Home

Rechtbank Gelderland, 08-05-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:3012, AWB-12_5762

Rechtbank Gelderland, 08-05-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:3012, AWB-12_5762

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
8 mei 2014
Datum publicatie
13 mei 2014
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2014:3012
Zaaknummer
AWB-12_5762

Inhoudsindicatie

Successiewet, AWR, intrekking conserverende aanslag bij beschikking, correctie bedrijfsopvolgingsfaciliteiten door middel van navorderingsaanslag, nieuw feit, voortzettingsvereiste

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 12/5762

in de zaak tussen

tegen

Procesverloop

Bij beschikking van 2 maart 2012 (beschikkingsnummer [001]) heeft verweerder de op 1 maart 2010 aan eisers opgelegde conserverende aanslag recht van successie (aanslagnummer [002]) ingetrokken.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 oktober 2012 de beschikking gehandhaafd.

Eisers hebben daartegen bij brief van 8 november 2012, ontvangen door de rechtbank op 9 november 2012, pro-forma beroep ingesteld. Dit beroep is door eisers op 18 december 2012 gemotiveerd.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eisers hebben, na daartoe de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2014 te Arnhem.

Namens eisers is daar verschenen mr. [gemachtigde], gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en mr. [B].

De zaak is ter zitting gelijktijdig behandeld met de zaak van eisers met zaaknummer AWB 13/1937, de zaken van [C] met zaaknummers AWB 12/5760 en 13/934 en de zaken van [D] met zaaknummers AWB 12/5761 en AWB 13/1936.

Overwegingen

Feiten

1.

Op 4 september 2007 is de heer [A] (hierna: erflater) overleden. Erflater was ten tijde van zijn overlijden ongehuwd. De nalatenschap van erflater is door zijn 8 erfgenamen, onder wie eiseres, zuiver aanvaard.

2.

Onderdeel van de nalatenschap is het landbouwbedrijf gelegen aan de [A-straat 1] te [Q]. Erflater dreef samen met zijn broer, [E], een onderneming (zijnde een landbouwbedrijf) in de vorm van een maatschap. [E] is op 16 april 2007 overleden. Erflater was enig erfgenaam van zijn broer.

3.

Het zuiver saldo van de nalatenschap van erflater bedraagt € 1.843.576. De verkrijging van eiseres is vastgesteld op € 263.368 (1/7e deel van € 1.843.576). Over deze verkrijging is € 99.606 aan successierecht verschuldigd.

4.

[X] heeft een beroep gedaan op de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de zin van artikel 35b van de Successiewet 1956 (hierna: SW) omdat hij, tezamen met [C] en [D], de onderneming wenste voort te zetten.

5.

Met dagtekening 1 maart 2010 is aan [X] een conserverende aanslag opgelegd voor een bedrag van € 97.834. Voor het resterende bedrag van € 1.772 is met dagtekening 16 februari 2010 een aanslag successierecht opgelegd.

6.

Verweerder heeft bij brief van 26 oktober 2011 aangekondigd dat hij voornemens is om de conserverende aanslag te herzien omdat niet meer wordt voldaan aan het voortzettingsvereiste in de zin van artikel 35c van de SW.

7.

Bij brief van 8 december 2011 geeft [X] aan de onderneming tezamen met [C] en [D] te hebben voortgezet na het overlijden van erflater, ondanks het feit dat hij de winst uit onderneming niet in zijn aangifte inkomstenbelasting heeft verantwoord.

8.

Bij beschikking met dagtekening 2 maart 2012 is de opgelegde conserverende aanslag ten bedrage van € 97.834 ingetrokken.

9.

[X] is op 8 maart 2012 overleden.

10.

Bij brief van 3 april 2012 hebben eisers bezwaar gemaakt tegen de hiervoor genoemde beschikking.

11.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 oktober 2012 het bezwaar van eisers afgewezen.

12.

Met dagtekening van 12 februari 2013 is de navorderingsaanslag opgelegd aan eisers door middel waarvan de eerder opgelegde aanslag is herzien. De navorderingsaanslag is berekend naar een verschuldigd recht van successie van € 99.606 en een te betalen recht van successie van € 97.834.

13.

Bij uitspraak op bezwaar van 12 maart 2013 heeft verweerder de navorderingsaanslag gehandhaafd.

14.

Eisers hebben daartegen beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder het zaaknummer 13/1937.

Geschil

15.

In geschil is of verweerder eisers terecht ontvankelijk heeft verklaard in hun bezwaar. Meer in het bijzonder is in geschil of bezwaar openstond tegen de beschikking van 2 maart 2012. Indien verweerder eisers terecht ontvankelijk heeft verklaard in hun bezwaar, is in geschil of voor de Successiewet 1956 (oud) sprake is van het voortzetten van de onderneming van erflater.

16.

Ter zitting hebben eisers desgevraagd verklaard zich niet langer te beroepen op de uitspraak van Rechtbank Breda van 13 juli 2012 (ECLI:NL:RBBRE:2012:BX3386).

Beoordeling van het geschil

Ontvankelijkheid van het bezwaar

17.

Op grond van artikel XII, tweede lid, van de Wet van 17 december 2009 tot wijziging van de Successiewet 1956 (Stb. 2009, 564) blijft de Successiewet 1956 van toepassing zoals deze gold ten tijde van het overlijden van erflater.

18.

Onder de oude – tot 1 januari 2010 geldende - bepalingen van de SW gold dat indien niet werd voldaan aan de voortzettingseis op grond van artikel 53b, tweede lid, van de SW de aanvrager hiervan aangifte moest doen en de te conserveren waarde moest worden herzien. De belasting die bij wege van conserverende aanslag was geheven, werd verlaagd en de belasting die bij wege van de “normale” aanslag was geheven, werd verhoogd (Kamerstukken 28015, nr. 3, p. 42 ev).

19.

Artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) bepaalt, voor zover hier van belang, dat in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank kan worden ingesteld indien het een belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking betreft (het zogenoemde gesloten stelsel van rechtsmiddelen).

20.

Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit artikel 53b, tweede lid, van de SW, zoals dit artikel tot 1 januari 2010 gold, noch uit het bepaalde in de AWR, dat de verlaging van de conserverende aanslag diende te geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking in de zin van artikel 26 van de AWR. Naar het oordeel van de rechtbank is de beschikking van 2 maart 2012 een besluit tot ambtshalve vermindering als bedoeld in artikel 65 van de AWR.

Conclusie

21.

Het vorenstaande betekent dat geen bezwaar openstond tegen de beschikking. Verweerder heeft eisers ten onrechte ontvangen in hun bezwaar. Verweerder had het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk moeten verklaren. In zoverre is het beroep gegrond. De rechtbank dient het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren.

Proceskosten

22.

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1217,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een conclusie van repliek, met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1). Nu de onderhavige zaak samenhangt met de tegelijkertijd ter zitting behandelde zaken met registratienummers 12/5760 en 12/5761, geldt het aldus berekende bedrag voor deze drie zaken tezamen. Toewijsbaar in de onderhavige zaak is derhalve een/derde van het berekende bedrag, ofwel € 405,83. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers ten bedrage van € 405,83;

- gelast dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 42 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Tikken, voorzitter, mr. G.H.W. Bodt en mr. M.W.C. Soltysik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.P.J. Leenders, griffier.

De griffier, de rechter,

Uitgesproken in het openbaar op: 8 mei 2014

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel