Rechtbank Gelderland, 24-10-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:3996, AWB-12_3616
Rechtbank Gelderland, 24-10-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:3996, AWB-12_3616
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 24 oktober 2013
- Datum publicatie
- 25 oktober 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2013:3996
- Zaaknummer
- AWB-12_3616
Inhoudsindicatie
De aard van de voldoening op aangifte verzet zich tegen de verplichting tot het vermelden van een rechtsmiddel.
Het stond eiser vrij om bezwaar te maken tegen de voldoening op aangifte. Nu eiser dit niet tijdig heeft gedaan, heeft hij de hem ter beschikking staande rechtsmiddelen niet uitgeput. Toepassing van het gemeenschapsrecht doorbreekt in dat geval de formele rechtskracht van de voldoening op aangifte niet.
Uitspraak
Team belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummer: AWB 12/3616
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 24 oktober 2013
inzake
[X] , gevestigd te [Z], eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi, kantoor Utrecht, verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
Eiser heeft op 18 januari 2012 € 5.849 belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) op aangifte voldaan.
Eiser heeft daartegen bij brief van 6 maart 2012, ontvangen door verweerder op dezelfde datum, bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 juni 2012 het bezwaar tegen de voldoening op aangifte niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
Eiser heeft daartegen bij brief van 14 juli 2012, ontvangen door de rechtbank op dezelfde datum, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2013 te Arnhem. Namens eiser is verschenen [A], bijgestaan door [gemachtigde] en [B]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde], mr. [C] en [D].
Eiser heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.
2 Geschil
In geschil is of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
3 Beoordeling van het geschil
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Ingevolge artikel 22j, aanhef en onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) vangt, in afwijking van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb, de termijn voor het instellen van bezwaar aan met ingang van de dag na die van de voldoening of de inhouding onderscheidenlijk de afdracht.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. In het tweede lid van dat artikel is bepaald dat bij verzending per post het bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De datum van de voldoening op aangifte is 18 januari 2012. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde derhalve op 29 februari 2012. Eiser heeft bij brief van 6 maart 2012, ontvangen door verweerder op dezelfde datum, bezwaar gemaakt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de hiervoor genoemde termijn ingediend bezwaarschrift, niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijft indien de indiener redelijkerwijs niet kan worden geacht in verzuim te zijn geweest. Eiser heeft gesteld dat hij door het ontbreken van een rechtsmiddelverwijzing te laat ervan op de hoogte kwam dat hij tegen de voldoening op aangifte bezwaar kon maken. De voldoening op aangifte is echter geen besluit in de zin van de Awb waarvoor de verplichting tot het vermelden van rechtsmiddelen als bedoeld in artikel 3:45 van die wet geldt. De voldoening op aangifte is slechts voor wat betreft de mogelijkheid tot het instellen van beroep met een voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur gelijkgesteld. De aard van de voldoening op aangifte verzet zich tegen de verplichting om een rechtsmiddelverwijzing op te nemen. Hetgeen eiser heeft aangevoerd kan de termijnoverschrijding derhalve niet verschoonbaar maken. De rechtbank is evenmin ambtshalve van omstandigheden gebleken die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken.
De stelling van eiser dat hij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase vindt geen steun in de feiten. Uit het verslag van het hoorgesprek van 15 juni 2012, waaruit blijkt dat de bezwaren die na de bezwaartermijn zijn ingediend zijn besproken, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het desbetreffende hoorgesprek tevens betrekking had op het onderhavig bezwaar.
Eiser heeft verder aangevoerd dat verweerder ten onrechte een ambtshalve vermindering achterwege heeft gelaten. Volgens eiser volgt uit het gemeenschapsrecht dat de formele rechtskracht van de voldoening op aangifte wordt doorbroken. Hij beroept zich daarbij op het arrest Kühne & Heitz van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, nr. C-453/00 en het arrest van de Hoge Raad van 2 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7393. Naar het oordeel van de rechtbank stond het eiser vrij om bezwaar te maken tegen de voldoening op aangifte. Nu eiser dit niet tijdig heeft gedaan, heeft hij de hem ter beschikking staande rechtsmiddelen niet uitgeput. De rechtbank is van oordeel dat in dat geval toepassing van het gemeenschapsrecht de formele rechtskracht van de voldoening op aangifte niet doorbreekt (vergelijk: Hoge Raad, 5 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ9098). Deze stelling kan eiser dan ook niet baten.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.