikel 11, eerste lid, letter o, van de Wet OB, faalt. De diensten van eiseres kunnen niet worden aangemerkt als het geven van onderwijs in de zin van de onderwijsvrijstelling en kunnen evenmin worden aangemerkt als nauw met het onderwijs samenhangende diensten. Het beroep van eiseres op de vrijstelling voor voordrachten van artikel 11, eerste lid, letter p, van de Wet OB, faalt reeds omdat eiseres deze stelling niet heeft onderbouwd,
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 20/5790 en SGR 20/5791
(gemachtigde: mr. M.A. de Oude),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd en een verzuimboete van € 478. Ook is aan eiseres belastingrente in rekening gebracht.
Verder heeft verweerder aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd en een verzuimboete van € 1.915. Ook is belastingrente aan eiseres in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 24 juli 2020 de naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de rentebeschikkingen gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2021.
Namens eiseres zijn verschenen Ir. [A] , [B] en de gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. [C] en mr. [D] . Ter zitting zijn tevens behandeld de aan de onderhavige zaken gelieerde zaken met de nummers
SGR 20/5779, SGR 20/5780, SGR 20/5781, SGR 20/5782, SGR 20/5784, SGR 20/5785, SGR 20/5787, SGR 20/5788, SGR 21/490 en SGR 21/492.
De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek geschorst en het vooronderzoek hervat.
Bij brief van 22 april 2021 heeft verweerder nadere stukken ingediend. Deze zijn in afschrift aan eiseres verstrekt.
Eiseres heeft op de stukken gereageerd bij brief van 30 april 2021, waarin zij aangeeft dat zij vooralsnog geen nadere opmerkingen heeft met betrekking tot de nadere stukken van verweerder.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB). Alle aandelen van eiseres worden gehouden door [bestuurder 1] ( [bestuurder 1] ).
2. [bestuurder 1] is ook bestuurder van de Stichting [stichting] (de Stichting). De twee andere bestuurders van de Stichting zijn [bestuurder 2] ( [bestuurder 2] ) en [bestuurder 3] ( [bestuurder 3] ). De Stichting heeft als doel: het ontplooien van activiteiten op het gebied van muziek en theater om daarmee een platform te bieden voor amateurs en professionals voor hun creatieve en educatieve ontwikkeling in alle met muziek en theater samenhangende aspecten. In dat kader verricht zij diverse diensten in het kader van
muziek-, dans- en theatereducatie.
3. De Stichting heeft onder meer een opleiding tot zanger, danser, acteur of musical artiest ontwikkeld (de DAPA-opleiding). Zij heeft deze opleiding een aantal jaren zelfstandig verzorgd, maar op enig moment is zij hiervoor gaan samenwerken met [instelling] ( [instelling] ). [instelling] biedt de DAPA-opleiding thans als wettelijk erkende MBO 4 vakopleiding aan haar leerlingen aan.
4. De DAPA-opleiding wordt verzorgd door een team van onder meer zang-, dans- en speldocenten. Tot dat team behoren ook [bestuurder 1] , [bestuurder 2] en [bestuurder 3] . Blijkens de zich in het dossier bevindende overeenkomsten, worden zij door de Stichting gedetacheerd bij [instelling] . Zij zijn echter niet bij de Stichting in dienstbetrekking. De Stichting heeft evenwel overeenkomsten van opdracht gesloten met de persoonlijke houdstermaatschappijen van deze drie personen. Zowel de detacheringsovereenkomsten als de overeenkomsten van opdracht worden jaarlijks opnieuw gesloten.
5. Kopieën van de drie detacheringsovereenkomsten tussen de Stichting, [instelling] en respectievelijk [bestuurder 1] , [bestuurder 2] en [bestuurder 3] , alsmede kopieën van de overeenkomsten van opdracht tussen de Stichting en de persoonlijke houdstermaatschappijen voor het onderwijsjaar 2018-2019 behoren tot de stukken van het geding.
6. De overeenkomst tussen de Stichting en [eiseres] BV ( [bestuurder 1] BV) houdt in dat opdrachtnemer zich verplicht om voor de duur van de overeenkomst de volgende werkzaamheden te verrichten:
- Coördinator onderwijs en bedrijfsvoering.
7. De overeenkomst van opdracht tussen de Stichting en [bestuurder 2] Producties BV ( [bestuurder 2] BV) houdt in dat opdrachtnemer zich verplicht om voor de duur van de overeenkomst de volgende werkzaamheden te verrichten:
- Artistieke aansturing van het docententeam (rol van artistiek leider binnen de opleidingen);
- Geven van diverse lessen, waaronder koor en muziektheorie;
- Verzorgen van (muzikale) repetities ten behoeve van presentaties.
8. De overeenkomst van opdracht tussen de Stichting en [B.V.] BV ( [bestuurder 3] BV) houdt in dat opdrachtnemer zich verplicht om voor de duur van de overeenkomst de volgende werkzaamheden te verrichten:
- Coördinator [bedrijf] -bureau & internationalisering;
- [bedrijf] docent;
- Voorlichter.
9. In de detacheringsovereenkomsten tussen de Stichting en [instelling] is vastgelegd dat [bestuurder 1] wordt gedetacheerd als coördinator onderwijs en bedrijfsvoering, dat [bestuurder 2] wordt gedetacheerd als vakdocent en artistiek leider en dat [bestuurder 3] wordt gedetacheerd als coördinator [bedrijf] -bureau & internationalisering, [bedrijf] docent en voorlichter. Verder is, voor zover hier van belang, in de detacheringsovereenkomsten bepaald dat: a) de uitlener (eiseres) de bevoegdheid tot het geven van opdrachten aan de gedetacheerde en het toezicht daarop overdraagt aan de inlener ( [instelling] ) en dat gedetacheerde ( [bestuurder 2] , [bestuurder 3] , [bestuurder 1] ) voor de uitvoering van zijn werkzaamheden verantwoording verschuldigd is aan de inlener; b) de inlener zorg draagt voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van gedetacheerde in verband met de arbeid en verplicht is de zorgverplichting als genoemd in artikel 7:658 BW jegens de gedetacheerde in acht te nemen; en c) de inlener aansprakelijk is voor schade die het gevolg is van, voortvloeit uit of verband houdt met het handelen of nalaten van gedetacheerde tijdens of in verband met het verrichten van arbeid in het kader van de detacheringsovereenkomst.
10. Op 7 februari 2019 is bij [bestuurder 2] BV een boekenonderzoek ingesteld. Onderzocht is onder meer - voor zover van belang - de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de diensten van respectievelijk eiseres, [bestuurder 2] BV en [bestuurder 3] BV aan de Stichting uit hoofde van de overeenkomsten van opdracht en de diensten van de Stichting aan [instelling] uit hoofde van de detacheringsovereenkomsten niet zijn vrijgesteld van omzetbelasting.
Geschil 11. In geschil is of de diensten van eiseres aan de Stichting uit hoofde van de overeenkomst van opdracht zijn vrijgesteld van omzetbelasting.
12. Eiseres stelt primair dat op de diensten de onderwijsvrijstelling van artikel 11, eerste lid, letter o, ten tweede, van de Wet OB in samenhang met artikel 8, eerste lid, letter c, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (het Uitvoeringsbesluit) van toepassing is. De wijze waarop de diensten worden verricht, is niet relevant. Aangezien [bestuurder 1] onderwijsondersteunende diensten verleend, verricht eiseres van omzetbelasting vrijgestelde onderwijsdiensten. Subsidiair stelt eiseres dat op de diensten de vrijstelling voor voordrachten van artikel 11, eerste lid, letter p, van de Wet OB van toepassing is.
13. Verweerder stelt dat de diensten zijn aan te merken als uitlening van personeel. Op dergelijke diensten is de onderwijsvrijstelling noch enige andere vrijstelling van toepassing.
Beoordeling van het geschil
Zijn de prestaties van eiseres aan de Stichting vrijgesteld van omzetbelasting?
14. Eiseres, die primair een beroep doet op de onderwijsvrijstelling en subsidiair de vrijstelling voor voordrachten, dient aannemelijk te maken dat is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van één van deze vrijstellingen.
15. Art. 132, eerste lid, letter i, van de Btw-richtlijn (voorheen artikel 13 A, eerste lid, letter i, van de Zesde richtlijn) voorziet in een vrijstelling van btw ter zake van het verlenen van onderwijs alsmede ter zake van diensten en goederenleveringen die nauw samenhangen met het verlenen van onderwijs. Artikel 132, eerste lid, letter j van de Btw-richtlijn voorziet in een vrijstelling voor lessen die particulier door docenten worden gegeven en betrekking hebben op het school- of universitair onderwijs. Artikel 11, eerste lid, letter o, van de Wet OB vormt de implementatie van deze bepalingen.
16. Op grond van artikel 11, eerste lid, letter o, ten tweede, van de Wet OB in samenhang met artikel 8, eerste lid, letter c, van het Uitvoeringsbesluit is vrijgesteld van omzetbelasting het verzorgen van onderwijs in muziek, dans, drama en beeldende vorming, aan personen jonger dan 21 jaar, met inbegrip van de diensten en leveringen die daarmee nauw samenhangen, mits de ondernemer met dat onderwijs of daarmee nauw samenhangende diensten of leveringen geen winst beoogd.
17. Noch de Btw-richtlijn, noch de Wet OB bevat evenwel een omschrijving van het begrip “onderwijs”.
18. In algemene zin dient opgemerkt te worden dat uit vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie volgt dat, binnen de grenzen van de door de vrijstellingen nagestreefde doeleinden en het beginsel van fiscale neutraliteit, de bewoordingen waarin de vrijstellingen zijn omschreven strikt dienen te worden uitgelegd. Dit beginsel van strikte uitleg betekent niet dat de bewoordingen die ter omschrijving van de vrijstellingen van artikel 132 van de Btw-richtlijn zijn gebruikt, aldus moeten worden uitgelegd dat zij geen effect meer sorteren.1
19. In zijn arrest van 14 juni 2007 heeft het Hof van Justitie onder meer geoordeeld dat de overdracht van kennis en vaardigheden tussen docent en student een belangrijk element is van een onderwijsactiviteit.2
20. De activiteiten van eiseres behelzen evenwel niet de overdracht van kennis en vaardigheden aan leerlingen of studenten. De Stichting is immers de afnemer van de diensten van eiseres en niet de leerlingen van [instelling] . Reeds daarom is geen sprake van onderwijs in de zin van de onderwijsvrijstelling.
21. Vervolgens dient beoordeeld te worden of de diensten van eiseres als nauw met het onderwijs samenhangende diensten zijn aan te merken. Diensten en goederenlevering kunnen alleen worden aangemerkt als nauw samenhangend met het onderwijs als zij daadwerkelijk worden verstrekt als nevenprestatie bij dat onderwijs, dat de hoofdprestatie vormt.3 Aangezien eiseres een dienst verricht aan de Stichting moet het dus gaan om een dienst die nauw samenhangt met een (vrijgestelde) onderwijsdienst die de Stichting aan [instelling] verricht. Zoals de rechtbank heeft geoordeeld in zijn uitspraak van 26 juli 2021 in de met deze zaken samenhangende zaken met de nummers SGR 20/5779,
SGR 20/5780, SGR 20/5781, SGR 20/5782, SGR 21/490 en SGR 21/492 verricht de Stichting evenwel geen (vrijgestelde) onderwijsdiensten aan [instelling] . De diensten van eiseres kunnen daarom ook niet worden aangemerkt als nauw met het onderwijs samenhangende diensten in de zin van de onderwijsvrijstelling.
22. Nu de diensten van eiseres aan de Stichting niet kunnen worden aangemerkt als onderwijs in de zin van de onderwijsvrijstelling en evenmin als nauw met het onderwijs samenhangende diensten, is op die diensten de onderwijsvrijstelling niet van toepassing.
23. Eiseres heeft subsidiair gesteld dat haar diensten aan de Stichting zijn vrijgesteld op grond van de vrijstelling voor voordrachten van artikel 11, eerste lid, letter p, van de Wet OB. Zij heeft deze stelling evenwel niet onderbouwd, zodat deze stelling reeds daarom faalt.
Verzuimboetes
24. Op grond van artikel 67c, eerste lid, van de Awr (tekst 2019) kan de inspecteur aan de belastingplichtige een verzuimboete opleggen van ten hoogste € 5.278, indien de belastingplichtige de belasting welke op aangifte moet worden afgedragen niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn heeft betaald. Op grond van paragraaf 24, tweede lid, van het BBBB (tekst 2019), legt de inspecteur ter zake van een betalingsverzuim als gevolg van het feit dat er te weinig belasting is aangegeven een boete op van tien procent van de niet binnen de termijn betaalde belasting tot het wettelijke maximum van artikel 67c van de AWR. De boete wordt minimaal gesteld op € 50.
25. Gezien al het voorgaande heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de naheffingsaanslagen ten onrechte zijn opgelegd of op te hoge bedragen zijn vastgesteld. Aangezien eiseres te weinig belasting heeft aangegeven en voldaan, zijn op grond van artikel 67c van de Awr de verzuimboetes terecht opgelegd.
26. Een verzuimboete heeft tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen in te scherpen. Voor het opleggen van een dergelijke boete is niet vereist dat er sprake is van opzet of grove schuld. Alleen bij afwezigheid van alle schuld (avas) of een pleitbaar standpunt dient oplegging van een verzuimboete achterwege te blijven. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat daarvan sprake is.
Belastingrente
27. Tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft eiseres geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat de belastingrente naar onjuiste bedragen of in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht in rekening is gebracht.
Slotsom
28. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
29. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.