Rechtbank Gelderland, 24-09-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:3172, AWB-11_3687
Rechtbank Gelderland, 24-09-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:3172, AWB-11_3687
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 24 september 2013
- Datum publicatie
- 24 september 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2013:3172
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2014:9532, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB-11_3687
Inhoudsindicatie
Samenhang met 11/3679. Verkoop van afvalmetalen. Niet in vermogen en boekhouding opgenomen opbrengsten als uitdeling van winst aan haar aandeelhouder doen toekomen.
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Team belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummers: AWB 11/3687, AWB 11/3688, AWB 11/3689, AWB 11/3690, AWB 11/3691 en AWB 11/3692
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 24 september 2013
inzake
[X] , wonende te [Z], eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Apeldoorn, verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 9 november 2007 voor het jaar 2001 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].H.17) inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 74.551, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 31.934 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 19.895, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 3.991. Tevens is bij beschikking € 1.812 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 23 oktober 2008 voor het jaar 2002 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].H.27) IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 78.730, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 44.878 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 18.422, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 5.609. Tevens is bij beschikking € 2.728 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 4 februari 2009 voor het jaar 2003 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].H.37) IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 78.890, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 47.911 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.372, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 5.988. Tevens is bij beschikking € 2.709 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 4 februari 2009 voor het jaar 2004 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].H.47) IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 79.061, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 59.398 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 16.273, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 7.424. Tevens is bij beschikking € 2.839 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 30 mei 2009 voor het jaar 2005 een aanslag (aanslagnummer [000].H.56) IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 83.832, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 79.546 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 20.986, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 9.943. Tevens is bij beschikking € 3.169 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 30 mei 2009 voor het jaar 2006 een aanslag (aanslagnummer [000].H.66) IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 85.852, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 89.414 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 22.524, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 11.176. Tevens is bij beschikking € 2.696 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Bij brief van 5 september 2011 heeft eiser beroep aangetekend tegen het uitblijven van de uitspraken op bezwaar.
Verweerder heeft met dagtekening 22 maart 2012 bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de (navorderings)aanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente gehandhaafd. Op grond van artikel 6:20, derde lid van de Awb heeft het beroep mede betrekking op voornoemde uitspraken op bezwaar.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2012 te Arnhem. De behandeling heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de behandeling van de zaken met de nummers AWB 11/3679, AWB 11/3680, AWB 11/3681, AWB 11/3683, AWB 11/3684, AWB 11/3685 en AWB 11/3686. Met instemming van partijen worden de gedingstukken bij de behandeling van alle zaken in aanmerking genomen.
Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. [gemachtigde] en mr. [A]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde], mr. [B], [C] en [D]. Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar.
De behandeling van het beroep is vervolgens geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen om alsnog geschoonde versies van de rapporten van deelonderzoeken van de ondernemingen 1 tot en met 9 zoals genoemd in bijlage P van het verweerschrift te overleggen.
Verweerder heeft deze rapporten op 31 januari 2013 aan de rechtbank overgelegd. Eiser heeft hierop bij brief (met bijlagen) van 27 februari 2013 gereageerd. Vervolgens heeft verweerder op 24 april 2013 gereageerd op voornoemde brief van eiser.
Het onderzoek ter zitting is vervolgens door de enkelvoudige belastingkamer voortgezet op 9 juli 2013. Eiser is daar verschenen, bijgestaan door mr. [gemachtigde] en mr. [A]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde], mr. [B] en [C]. Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
2 Feiten
Eiser is directeur en enig aandeelhouder van [E] B.V. (eiseres in de procedures met nummers AWB 11/3679, AWB 11/3680, AWB 11/3681, AWB 11/3683, AWB 11/3684, AWB 11/3685 en AWB 11/3686). Tezamen met [F] B.V. vormt [E] B.V. een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting.
In de loop van het jaar 2006 heeft de verweerder een onderzoek ingesteld bij [G] B.V. te [Z]. Deze vennootschap was afnemer van door [F] B.V. geleverd metaalafval. Uit dit onderzoek rees het vermoeden dat leveranciers van afvalmetalen een gedeelte van de door hen voor die afvallen ontvangen vergoeding contant lieten uitbetalen om die vergoeding daarmee buiten de boekhouding te kunnen houden. Naar aanleiding hiervan is bij een aantal leveranciers van afvalmetalen, waaronder [F] B.V., een boekonderzoek ingesteld. Geconstateerd werd dat de door [F] B.V. in de jaren 2001 tot en met 2006 verantwoorde opbrengsten afvalmetalen niet overeenstemden met hetgeen in de administratie van [G] B.V. – met name in de weegadministratie - was verantwoord. De volgens die weeg- en financiële administratie van [F] B.V. ingekochte afvalmetalen overtroffen de door die vennootschap verantwoorde opbrengsten in de jaren 2001 tot en met 2006 met ruim € 353.000. In de administratie van [F] B.V. waren slechts per bank ontvangen opbrengsten verantwoord. In de administratie komen geen contante opbrengsten voor.
Naar aanleiding van dit onderzoek heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat [F] B.V. de contante opbrengsten opzettelijk buiten haar boekhouding heeft gehouden en als verkapte uitdeling van winst aan eiser heeft doen toekomen. Vervolgens heeft verweerder door middel van navorderingsaanslagen of primitieve aanslagen de volgende bedragen bij eiser als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen:
2001 € 31.934 (f 70.375)
2002 € 44.878
2003 € 47.911
2004 € 59.398
2005 € 79.546
2006 € 89.414
3 Geschil
In geschil is of de navorderingsaanslagen over 2001 en 2002 binnen de wettelijke termijn zijn opgelegd. Daarnaast is in geschil of verweerder terecht in de jaren 2001 tot en met 2006 inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking heeft genomen. Tevens zijn de boetes en de heffingsrente in geschil. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.