Rechtbank Gelderland, 24-12-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:5916, AWB-12_5865
Rechtbank Gelderland, 24-12-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:5916, AWB-12_5865
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 24 december 2013
- Datum publicatie
- 7 januari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2013:5916
- Zaaknummer
- AWB-12_5865
Inhoudsindicatie
Heffing over vrijvalwinst mag enkel aan de vrijheid van vestiging en niet tevens aan de vrijheid van kapitaalverkeer worden getoetst.
Uitspraak
Team belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummer: AWB 12/5865
uitspraak van de meervoudige belastingkamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 24 december 2013
inzake
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amersfoort, verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het boekjaar 2008/2009 (periode 1 maart 2008 tot en met 28 februari 2009) een aanslag (aanslagnummer [000].V.86.0312) vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 375.817. Tevens is bij beschikking € 7.845 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 augustus 2012 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 19 september 2012, ontvangen door de rechtbank Haarlem op 20 september 2012, beroep ingesteld. Rechtbank Arnhem heeft het beroepschrift van eiseres op 23 november 2012 ontvangen van rechtbank Haarlem.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2013 te Arnhem.
Namens eiseres zijn daar verschenen mr. [gemachtigde] FB en [A]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde], drs. [B] en mr. [C].
Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
2 Feiten
Eiseres is opgericht op 1 november 1994. Enig aandeelhouder van eiseres is de heer [D] (hierna: [D]). De activiteit van eiseres bestaat uit het uitvoeren van een pensioenverplichting. Deze pensioenverplichting betreft een aan de heer [D] toegekend pensioenrecht. Vanaf 1 januari 1994 wordt geen pensioen meer opgebouwd. De ingangsdatum van het pensioen is 1 oktober 2007, zijnde de eerste dag van de maand waarin [D] 60 jaar is geworden. In 2007 is besloten de ingangsdatum van dit pensioenrecht vijf jaar uit te stellen tot 1 oktober 2012.
Op 1 oktober 2007 is een ouderdomspensioen opgebouwd van € 52.507. Na herrekening van de opgebouwde pensioenrechten naar een pensioensingangsdatum van 1 oktober 2012 en rekening houdend met een voorindexatie van 4%, bedraagt het opgebouwde ouderdomspensioen per
1 januari 2009 € 86.436.
Met ingang van 1 januari 2009 is de feitelijke zetel van eiseres verplaatst van Curaçao naar Nederland. Hierdoor is eiseres per 1 januari 2009 onbeperkt binnenlands belastingplichtig geworden voor de Vpb.
Eiseres heeft op de (openings-)balans per 1 januari 2009 de pensioenverplichting gewaardeerd op een bedrag van € 787.633. Dit bedrag is berekend op de contante waarde uitgaande van een op 1 oktober 2012 ingaande ouderdomspensioenuitkering van € 86.436, overlevingstafel GBM 2000-2005 en een rekenrente van 4%. Er is verder geen rekening gehouden met een leeftijdsterugstelling.
Bij het vaststellen van de definitieve aanslag Vpb 2008/2009 heeft verweerder rekening gehouden met een vrijval in de pensioenvoorziening. Deze is berekend op het verschil in de waarde in het economische verkeer (hierna: WEV) van de pensioenverplichting per 1 januari 2009 en de waarde van de pensioenverplichting per 28 februari 2009 berekend op basis van artikel 3.29 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) en artikel 8, zesde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb). De waardes heeft verweerder berekend op respectievelijk € 1.717.583 en € 1.341.766. Het belastbare bedrag is berekend op het verschil tussen beide bedragen, ofwel € 375.817.
Bij de berekening van de WEV van de pensioenverplichting per 1 januari 2009 zijn door verweerder de volgende rekengrondslagen gehanteerd:
- waarderingsmethode: koopsommenmethode
- overlevingstafel: GBM/GBV 03-08
- leeftijdscorrecties: - 5 jaar
- voor- en na-indexatie: 4%
- rekenrente: 3,9%
- kostenopslagen: geen
Op de balans aan het einde van het eerste boekjaar (28 februari 2009) heeft verweerder de pensioenverplichting gewaardeerd met inachtneming van genoemde artikelen 3.29 van de Wet IB 2001 en 8, zesde lid, van de Wet Vpb. Verweerder heeft daarbij de volgende balanswaarderingsgrondslagen gehanteerd:
- waarderingsmethode: koopsommenmethode
- overlevingstafel: GBM/GBV 03-08
- leeftijdscorrecties: 0 jaar (artikel 8, lid 6, van de Wet Vpb)
- voor- en na-indexatie: 4%
- rekenrente: 4% (artikel 3.29 van de Wet IB 2001)
- kostenopslagen: geen
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil of verweerder bij het vaststellen van de definitieve aanslag Vpb 2008/2009 terecht een vrijval van de pensioenvoorziening in aanmerking heeft genomen en tot de belastbare winst van eiseres heeft gerekend. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de vrijheid van kapitaalverkeer als bedoeld in artikel 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VwEU) zich daartegen verzet. De omvang van de vrijvalwinst is niet in geschil.
Ter zitting heeft eiseres haar stelling dat de vrijheid van vestiging zich verzet tegen het in aanmerking nemen van de onderhavige vrijvalwinst ingetrokken.