Rechtbank Den Haag, 15-11-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:12538, NL22.14109
Rechtbank Den Haag, 15-11-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:12538, NL22.14109
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 15 november 2022
- Datum publicatie
- 24 november 2022
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2022:12538
- Zaaknummer
- NL22.14109
Inhoudsindicatie
De staatssecretaris was na de eerdere gegrondverklaring van een beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het asielverzoek, gelet op de arresten Alheto en Torubarov, gehouden om binnen korte termijn een nieuwe beslissing te nemen op de asielaanvraag. Bij het bepalen van die termijn houdt de staatssecretaris volgens zijn eigen toelichting rekening met de in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn opgenomen bovengrens van 21 maanden. Hiermee heeft de staatssecretaris, toen hij na de eerdere gegrondverklaring de beslistermijn met negen maanden verlengde, geen rekening gehouden. Daarom is die verlenging niet rechtsgeldig. Ten tijde van de ingebrekestelling was, gelet op voormelde arresten, de beslistermijn verstreken. Het beroep is daarom ontvankelijk en gegrond. De rechtbank is van oordeel dat bij een overschrijding van de bovengrens van 21 maanden in beginsel een kortere dan de door de staatssecretaris gevraagde termijn van 16 weken dient te worden gegeven om een beslissing te nemen op de asielaanvraag. De rechtbank zal daarom tot uitgangspunt nemen dat de staatssecretaris in zo’n geval binnen 8 weken op de asielaanvraag dient te beslissen. Bijzondere omstandigheden kunnen voor de rechtbank aanleiding zijn om van dit uitgangspunt af te wijken door de staatssecretaris een andere termijn te geven. In dit geval is niet gebleken van dergelijke omstandigheden.
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14109
[Eiser], v-nummer: [nummer], eiser
(gemachtigde: mr. I.M. Hidding),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
(gemachtigde: mr. H.R.D. Leene).
Inleiding 1.1.In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat de staatssecretaris volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn asielaanvraag van
15 september 2020. De staatssecretaris heeft op 8 augustus 2022 een verweerschrift ingediend. Op 14 en 19 oktober 2022 heeft de staatssecretaris aanvullende verweerschriften ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.