Rechtbank Gelderland, 24-10-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:3997, AWB-12_2454
Rechtbank Gelderland, 24-10-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:3997, AWB-12_2454
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 24 oktober 2013
- Datum publicatie
- 25 oktober 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2013:3997
- Zaaknummer
- AWB-12_2454
Inhoudsindicatie
De identiteit van degene die bezwaar maakt dient vóór het verstrijken van de bezwaartermijn bekend te zijn.
De betaling door een ander dan eiser kan niet worden aangemerkt als een betaling namens eiser. Dit heeft tot gevolg dat eiser geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 26a van de AWR bij de voldoening van de BPM op aangifte.
Met de voldoening van de BPM door een ander dan eiser is het belang van eiser bij zijn bezwaar tegen de naheffingsaanslag komen te vervallen.
Sprake van omstandigheden die aanleiding geven om de redelijke termijn voor de onderhavige procedure op een langere termijn dan twee jaren te stellen.
Uitspraak
Team belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummers: AWB 12/2454 en 12/2813
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 24 oktober 2013
inzake
[X] , wonende te [Z], eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi, kantoor Utrecht, verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
Eiser heeft op 25 mei 2011 aangifte van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) gedaan.
Verweerder heeft aan eiser op 1 juni 2011 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [000]) BPM opgelegd van € 3.281.
Eiser heeft tegen de voldoening op aangifte en tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 mei 2012 het bezwaar tegen de voldoening op aangifte niet-ontvankelijk verklaard, omdat de belasting niet door eiser maar door een ander is voldaan en een juiste machtiging ontbreekt.
Bij uitspraak op bezwaar van 14 mei 2012 heeft verweerder het bezwaar tegen de naheffingsaanslag niet-ontvankelijk verklaard, omdat de belasting niet is voldaan.
Eiser heeft tegen genoemde uitspraken op bezwaar bij brieven van 31 mei 2012, ontvangen door de rechtbank op respectievelijk 1 en 11 juni 2012, beroepen ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2013 te Arnhem. Namens eiseres zijn verschenen [A], bijgestaan door [gemachtigde] en [B]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde], mr. [C] en [D].
Eiser heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht te zijn voorgedragen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de overlegging van de bij deze pleitnota gevoegde bijlage.
2 Feiten
[X], eiser, is een eenmanszaak en wordt gedreven door [A]. De bedrijfsactiviteiten bestaan onder meer uit de import van personenauto’s.
Op 25 mei 2011 heeft eiser aangifte BPM gedaan voor een personenauto van het merk Volkswagen, type [E]. De te betalen BPM is daarin bepaald op € 500.
Omdat het aangegeven bedrag volgens verweerder te laag is, heeft verweerder aan eiser een naheffingsaanslag ten bedrage van € 3.281 opgelegd.
Eiser heeft bij de pleitnota een rekeningafschrift overgelegd van [F], de kentekenhouder, inzake de voldoening van de onderhavige BPM van in totaal € 3.781 op 16 november 2011.
3 Geschil
In geschil is of verweerder de bezwaren tegen de voldoening op aangifte en de naheffingsaanslag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Tevens is in geschil of de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) in eerste aanleg is overschreden, en zo ja, of eiser op die grond voor vergoeding van immateriële schade in aanmerking komt.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.