Rechtbank Gelderland, 18-06-2013, CA3077, AWB 12/938 en AWB 12/939
Rechtbank Gelderland, 18-06-2013, CA3077, AWB 12/938 en AWB 12/939
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 18 juni 2013
- Datum publicatie
- 18 juni 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2013:CA3077
- Zaaknummer
- AWB 12/938 en AWB 12/939
Inhoudsindicatie
Navorderingsaanslagen. Ambtelijk verzuim. LB-inspecteur beschikt over gegevens die rechtstreeks van belang zijn voor de op te leggen aanslag IB/PVV. De competente inspecteur is ten tijde van het opleggen onbekend met deze gegevens. Tijd die in redelijkheid nodig is om de binnengekomen gegevens te verwerken overschreden.
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Team belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummers: AWB 12/938 en AWB 12/939
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 18 juni 2013
inzake
[X], wonende te [Z], eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amersfoort, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser:
• voor het jaar 2006 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].H.67) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 163.536 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.643. Tevens is bij beschikking € 11.070 aan heffingsrente in rekening gebracht, en
• voor het jaar 2007 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].H.77) IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 116.151 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.585. Tevens is bij beschikking € 2.175 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij in een gezamenlijk geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 23 februari 2012 de navorderingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 27 februari 2012, ontvangen door de rechtbank op 1 maart 2012, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiser.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2013 te Arnhem.
Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. [gemachtigde]. Namens verweerder zijn verschenen
mr. [gemachtigde] en [A].
Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. Verweerder heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlagen.
2. Feiten
2.1 Met betrekking tot de opgelegde navorderingsaanslagen zijn de volgende data van belang:
2006 2007
Indiening aangifte IB/PVV 5 juli 2008 5 juli 2008
Dagtekening voorlopige aanslag 29 augustus 2008 7 augustus 2008
Brief dat op te leggen definitieve aanslag onjuist is 16 september 2008 7 januari 2009
Dagtekening definitieve aanslag 5 november 2008 13 maart 2009
Dagtekening navorderingsaanslag 26 november 2011 26 november 2011
Op 22 augustus 2011 heeft eiser een middelingsverzoek ingediend over de periode 2005 t/m 2007.
2.2 Op 21 februari 2008 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen verweerder en de directie van [B] (hierna te noemen: [B]) over de fiscale aspecten verbonden aan de uitgifte van aandelen door [B] aan haar werknemers. Op 28 april 2008 heeft een vervolgbespreking plaatsgevonden.
2.3 Op 9 mei 2008 doet [B] de door verweerder tijdens de bespreking van 28 april 2008 gevraagde bescheiden – de SEC Regulations van Rule 144 en de achterzijde van de aandelencertificaten – aan verweerder toekomen.
2.4 In een brief van 4 juli 2008 vraagt verweerder – onder verwijzing naar besprekingen van 1 en 2 juli 2008 – om aanvullende gegevens aan [C] Inc. Op 10 juli 2008 – binnen de door verweerder gestelde reactietermijn van één week – wordt hieraan door [C] Inc voldaan.
2.5 Op 5 september 2008 heeft de competente inspecteur van [B] (hierna: de LB-inspecteur) de competente inspecteur van eiser over de verwerving van de aandelen [B] door eiser op de hoogte gesteld.
2.6 De reactie en standpuntbepaling van verweerder met betrekking tot de fiscale aspecten verbonden aan de uitgifte van de aandelen is vervolgens neergelegd in een brief van 16 september 2008 gericht aan [C] Inc.
2.7 In een brief van eveneens 16 september 2008 van verweerder aan eiser is onder meer het volgende vermeld:
“(…).
Binnen afzienbare tijd ontvangt u de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2006.
Mij is gebleken dat bij het opleggen van die aanslag ten onrechte geen rekening is gehouden met het feit dat u in 2006 300.000 aandelen/restricted stocks [B] verstrekt heeft gekregen (…).
De aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die u zult ontvangen is derhalve onjuist vastgesteld. U kunt aan die aanslag dan ook niet het gebruikelijk te beschermen vertrouwen ontlenen (…). Het feit waarmee ten onrechte geen rekening is gehouden bij het opleggen van de aanslag zal leiden tot een navorderingsaanslag.
Ofschoon de aanslag nog niet is verzonden, ben ik niet meer in staat de verzending van de aanslag tegen te houden.
(…).”
2.8 Een brief met dezelfde inhoud over het jaar 2007 is door verweerder op 7 januari 2009 aan eiser verzonden.
2.9 De navorderingsaanslagen zijn als volgt vastgesteld:
2006 bedragen in €
300.000 aandelen
Vermenigvuldigd met de koers op genietingstijdstip ($ 0,60 en $ 0,51) 123.344
Af: aankoopprijs 2.281
Verschil 121.063
Af : korting om doelmatigheidsredenen 500
Af: korting van 2,5% per geblokkeerd jaar (15% van € 123.344) 18.502
Belastbaar inkomen box 1 102.061
======
2007 bedragen in €
200.000 aandelen
Vermenigvuldigd met de koers op genietingstijdstip ($ 0,21) 31.168
Af: aankoopprijs 1.485
Verschil 29.683
Af: korting van 2,5% per geblokkeerd jaar (15% van € 31.168) 4.676
Belastbaar inkomen box 1 25.007
======
3. Geschil
Tussen partijen is in het geschil het antwoord op de vraag of de navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2006 en 2007 terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Artikel 16, eerste lid, van de AWR bepaalt onder meer dat indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld, de inspecteur de te weinig geheven belasting kan navorderen. Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren uitgezonderd de situatie van kwade trouw.
4.2 Indien de LB-inspecteur beschikt over gegevens die rechtstreeks van belang zijn voor een op te leggen aanslag IB/PVV en de competente inspecteur onbekend is met deze gegevens, levert dit een ambtelijk verzuim op voor de competente inspecteur (vergelijk Hoge Raad 26 februari 1986, nr, 23.505, BNB 1986/136). Het niet verstrekken van informatie die onmiskenbaar van belang is voor de heffing van IB/PVV kan leiden tot een ambtelijk verzuim bij de competente inspecteur (vergelijk Hoge Raad 26 november 2010, nr. 10/00346,
).4.3 Vast staat dat de LB-inspecteur al op 10 juli 2008 volledig op de hoogte was van de uitgifte van aandelen door [B] aan eiser en dat deze informatie rechtstreeks en onmiskenbaar van belang was voor de op te leggen aanslagen IB/PVV over de jaren 2006 en 2007. Vervolgens heeft de LB-inspecteur pas op 5 september 2008 – bijna twee maanden nadat hij bekend werd met deze informatie – de competente inspecteur van eiser hiervan op de hoogte gesteld. Op dat moment was de definitieve aanslag IB/PVV 2006 (met dagtekening 5 november 2008) reeds geformaliseerd en kon de verzending daarvan niet meer worden tegengehouden. Hiervan is eiser op 16 september 2008 op de hoogte gesteld. Op
7 januari 2009 heeft verweerder eiser in kennis gesteld van het feit dat de door eiser nog te ontvangen aanslag IB/PVV 2007 (met dagtekening 13 maart 2009) niet juist is.
4.4 Weliswaar dient rekening gehouden te worden met de tijd die in redelijkheid nodig is om de binnengekomen gegevens te verwerken maar door de competente inspecteur pas na bijna twee maanden op de hoogte te stellen, zonder dat voor die termijn enige verklaring door verweerder is gegeven, is deze redelijke termijn in het onderhavige geval overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank levert het vorenstaande dan ook een ambtelijk verzuim op dat aan het opleggen van navorderingsaanslagen over de jaren 2006 en 2007 in de weg staat.
4.5 Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het bezwaar en het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.414 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van
€ 235, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 472 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de navorderingsaanslagen IB/PVV;
- vernietigt de beschikkingen heffingsrente;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.414;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 42 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.F. Geerling, voorzitter, mr. G.H.W. Bodt en mr.dr. N. Djebali, rechters, in tegenwoordigheid van mr.drs. J.A. Vriezen, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op: 18 juni 2013
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.