Home

Rechtbank Gelderland, 30-07-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:5560, AWB 12/1657

Rechtbank Gelderland, 30-07-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:5560, AWB 12/1657

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
30 juli 2013
Datum publicatie
30 juli 2013
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2013:1963
Zaaknummer
AWB 12/1657

Inhoudsindicatie

Artikelen: 229 en 229b Gemeentewet

Trefwoorden: leges, opbrengstlimiet, kruissubsidiëring, Wabo, lasten ter zake

Verweerder heeft aan eiseres leges in rekening gebracht in verband met een aanvraag tot het wijzigen van een bestemmingsplan. In geschil is onder meer of de opbrengstlimiet is overschreden. De aanvraag dateert uit 2010. De legesverordening is per 1 oktober 2010 gewijzigd in verband met de inwerkingtreding van de Wabo (de verordening kent eerst vanaf dat moment twee onderscheiden titels). Ter onderbouwing dat de opbrengstlimiet is overschreden legt verweerder slechts gegevens ter zake van Titel 2 van de Tarieventabel bij de Legesverordening over. Bij het vaststellen van de tarieven is uitgegaan van de gemeentelijke begroting 2010. Toen was niet duidelijk op welk moment de Wabo zou worden ingevoerd. Er kan dan ook bij de tariefvaststelling niet anders dan van de geraamde baten en lasten op basis van de volledige verordening zijn uitgegaan. Onderbouwing van de kosten en baten met enkel de diensten die thans vallen onder de reikwijdte van Titel 2 is daarom onvolledig. Bovendien zijn de lasten onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Voor de toerekening van kosten is aangesloten bij algemene uitgangspunten en niet uitgegaan van de werkelijke verdeling van kosten en toetsing daarvan aan de gemeentelijke comptabiliteitsvoorschriften. Verweerder heeft de twijfel of sprake is van “lasten ter zake” niet weggenomen en niet aannemelijk gemaakt dat geen sprake is van overschrijding van de opbrengstlimiet. De legesverordening wordt onverbindend verklaard.

Uitspraak

Team belastingrecht

Zittingsplaats Arnhem

registratienummer: AWB 12/1657

uitspraak van de meervoudige belastingkamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 30 juli 2013

inzake

[X] VOF, gevestigd te [Z], eiseres,

tegen

de heffingsambtenaar van de gemeente Brummen, verweerder.

1 Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres bij brief met dagtekening 14 maart 2012 een bedrag van € 40.477,07 aan leges in rekening gebracht voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het wijzigen van het bestemmingsplan ‘[A]’ voor de bouw van een villa op het perceel hoek [A-straat 1]/[A-straat 2] te [Q].

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 9 oktober 2012 de legesnota met € 5.000 verminderd.

Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar per faxbericht van 8 november 2012, ontvangen door de rechtbank op 9 november 2012, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2013. Namens eiseres is [B] verschenen, bijgestaan door mr. [gemachtigde]. Verweerder is in persoon ([gemachtigde]) verschenen, vergezeld van [C].

Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. Verweerder heeft een schriftelijke toelichting voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. Deze stukken maken deel uit van het procesdossier.

2 Feiten

2.1.

Eiseres is sinds 2007 eigenares van het perceel hoek [A-straat 1]/[A-straat 2] te [Q]. Zij heeft het perceel te koop aangeboden als bouwkavel en in 2008 een uitwegvergunning voor onder meer deze kavel aangevraagd. Deze uitwegvergunning is op 30 juni 2008 verleend.

2.2.

Verweerder heeft op [2009] het bestemmingsplan ‘[A]’ (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld en bekendgemaakt. In dit bestemmingsplan is de bestemming van het perceel hoek [A-straat 1]/[A-straat 2] gewijzigd van wonen in agrarisch. Daarbij is bepaald dat voor dit perceel een binnenplanse bestemmingswijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de ruimtelijke ordening mogelijk was.

2.3.

Eiseres heeft verweerder bij brief, door verweerder ontvangen op 12 juli 2010, verzocht om het bestemmingsplan te wijzigen in verband met de bouw van een villa op het onderhavige perceel. Bij brief van 27 juli 2010 heeft verweerder er onder meer op gewezen dat voor het in behandeling nemen van de aanvraag leges in rekening zullen worden gebracht en aan eiseres verzocht kenbaar te maken in hoeverre het verzoek in behandeling moest worden genomen. Bij brief van 13 september 2010 heeft eiseres te kennen gegeven dat zij zich niet kan verenigen met de opvatting dat de kosten die verbonden zijn aan een wijzigingsprocedure bij haar in rekening moeten worden gebracht, maar dat zij wel wenst dat verweerder een aanvang maakt met de gevraagde wijzigingsprocedure en dit binnen veertien dagen bevestigt. Bij brief van 27 september 2010 heeft verweerder eiseres bericht, voor zover van belang, dat de wijzigingsprocedure in voorbereiding wordt genomen, tenzij eiseres uiterlijk binnen veertien dagen het verzoek schriftelijk intrekt. De aanvraag is in behandeling genomen, waarvoor verweerder bij eiseres de leges in rekening heeft gebracht.

2.4.

Verweerder heeft een stedenbouwkundig adviesbureau, [D] BV, (hierna: [D]) ingeschakeld voor het verrichten van onderzoeken in verband met de wijziging van het bestemmingsplan. De kosten voor deze onderzoeken heeft verweerder bij eiseres in rekening gebracht. Eiseres heeft hiervoor een akkoordverklaring ondertekend op 1 februari 2011.

2.5.

Het gewijzigde bestemmingsplan ‘[A], wijziging [A-straat 1]’ is bij besluit van [2011] vastgesteld.

2.6.

Verweerder heeft in verband met het verzoek van eiseres tot wijziging van het bestemmingsplan een factuur, gedagtekend 14 maart 2012, ter zake van de verschuldigde leges ten bedrage van € 40.477,07 aan eiseres gezonden. De kosten zijn als volgt samengesteld:

3,12% van de bouwkosten à € 773.500

€ 24.133,20

Externe kosten (incl. btw)

€ 11.343,87

Bijdrage fonds “[E]”:

€ 5.000

€ 40.477,07

In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder de bijdrage fonds “[E]” ingetrokken.

3 Geschil

In geschil is of verweerder de legesaanslag terecht en tot het juiste bedrag heeft opgelegd. In het bijzonder is in geschil of:

  1. verweerder de uitspraak op bezwaar voldoende heeft gemotiveerd;

  2. verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld bij de totstandkoming van het nieuwe bestemmingsplan;

  3. sprake is van een dienst zoals bedoeld in artikel 229, eerste lid, van de Gemeentewet;

  4. de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2005 (hierna: Legesverordening 2005) onverbindend is wegens overschrijding van de opbrengstlimiet zoals bedoeld in artikel 229b van de Gemeentewet;

  5. sprake is van een dubbele heffing.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing