Rechtbank Gelderland, 27-08-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:2547, AWB-12_372
Rechtbank Gelderland, 27-08-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:2547, AWB-12_372
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 27 augustus 2013
- Datum publicatie
- 27 augustus 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2013:2547
- Zaaknummer
- AWB-12_372
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting. Uitlegging vaststellingsovereenkomst. Royalty-opbrengsten op grond van overeenkomst belast als zijnde fictief loon.
Uitspraak
Team belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummer: AWB 12/372
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 27 augustus 2013
inzake
[X] N.V., gevestigd te [Z]-Curacao, eiseres,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst Utrecht-Gooi, kantoor Hilversum, verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 23 april 2011 voor het jaar 2008 een ambtshalve aanslag (aanslagnummer [000].V.86.0112) vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 2.500.000. Tevens is bij beschikking € 58.174 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 december 2011 de aanslag Vpb 2008 verminderd tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 242.703 en de beschikking heffingsrente verminderd tot € 4.536.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 24 januari 2012, ontvangen door de rechtbank op
25 januari 2012, tijdig beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2013 te Arnhem. Namens eiseres zijn daar verschenen mr. [gemachtigde], advocaat, en [A], beiden verbonden aan [B] LLP. Namens verweerder zijn mr. [gemachtigde] en mr. [C] verschenen.
Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. Verweerder heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij de pleitnota van eiseres behorende bijlagen.
2 Feiten
Eiseres is naar Antilliaans recht opgericht op 14 december 1995. Hierbij zijn als bestuurders aangesteld [D] en [E], beiden werkzaam bij [F] (Curaçao) N.V., een trustkantoor gevestigd op Curaçao. Tot en met 2011 was het vestigingsadres van eiseres [A-straat 1] te Curaçao.
Enig aandeelhouder van eiseres is sinds de oprichting [G] (hierna: [G]), tot voor kort woonachtig op het adres [A-straat 2] te [Q]. [G] is een producer, componist, arrangeur en tekstschrijver.
Eiseres heeft op 23 oktober 1996 naar Nederlands recht de vennootschap [H] B.V. (hierna: [H]) opgericht. [G] heeft vervolgens zijn onderneming, tot dan toe uitgeoefend in de vorm van een eenmanszaak, met terugwerkende kracht tot 30 september 1996 in [H] ingebracht.
Op 8 februari 1997 hebben eiseres en [H] een uitvoeringsovereenkomst gesloten op basis waarvan de rechten op alle royalty’s die voortvloeien uit de werkzaamheden van [G] verricht na 13 juni 1995 toekomen aan eiseres. Op basis van deze overeenkomst ontvangt [H] een vergoeding van 125% van de door haar gemaakte kosten.
Naar aanleiding van een geschil tussen verweerder en eiseres (en [H] en [G]) over de toerekening van de royalty-opbrengsten in de jaren 1996 tot en met 2007 heeft verweerder vanaf 1996 jaarlijks correcties aangebracht op het belastbaar inkomen van [G] en [H]. Deze correcties hadden tot gevolg dat de volledige royalty-opbrengsten in die jaren bij [G] en/of [H] werden belast in plaats van bij eiseres. Voorts bestond een geschil over de vraag of de feitelijke leiding van eiseres zich in Nederland bevond, in de persoon van [G], of op Curaçao, bij de formele directie van eiseres. Eiseres, [H] en [G] (tezamen partij A) en verweerder (partij B) hebben ter beëindiging van deze geschillen voor de jaren 1996 tot en met 2007 een vaststellingsovereenkomst gesloten als bedoeld in artikel 7:900 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: de vaststellingsovereenkomst). De overeenkomst is op 22 september 2009 door verweerder en op 5 februari 2010 door eiseres ondertekend.
In de vaststellingsovereenkomst is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:
“(…) Kortweg gaat het bij de fiscale geschillen om de verschuldigde extra belasting (Vpb en/of IB) ter zake van de netto-royalty’s over de jaren 1996 tot en met 2007. Netto royalty’s betekent in het kader van deze overeenkomst de bruto royalty’s (ontvangen door [X]) minus de (25%-)managementvergoeding aan [H] B.V (betaald door [X]).
(…)
1. De centrale leiding van [X] is en blijft feitelijk in Nederland vanaf het moment van haar oprichting (en daarvóór) lopend tot het moment van het einde van haar belastingplicht hier te lande voor de Vpb. De belastingheffing van [X] zou dan ook moeten plaatsvinden met inachtneming hiervan. In dat geval zou het resultaat en het vermogen (inclusief bestaande royaltyrechten in ruime zin) van [X] volledig in Nederland in de belastingheffing worden betrokken. Er zou dus geen objectvrijstelling en ook geen aftrek elders belast worden verleend. [X] zou over de jaren 1996 tot en met 2007 een bedrag van in totaal € 1.068.319 aan vennootschapsbelasting hebben moeten betalen (hierna te noemen: belastingaanslag 0), waarbij partij B de aanslagen Vpb dienovereenkomstig dit bedrag zou moeten vaststellen. Dit bedrag zou dan dienen ter voldoening van de extra verschuldigde vennootschapsbelasting en/of inkomstenbelasting ter beslechting van de fiscale geschillen in de zin van deze overeenkomst over die jaren inzake de netto-royalty’s ontvangen door [X]. De bij de heer [G] privé en [H] B.V. door partij B aangebrachte correcties c.q. aan te brengen correcties in verband met de netto-royaltyontvangsten van [X] zouden dan komen te vervallen. De aangiften [H] B.V. (inclusief de vergoeding van [X]) over de jaren 1996 tot en met 2007 evenals de in de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 1997 tot en met 2003 verwerkte dividendbetalingen door [X] aan de heer [G] tegen 25% IB-heffing zullen door partij B voor die jaren worden gevolgd.
2. Partij A verklaart zich akkoord met hetgeen is opgenomen onder punt 1, maar verzoekt de extra verschuldigde belasting ad € 1.068.319 (ter beslechting van de fiscale geschillen in de zin van deze overeenkomst over die jaren inzake de netto-royalty’s ontvangen door [X]) feitelijk uitsluitend te laten betalen door de heer [G] in de vorm van extra verschuldigde IB 2007 (box 1) (hierna te noemen: belastingaanslag 1) ten name van de heer [G] in plaats van verschuldigde Vpb ten name van [X] (belastingaanslag 0). Partij A verklaart zich akkoord – in afwijking van punt 1 – met de verwerking door partij B van het te betalen extra bedrag ad € 1.068.319 in één aanslag inkomstenbelasting 2007 (box 1) ten name van de heer [G] in privé (belastingaanslag 1) in plaats van belastingaanslag 0 ten name van [X].
3. De heer [G] in privé betaalt aan (extra) inkomstenbelasting 2007 (box 1) een bedrag van in totaal € 1.068.319 (belastingaanslag 1). Dit bedrag dient ter voldoening van extra verschuldigde vennootschapsbelasting en/of inkomstenbelasting ter beslechting van de fiscale geschillen in de zin van deze overeenkomst over de jaren 1996 tot en met 2007 en kan nimmer onderdeel uitmaken van een verticale verliesverrekening over de jaren heen.’
(…)
Partij A stemt er uitdrukkelijk en zonder enig voorbehoud mee in dat de uit hoofde van deze overeenkomst vastgestelde te betalen bedragen op geen enkele wijze ten laste van enig belastbaar bedrag voor de vennootschapsbelasting dan wel enig inkomen voor de inkomstenbelasting / premieheffing volksverzekering kunnen worden gebracht. (…)”
Naar aanleiding van de afspraken neergelegd in de vaststellingsovereenkomst heeft [G] in zijn aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna IB/PVV) 2007 extra inkomsten uit dienstbetrekking aangegeven van € 2.059.945.
Verweerder heeft met dagtekening 23 april 2011 ambtshalve de aanslag Vpb 2008 opgelegd op grond dat eiseres niet tijdig de vereiste aangifte heeft ingediend.
Bij de uitspraak op bezwaar heeft verweerder de door eiseres in bezwaar alsnog ingediende aangifte gevolgd, met uitzondering van de door eiseres in aanmerking genomen posten “extra salariskosten” van € 2.059.945 en “extra rentekosten” van € 40.908.
3 Geschil
In geschil is of de aanslag Vpb 2008 tot het juiste bedrag is vastgesteld. Meer in het bijzonder zijn daarbij de antwoorden op de volgende vragen in geschil:
1) Is in de bezwaarfase artikel 10:3, derde lid, van de Awb geschonden?
2) Is bij het opleggen van de aanslag het zorgvuldigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb geschonden?
3) Dient de bewijslast te worden omgekeerd en verzwaard omdat eiseres niet de vereiste aangifte heeft gedaan?
4) Heeft eiseres terecht loonkosten van € 2.059.945 en rentekosten van € 40.908 ten laste van haar resultaat gebracht?