Home

Rechtbank Gelderland, 16-08-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:2505, ARN 12/511 tot en met 12/517, 12/519 tot en met 12/526 en 12/528 tot en met 12/532

Rechtbank Gelderland, 16-08-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:2505, ARN 12/511 tot en met 12/517, 12/519 tot en met 12/526 en 12/528 tot en met 12/532

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
16 augustus 2013
Datum publicatie
21 augustus 2013
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2013:2505
Zaaknummer
ARN 12/511 tot en met 12/517, 12/519 tot en met 12/526 en 12/528 tot en met 12/532

Inhoudsindicatie

Niet tijdig ingediend wrakingsverzoek. Verzoeker is niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.

Uitspraak

beschikking

Wrakingskamer

zaaknummers ARN 12/511 tot en met 12/517, 12/519 tot en met 12/526 en 12/528 tot en met 12/532

Beschikking

in de zaak van

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],

verzoeker tot wraking,

advocaat mr. R.B.H. Beune te Nijmegen

tegen

mrs. G.H.W. Bodt, L.B.M. Klein Tank en J.M.W. van de Sande, in hun hoedanigheid van rechter

1 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het schriftelijke wrakingsverzoek van 30 mei 2013

-

het schriftelijke verweer van mrs. G.H.W. Bodt, L.B.M. Klein Tank en

J.M.W. van de Sande van 28 juni 2013.

Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:

- namens verzoeker zijn zoon, [naam], bijgestaan door de raadsman mr. R.B.H. Beune,

advocaat te Nijmegen

Mrs. G.H.W. Bodt, L.B.M. Klein Tank en J.M.W. van de Sande hebben laten weten niet

te zullen verschijnen.

2 Het wrakingsverzoek

2.1

Het verzoek tot wraking is gericht tegen mrs. G.H.W. Bodt, L.B.M. Klein Tank en J.M.W. van de Sande als rechters en mr. P.P.J. Leenders als griffier in de zaken met de nummers 12/511 tot en met 12/517 IB/PVV RI17, 12/519 tot en met 12/526 IB/PVV RI17 en 12/528 tot en met 12/532 IB/PVV RI17 tussen verzoeker en de Directeur van de Belastingdienst/Rivierenland, kantoor Nijmegen (hierna: verweerder). Tijdens de mondelinge behandeling naar aanleiding van het wrakingsverzoek is het verzoek met betrekking tot de griffier ingetrokken.

De inhoudelijke mondelinge behandeling in de hiervoor aangeduide zaken heeft plaatsgevonden ter zitting van 28 februari 2013. Bij besluit van 25 maart 2013 heeft de rechtbank het onderzoek in de zaken heropend. Na ontvangst van het heropeningsbesluit heeft verzoeker de rechtbank verzocht om het proces-verbaal van de zitting. De rechtbank heeft het proces-verbaal op 7 mei 2013 aan verzoeker toegezonden, dat op

8 mei 2013 door verzoeker is ontvangen. Vervolgens is op 30 mei 2013 het wrakingsverzoek ingediend.

2.2

Verzoeker heeft het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd:

* het proces-verbaal van de zitting is onvolledig;

* door in het heropeningsbesluit verweerder in de gelegenheid te stellen alsnog het

renseignement (namenlijst) en de overige op de zaak betrekking hebbende stukken aan te

leveren, wordt verweerder volgens verzoeker ten onrechte een extra gelegenheid geboden

zijn besluit(en) te onderbouwen en bewijs te leveren.

Daardoor is bij verzoeker de vrees ontstaan dat de rechters niet meer onbevooroordeeld en onpartijdig zijn in de zaken.

2.3

Mrs. G.H.W. Bodt, L.B.M. Klein Tank en J.M.W. van de Sande hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben schriftelijk verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna voor zover nodig besproken.

3 De beoordeling

3.1

Volgens artikel 8:16, eerste lid, van de Awb moet het wrakingsverzoek worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Dit voorschrift strekt ertoe te verzekeren dat de procedure direct nadat zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, wordt geschorst door de indiening van een wrakingsverzoek en niet pas op een later tijdstip nadat er mogelijk al verdere proceshandelingen zijn verricht. De rechtbank constateert dat de aangevoerde feiten en omstandigheden voor de wraking verzoeker reeds op 8 mei 2013, de datum van ontvangst van het proces-verbaal van de zitting van 28 februari 2013, bekend zijn geworden of redelijkerwijs behoorden te zijn. Verzoeker heeft pas op 31 mei 2013 een wrakingsverzoek op grond van die feiten en omstandigheden ingediend. Daarmee is het verzoek in beginsel niet onverwijld, want niet binnen 14 dagen na 8 mei 2013, ingediend.

Ter zitting heeft gemachtigde van verzoeker verklaard dat het verzoek niet eerder is ingediend gelet op de meivakanties van [naam], de vertegenwoordiger van verzoeker en de gemachtigde. Ter zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat [naam] en de gemachtigde tussen 14 en 20 mei beiden niet afwezig waren in verband met vakantie. Naar het oordeel van de rechtbank had het verzoek daarom redelijkerwijs toch binnen de hiervoor genoemde termijn van 14 dagen kunnen en dus moeten worden ingediend.

De conclusie is dat het verzoek niet onverwijld en dus te laat is ingediend. Daarom moet verzoeker niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek. Aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek komt de rechtbank daarom niet toe.4. De beslissing

De rechtbank

verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.

Deze beschikking is gegeven door de mrs. P.J. Wiegman, C. van Linschoten en

F.M.T. Quaadvliet, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.W. Bolzoni en in

openbaar uitgesproken op 16 augustus 2013.

de griffier de voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.