Home

Rechtbank Gelderland, 24-12-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:5933, AWB-13_3103

Rechtbank Gelderland, 24-12-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:5933, AWB-13_3103

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
24 december 2013
Datum publicatie
20 januari 2014
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2013:5933
Zaaknummer
AWB-13_3103

Inhoudsindicatie

De rechtbank acht de door verweerder geboden termijn om de gronden van het bezwaar aan te vullen onredelijk kort.

Uitspraak

Team belastingrecht

Zittingsplaats Arnhem

registratienummer: AWB 13/3103

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 24 december 2013

inzake

[X] , wonende te [Z], eiser,

tegen

de heffingsambtenaar van de gemeente Wijchen, verweerder.

1 Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser leges tot een bedrag van € 11,50 in rekening gebracht terzake van een verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB).

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 mei 2013 het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft daartegen bij brief van 1 juni 2013, ontvangen door de rechtbank op 1 juni 2013, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2013 te Arnhem. Eiser en zijn gemachtigde ing. [gemachtigde], werkzaam bij [A], zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Namens verweerder is verschenenmr. [gemachtigde].

2 Overwegingen

2.1

Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb bevat het bezwaarschrift de gronden van het bezwaar. In artikel 6:6 van de Awb is bepaald dat, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, dit niet-ontvankelijk kan worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

2.2

De rechtbank stelt vast dat eiser op 18 april 2013 op nader aan te voeren gronden een bezwaarschrift heeft ingediend en dat verweerder daarop bij brief van 23 april 2013, volgens verweerder verzonden op 24 april 2013, eiser in de gelegenheid heeft gesteld de gronden van het bezwaar uiterlijk op 2 mei 2013 in te dienen. De rechtbank acht deze geboden termijn – met een weekend én 30 april 2013 (Koninginnedag) – onredelijk kort om het verzuim te herstellen. De rechtbank acht in zijn algemeenheid een termijn van twee weken, zoals verweerder ook zelf heeft vermeld in het verweerschrift, niet onredelijk voor het aanvullen van gronden van het bezwaar. Dat eiser, aan wie in dit geval een zeer korte termijn is gegund voor het aanvullen van gronden, bij verweerder had kunnen vragen om nader uitstel, zoals ter zitting door verweerder naar voren is gebracht, kan niet afdoen aan de onredelijkheid van die gestelde termijn. Het beroep is gegrond.

2.3 Op grond van rechtsoverweging 2.2 kan in het midden blijven of verweerder, zoals betwist door eiser, aannemelijk heeft gemaakt dat hij evenvermelde brief van 23 april 2013 daadwerkelijk heeft verzonden op 24 april 2013.

2.4

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard en de uitspraak op bezwaar, waarbij het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard, te worden vernietigd. De rechtbank zal volgens vaste jurisprudentie en de daarbij gegeven hoofdregel (o.a. Hoge Raad 9 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX7330) verweerder met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb opdragen opnieuw op het bezwaar te beslissen.

3 Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 236 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 472 en een wegingsfactor 0,5).

4 Beslissing