Rechtbank Gelderland, 20-03-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:1823, AWB-13_1461
Rechtbank Gelderland, 20-03-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:1823, AWB-13_1461
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 20 maart 2014
- Datum publicatie
- 20 maart 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2014:1823
- Zaaknummer
- AWB-13_1461
Inhoudsindicatie
Verzwegen tegoeden op Zwitserse bankrekening. Uitlegging begrip “het verrichten van financiële diensten” van artikel 57 EG-Verdrag (thans artikel 64 VwEU). Geen beroep op vrijheid kapitaalverkeer mogelijk. Verlengde navorderingstermijn van toepassing.
Uitspraak
Team belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem, enkelvoudige kamer
registratienummers: AWB 13/1461, 13/1462, 13/1463, 13/1464, 13/1465, 13/1466, 13/1467, 13/1468, 13/1469 en 13/1470
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 20 maart 2014
inzake
[X] , wonende te [Z], eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland, kantoor Nijmegen, verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser de volgende navorderingsaanslagen opgelegd:
- -
-
voor het jaar 1997 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].H.77) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) (inclusief heffingsrente);
- -
-
voor het jaar 1998 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].K.87) vermogensbelasting (hierna: VB) (inclusief heffingsrente);
- -
-
voor het jaar 1999 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].H.97) IB/PVV (inclusief heffingsrente);
- -
-
voor het jaar 2000 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].K.07) VB (inclusief heffingsrente);
- -
-
voor het jaar 2001 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].H.17) IB/PVV (inclusief heffingsrente);
- -
-
voor het jaar 2002 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].H.27) IB/PVV (inclusief heffingsrente);
- -
-
voor het jaar 2003 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].H.37) IB/PVV (inclusief heffingsrente);
- -
-
voor het jaar 2004 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].H.47) IB/PVV (inclusief heffingsrente);
- -
-
voor het jaar 2004 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].H.48) IB/PVV (inclusief heffingsrente), en
- -
-
voor het jaar 2005 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].H.57) IB/PVV (inclusief heffingsrente).
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 4 februari 2013 de navorderingsaanslag IB/PVV en de beschikking heffingsrente over het jaar 1997 verminderd tot een bedrag van € 10.278 (inclusief heffingsrente van € 3.351). De overige in geschil zijnde navorderingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente heeft verweerder bij uitspraken op bezwaar van 4 februari 2013 gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 11 maart 2013, ontvangen door de rechtbank op 12 maart 2013, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2013 te Arnhem.
Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. [gemachtigde].
Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde], [A] en drs. [B]
Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting is geschorst. Verweerder heeft bij brief van 25 oktober 2013 de grondslag van de heffing onderbouwd. Na verkregen toestemming van partijen heeft de rechtbank besloten dat een nadere zitting achterwege kan blijven en heeft zij het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Eiser is geboren op 19 maart 1933 en gehuwd met [Y].
Eiser heeft een bankrekening, een beleggingsrekening met rekeningnummer [001], (hierna: de bankrekening) aangehouden bij La Roche Banquiers & Co te [Q] (hierna: de bank).
Eiser heeft in de onderhavige aangiften IB/PVV en VB geen inkomsten en/of vermogens aangegeven, die verband houden met de bankrekening.
De gemachtigde van eiser heeft per brief van 16 november 2009 bij verweerder kenbaar gemaakt dat een cliënt van hem wil inkeren zonder verdere gegevens te verstrekken. Op 8 december 2009 heeft verweerder aangegeven dat vooralsnog geen sprake is van inkeer omdat onvoldoende gegevens zijn verstrekt. Eiser is per brief van 22 december 2009 ingekeerd. Hij heeft verweerder gemeld dat hij de bankrekening heeft in Zwitserland met een vermogen van ongeveer € 300.000 tot € 350.000.
Naar aanleiding van de inkeerbrief zijn met dagtekening 31 december 2009 navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 1997 (H.77) en 2004 (H.47) opgelegd, alsmede een navorderingsaanslag VB over het jaar 1998 (K.87).
Verweerder heeft eiser per brief van 5 januari 2010 in kennis gesteld van een wijziging van de behandelend inspecteur.
Per brief van 18 januari 2010 heeft verweerder eiser verzocht om nadere informatie te verstrekken.
Eiser heeft bij brief van 21 januari 2010, ontvangen door verweerder op 22 januari 2010, bezwaar gemaakt tegen de opgelegde navorderingsaanslagen H.77, H.47 en K.87.
Per brief van 26 maart 2010 heeft verweerder aan eiser een herinnering verstuurd en nogmaals verzocht om nadere informatie te verstrekken. Eiser heeft per brief van 30 maart 2010 de ontvangst van deze brief bevestigd en per brief van 27 april 2010 aangegeven dat de informatie nog niet compleet is en naar verwachting binnen enkele weken zal worden verstrekt. Na een herinnering van verweerder per brief van 7 september 2010, heeft eiser per brief van 9 september 2010 de gevraagde gegevens inzake de bankrekening verstrekt.
Verweerder heeft aan eiser op 29 oktober 2010 een kennisgeving navordering toegezonden, waarbij hij navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2001 tot en met 2008 en navorderingsaanslagen VB over de jaren 1997 tot en met 2000 aankondigt. In de brief is tevens een voorstel opgenomen om de totaal verschuldigde belasting over deze jaren in zijn geheel te betrekken in de navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2007.
Per brief van 8 februari 2011 heeft verweerder eiser in kennis gesteld dat hij nog geen reactie heeft ontvangen op de kennisgeving navordering en verzocht om hierop te reageren. Hierop antwoordt eiser per brief van 11 februari 2011 dat hij in de veronderstelling was dat hij niet behoefde te reageren als hij zich in het voorstel kon vinden en dat de navorderingsaanslagen in dat geval zouden worden opgelegd. Voorts geeft eiser aan dat hij geen gebruik wil maken van het voorstel om de totaal verschuldigde belasting in één aanslag te vervatten.
Met dagtekening 29 juli 2011 zijn navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 1999 en 2001 tot en met 2005 (H.97, H.07, H.17, H.27, H.37, H.48 en H.57) opgelegd, alsmede een navorderingsaanslag VB over het jaar 2000 (K.07).
Eiser heeft op 22 augustus 2011 bezwaar gemaakt tegen de onder 2.12 genoemde avorderingsaanslagen, met uitzondering van de navorderingsaanslag K.07.
Op 10 oktober 2012 heeft verweerder eiser in kennis gesteld dat het bezwaarschrift in behandeling is genomen. Na diverse pogingen van verweerder om tot een afspraak te komen heeft op 16 november 2012 inzage in het dossier en een hoorgesprek plaatsgevonden. Eiser heeft per brief van 3 december 2012 zijn reactie gegeven op het hoorverslag van 22 november 2012.
Verweerder heeft per brieven van 21 december 2012 gemotiveerd aangegeven voornemens te zijn om de bezwaarschriften van 21 januari 2010 en 22 augustus 2011 af te wijzen. Tevens biedt verweerder in verband met overschrijding van de redelijke termijn zowel ten aanzien van het bezwaar van 21 januari 2010 als het bezwaar van 22 augustus 2011 een immateriële schadevergoeding van € 1.500 aan. In beide brieven heeft verweerder eiser in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Verweerder heeft eiser in beide brieven verzocht om voor 11 januari 2013 hierop schriftelijk te reageren.
Nadat verweerder bij brieven van 18 januari 2013 nogmaals heeft verzocht om een reactie, heeft eiser per brief van 24 januari 2013, ontvangen door verweerder op 25 januari 2013, verzocht om uitspraak op bezwaar te doen.
Per brieven van 4 februari 2013 heeft verweerder uitspraken op bezwaar gedaan. Hierbij heeft hij de navorderingsaanslag IB/PVV en de beschikking heffingsrente over het jaar 1997 verminderd tot een bedrag van € 10.278 (inclusief heffingsrente van € 3.351).
De overige in geschil zijnde navorderingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente heeft verweerder gehandhaafd. Voorts heeft hij het voorstel tot immateriële schadevergoeding ingetrokken in verband met het uitblijven van een reactie van eiser hierop.
Eiser heeft tegen de uitspraken op bezwaar bij brief van 11 maart 2013, ontvangen door de rechtbank op 12 maart 2013, beroep ingesteld.
3 Geschil
Met betrekking tot de navorderingsaanslag VB 2000 is in geschil of het beroep van eiser ontvankelijk is.
Voorts is in geschil of verweerder met betrekking tot de navorderingstermijnen gebruik mocht maken van de twaalfjaarstermijn (hierna: de verlengde navorderingstermijn) als bedoeld in artikel 16, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).
Tot slot ligt de vraag voor of eiser recht heeft op de toekenning van een immateriële
schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bezwaar en/of beroep.
Tussen partijen is niet langer in geschil de hoogte van de enkelvoudige belasting en de heffingsrente.