Home

Rechtbank Gelderland, 15-01-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:143, AWB-12_6179

Rechtbank Gelderland, 15-01-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:143, AWB-12_6179

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
15 januari 2014
Datum publicatie
16 januari 2014
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2014:143
Zaaknummer
AWB-12_6179

Inhoudsindicatie

Beslissing geheimhoudingskamer rechtbank Gelderland. Rechtbank wijst het verzoek van verweerder tot geheimhouding van de identiteit van de tipgever in de zin van artikel 8:29 Awb toe. Het verzoek van verweerder tot beperkte kennisneming van de stukken die zien op het zogenoemde “Project Derde Categorie” wordt eveneens toegewezen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Zittingsplaats Arnhem

registratienummers: AWB 12/6179 tot en met AWB 12/6183

beslissing ingevolge artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 15 januari 2014

inzake

[X] , wonende te [Z], eiseres,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Nijmegen, verweerder.

1 Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over de jaren 2003 tot en met 2007 opgelegd. Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslagen zijn aan eiseres boetes opgelegd en is aan eiseres heffingsrente in rekening gebracht.

Bij uitspraken op bezwaar van 28 november 2012 heeft verweerder de navorderingsaanslagen, de boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 7 december 2012, ontvangen bij de rechtbank op 10 december 2012, beroep ingesteld.

Verweerder heeft op 13 februari 2013 op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

In het verweerschrift stelt verweerder zich op het standpunt dat gedeelten van stukken die onderdeel vormen van het project van de Belastingdienst genaamd “Derde categorie” niet openbaar mogen worden gemaakt. Dit project vindt zijn oorsprong in door de Belastingdienst ontvangen informatie van een tipgever. De ontvangen informatie zou betrekking hebben op Nederlandse belastingplichtigen met banktegoeden en effectenportefeuilles in het buitenland.

De rechtbank heeft het standpunt van verweerder opgevat als een verzoek om geheimhouding dan wel beperking van de kennisneming als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb.

Bij brief van 3 juni 2013 heeft de rechtbank verweerder verzocht om de stukken waarvoor een beroep wordt gedaan op artikel 8:29 van de Awb in geschoonde en ongeschoonde vorm aan de rechtbank over te leggen.

Naar aanleiding van dit verzoek heeft verweerder op 11 juni 2013 in geschoonde en ongeschoonde vorm de volgende stukken overgelegd:

Nr. Titel/inhoud

A1 Map met door de tipgever aangeleverde stukken inzake diverse belastingplichtigen, genummerd D-01 t/m D-27 met ambtsedige verklaring

B1 Memo ‘Tipgever Luxemburg’ d.d. 2 juli 2009. Onderzoek naar de inhoudelijke relevantie en de bewijskracht van de informatie

B2 Overeenkomst met de tipgever d.d. 16 september 2009

B3 Proces-verbaal, Ah-4, d.d. 1 oktober 2009 ‘Identiteit’

B4 Ambtsedige verklaring, gespreksverslag, algemeen gedeelte G1-01, d.d. 1 oktober 2009, ‘Aanleiding gesprek en identiteit gesprekspartner’

B5 Verklaring tipgever, d.d. 1 oktober 2009

B6 Ambtsedige verklaring, Gespreksverslag AH-2 d.d. 1 oktober 2009

B7 Plan van aanpak, ‘Derde Categorie’ 5 oktober 2009

B8 Power-point-presentatie, project Derde Categorie. Ten behoeve van de kick-off op 8 oktober 2009

B9 Memo ‘Dubbele beboeting buitenlandse bankrekeningen’ d.d. 6 november 2009

B10 Memo ‘Redelijke schatting’ d.d. 11 november 2009

B11 Memo ‘Toerekening vermogensbestanddelen en gevolgen voor vergrijpboete’ d.d. 11 november 2009

B12 Memo ‘Omkering bewijslast en matiging boete’ d.d. 24 november 2009

De overgelegde stukken zijn in geschoonde vorm aan eiseres verstrekt. In de geschoonde versie zijn de delen van stukken openbaar gemaakt die op grond van de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant 28 januari 2013, nr. 12/1430, ECLI:NL:RBZWB:2010:BZ3190 zijn vrijgegeven.

Voor de onleesbaar gemaakte passages in de geschoonde stukken doet verweerder een beroep op artikel 8:29 van de Awb.

Eiseres heeft bij brief van 31 juli 2013, ontvangen door de rechtbank op 1 augustus 2013, gereageerd op verweerders verzoek om geheimhouding.

Bij brief van 5 augustus 2013, bij de rechtbank binnengekomen op 8 augustus 2013, heeft verweerder nadere stukken ingediend.

Het beroep van verweerder op artikel 8:29 van de Awb is behandeld ter zitting op 5 september 2013 te Arnhem.

Eiseres heeft zich daar laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde mr. [gemachtigde], verbonden aan [A] te [Q]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde], mr. [B], mr. [C] en [D].

Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

2 Geschil

In geschil is of sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb die rechtvaardigen dat verweerder weigert de hiervoor als A1 tot en met B12 aangeduide stukken in ongeschoonde vorm openbaar te maken.

3 Beoordeling van het geschil

3.1

Ten behoeve van het nemen van deze tussenbeslissing heeft de rechtbank kennis genomen van het gehele procesdossier.

3.2

De rechtbank stelt voorop dat verweerder op grond van artikel 8:42, eerste lid, van de Awb is gehouden de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank te zenden. Uit de arresten van de Hoge Raad van 25 april 2008, nrs. 43448 en 43791, BNB 2008/161 en 162, ECLI:NL:HR:2008:BA3823 en BB5868, volgt dat dit stukken zijn die bij de besluitvorming van de inspecteur een rol hebben gespeeld dan wel daarbij van enig belang kunnen zijn geweest. De vraag of een stuk een op de zaak betrekking hebbend stuk is, dient op grond van dat stuk in zijn geheel en met inachtneming van het overheersende karakter van dat stuk te worden beantwoord. Een op de zaak betrekking hebbend stuk kan niet deels als een zodanig stuk worden bestempeld.

3.3

De omstandigheid dat stukken behoren tot op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb brengt niet mee dat die stukken reeds daarom volledig, dat wil zeggen zonder dat daarin delen onleesbaar zijn gemaakt, aan eiseres ter kennis moeten worden gebracht. Het bepaalde in artikel 8:29 van de Awb biedt juist de mogelijkheid delen van een op de zaak betrekking hebbend stuk voor eiseres geheim te houden of te anonimiseren indien daartoe gewichtige redenen bestaan.

3.4

De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis genomen van de ongeschoonde versies van de door verweerder overgelegde stukken en heeft deze onderworpen aan een afweging van het belang van eiseres bij onbeperkte kennisneming tegenover (mogelijk) zwaarwichtige redenen van verweerder om aan die kennisneming beperkingen te stellen. Slechts indien naar het oordeel van de rechtbank de door verweerder aangevoerde redenen aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van eiseres, is sprake van een gerechtvaardigd belang van verweerder bij geheimhouding.

3.5

Verweerder heeft de volgende redenen aangevoerd die geheimhouding van bepaalde passages uit de stukken zouden moeten rechtvaardigen:

a. het belang van de privacy van de tipgever;

b. het belang van de privacy van derden;

c. het belang van de privacy van medewerkers van de Belastingdienst;

d. het belang van de Belastingdienst bij een effectieve controle en controlestrategie, waaronder begrepen een effectieve en efficiënte interne werkwijze;

e. het staatsbelang;

f. het belang dat de Belastingdienst heeft bij de vertrouwelijkheid van intern advies.

3.6

De rechtbank stelt voorop dat verweerder de identiteit van de tipgever ook niet aan de rechtbank heeft bekend gemaakt. In de door verweerder genoemde “ongeschoonde” stukken zijn nog steeds de delen die op de tipgever betrekking hebben geanonimiseerd. In zoverre is dus nog steeds sprake van geschoonde stukken. Het beroep op artikel 8:29 van de Awb is dan ook tweeledig. Voor wat betreft de identiteit van de tipgever doet verweerder een beroep op volledige geheimhouding. Voor de overige stukken die wel aan de rechtbank zijn bekend gemaakt verzoekt verweerder om beperking van de kennisneming, dat wil zeggen dat alleen de rechtbank mag kennisnemen van de stukken, eiseres niet.

Identiteit tipgever

3.7

Verweerder heeft herhaaldelijk en gemotiveerd gesteld dat de naam van de tipgever niet bekend kan worden gemaakt noch de identiteit van de tipgever moet kunnen worden herleid ter voorkoming van eventuele represailles. Bovendien zou bekendmaking potentiële tipgevers kunnen doen besluiten om geen gegevens meer aan de Belastingdienst te doen toekomen. Het is dan ook, aldus verweerder, in het belang van de Staat dat de identiteit van de tipgever geheim blijft. De rechtbank erkent deze belangen van de tipgever en van de Staat. Eiseres heeft gesteld dat zij de naam van de tipgever wenst te kennen, zodat zij hem eventueel kan horen als getuige en de betrouwbaarheid kan verifiëren. De rechtbank is van oordeel dat het belang van de privacy van de tipgever aanzienlijk zwaarder weegt dan dit belang van eiseres. De rechtbank overweegt daarbij dat verweerder de mogelijkheid heeft opengelaten om de tipgever anoniem te horen.

3.8

De rechtbank stelt verder vast dat eiseres het bestaan van de bankrekening heeft erkend. Desondanks vindt eiseres, zo begrijpt de rechtbank, dat de identiteit van de tipgever bekend moet worden gemaakt om te kunnen beoordelen:

  1. of verweerder voortvarend heeft gehandeld;

  2. hoe de wijze van verkrijging van de gegevens is verlopen.

Eiseres verwijst in dit verband naar de zaak Van Mechelen van het EHRM 23 april 1997, NJ 1997, 635.

3.9

De rechtbank overweegt dat de geschoonde stukken reeds voldoende inzicht geven in de gang van zaken omtrent de twee hiervoor onder 3.8 aangehaalde vragen.

Namen medewerkers Belastingdienst

3.10

Eiseres heeft gesteld dat zij openbaarmaking van de namen van de ambtenaren wenst, zodat zij de mogelijkheid heeft de personen op te roepen als getuige. De rechtbank is van oordeel dat het belang van de privacy van de in onderhavige stukken genoemde en bij de Belastingdienst werkzame personen om anoniem te blijven prevaleert boven dat van eiseres. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de namen van de medewerkers van de Belastingdienst in de stukken zijn vervangen door de letters NN en een cijfer, zodat zij ook voldoende individualiseerbaar zijn, bijvoorbeeld om als getuige te worden gehoord. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de belangen van eiseres daarmee voldoende gewaarborgd.

3.11

Met betrekking tot de stelling van eiseres dat de namen van de medewerkers bekend moeten worden gemaakt om te kunnen beoordelen (1) of verweerder voortvarend heeft gehandeld, en (2) hoe de wijze van verkrijging van de gegevens is verlopen, verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor onder 3.9 is overwogen.

Afzonderlijke stukken

3.12

De rechtbank overweegt over de afzonderlijke stukken nog het volgende.

Bijlage A1

3.13

De stukken die in bijlage A1 zijn opgenomen betreffen tevens individuele gegevens van andere belastingplichtigen, zoals namen, rekeningnummers, handtekeningen en bedragen. De rechtbank is van oordeel dat het privacybelang van derden aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang dat eiseres heeft bij openbaarmaking van deze gegevens. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat enerzijds de privacy van derden een groot goed is en daarmee een zeer zwaarwegend belang vormt en dat anderzijds de openbaarmaking van de hiervoor genoemde gegevens nauwelijks relevantie heeft voor eiseres.

Bijlage B1

3.14

Eiseres heeft gesteld de betrouwbaarheid van de informatie niet te kunnen verifiëren, omdat verweerder zoveel van het stuk heeft geschoond. Verweerder heeft zich voor de geheimhouding beroepen op het privacybelang van de tipgever en het belang bij een effectieve controle en controlestrategie, waaronder begrepen een effectieve en efficiënte interne werkwijze. De rechtbank kan verweerder hierin volgen en is van oordeel dat deze belangen prevaleren boven het belang van eiseres. De rechtbank merkt daarbij op dat openbaarmaking van interne werkwijzen en controlestrategieën ertoe zou kunnen leiden dat belastingplichtigen in de toekomst hun gedrag daarop zouden kunnen gaan afstemmen. Het risico van frustratie van (uitvoering en handhaving van) de wet zou als gevolg van dit calculerend gedrag toenemen.

Bijlage B2

3.15

Verweerder heeft voor de geheimhouding een beroep gedaan op het privacybelang van de tipgever en van belastingambtenaren. Hiervoor verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor onder 3.7 tot en met 3.11 is overwogen. Verder heeft verweerder voor de geheimhouding een beroep gedaan op het staatsbelang. Verweerder heeft daarbij als voorbeeld genoemd de aanzuigende werking die de bekendmaking van de vergoeding aan de tipgever op premiejagers zou kunnen hebben. Eiseres heeft daartegenover gesteld dat niet te verifiëren is of de vastgestelde vergoeding in redelijke verhouding staat met de waarde van de verstrekte informatie, zoals is bepaald in de overeenkomst. Volgens eiseres is de openbaarmaking van belang om een oordeel te kunnen vormen omtrent de betrouwbaarheid en de authenticiteit van de verstrekte informatie. De rechtbank ziet niet in hoe de geheim gehouden gedeelten van de overeenkomst, waaronder met name de vergoedingsregeling, iets zouden kunnen zeggen over de betrouwbaarheid en authenticiteit van de verstrekte informatie. De rechtbank kan eiseres in deze stelling dan ook niet volgen. Naar het oordeel van de rechtbank weegt het belang van geheimhouding van verweerder aanzienlijk zwaarder dan het belang van eiseres bij openbaarmaking.

Bijlage B3

3.16

Bijlage B3 bevat een proces-verbaal waarin de identiteit van de tipgever wordt vastgesteld. Verweerder heeft voor de geheimhouding een beroep gedaan op het privacybelang van de tipgever en dat van de belastingambtenaar. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 3.7 tot en met 3.9 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de geheim gehouden passages niet geopenbaard hoeven te worden.

Bijlage B4

3.17

De hierin opgenomen ambtsedige verklaring betreft met name een verslag van het gesprek met de tipgever over de beweegredenen van de tipgever en over de herkomst van de door hem verstrekte gegevens. Verweerder heeft voor de geheimhouding een beroep gedaan op het privacybelang van de tipgever en van de belastingambtenaren en op het belang bij een effectieve controle en controlestrategie. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 3.7 tot en met 3.9 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de geheim gehouden passages niet geopenbaard hoeven te worden.

Bijlage B5

3.18

Voor geheimhouding van passages in deze verklaring van de tipgever heeft verweerder een beroep gedaan op het privacybelang van de tipgever. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 3.7 tot en met 3.9 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de geheim gehouden passages niet geopenbaard hoeven te worden.

Bijlage B6

3.19

Deze ambtsedige verklaring geeft inzicht in de aard van de door de tipgever verstrekte gegevens. Verweerder heeft voor geheimhouding een beroep gedaan op het privacybelang van de tipgever en op dat van de belastingambtenaren. De rechtbank volgt verweerder hierin, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 3.7 tot en met 3.11 is overwogen. Om die reden hoeven de namen en de teksten tussen de tabellen niet openbaar gemaakt te worden. Immers, in die teksten wordt gesproken over de handelwijze van de tipgever, waaruit mogelijk de identiteit van de tipgever afgeleid zou kunnen worden.

Bijlage B7

3.20

In het in deze bijlage opgenomen plan van aanpak inzake het project “Derde categorie” heeft verweerder voor de geheimhouding een beroep gedaan op de privacy van de ambtenaren. De rechtbank verwijst hiervoor naar hetgeen onder 3.10 en 3.11 is overwogen. Daarnaast heeft verweerder zich in dit document beroepen op het belang bij een effectieve controle en controlestrategie, waaronder begrepen een effectieve en efficiënte interne werkwijze, en het voorkomen van calculerend gedrag. Onder verwijzing naar hetgeen daarover in 3.14 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat deze belangen prevaleren boven het belang dat eiseres heeft bij openbaarmaking.

Bijlage B8 tot en met bijlage B12

3.21

Deze stukken betreffen interne memo’s. De rechtbank onderschrijft de belangen die verweerder heeft bij de geheimhouding van de geschoonde passages, zoals het belang bij een effectieve controle en controlestrategie en het belang van de vertrouwelijkheid van intern advies. Deze belangen wegen naar het oordeel van de rechtbank aanzienlijk zwaarder dan het belang van eiseres bij openbaarmaking van deze gegevens. De rechtbank overweegt daarbij dat de gegevens van algemene aard zijn en niet zien op de concrete situatie van eiseres.

Conclusie

3.22

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de beperking van de kennisneming voor alle stukken gerechtvaardigd is. Ook de weigering om de identiteit van de tipgever prijs te geven, is naar het oordeel van de rechtbank gerechtvaardigd.

4 Beslissing