Rechtbank Gelderland, 13-05-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:3047, AWB-13_4280
Rechtbank Gelderland, 13-05-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:3047, AWB-13_4280
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 13 mei 2014
- Datum publicatie
- 14 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2014:3047
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2015:5103, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB-13_4280
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting, AWR, beroepsgerechtigde, algemene beginselen van behoorlijk bestuur, belaste verhuur, HE-arrest
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummers: AWB 13/4280, AWB 13/7988 en 13/7989
in de zaak tussen
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [000]) omzetbelasting opgelegd van € 4.667, alsmede bij beschikking een boete van € 466. Tevens is bij beschikking € 755 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 juli 2013 de naheffingsaanslag, de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 10 juli 2013, ontvangen door verweerder op 11 juli 2013 en na doorzending door de rechtbank op 18 juli 2013, beroep ingesteld.
Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [001]) omzetbelasting opgelegd van € 33.600, alsmede bij beschikking een boete van € 3.360. Tevens is bij beschikking € 2.788 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 november 2013 de naheffingsaanslag, de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 16 december 2013, ontvangen door de rechtbank op 17 december 2013, beroep ingesteld.
Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [002]) omzetbelasting opgelegd van € 9.023, alsmede bij beschikking een boete van € 902. Tevens is bij beschikking € 163 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 november 2013 de naheffingsaanslag, de beschikking belastingrente en de boetebeschikking gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 16 december 2013, ontvangen door de rechtbank op 17 december 2013, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2014.
Eiser is in persoon verschenen, vergezeld van zijn echtgenote, [Y]. Namens verweerder zijn verschenen drs. [gemachtigde], mr. ing. [A] en [B].
Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
Overwegingen
Feiten
Eiser is sinds 16 september 1999 enig aandeelhouder van [C] B.V. (hierna: de BV). Eiser is op huwelijkse voorwaarden gehuwd met [Y].
In 2005 heeft eiser tezamen met zijn echtgenote een nieuw woon/werkpand (hierna: het pand) gekocht, gelegen aan de [A-straat 1] te [Q]. Tot de gedingstukken behoort een door eiser als verhuurder en de BV als huurder getekende huurovereenkomst betreffende het pand. In deze overeenkomst is opgenomen dat de hal, het toilet, het kantoorgedeelte met afgescheiden post- en opslagruimte (85m2) en een etageverdieping ten behoeve van dossieropslag (42m2) met ingang van 1 mei 2005 worden verhuurd aan de BV. De huursom bedraagt € 1.500 per maand exclusief omzetbelasting. In de overeenkomst is voorts vermeld: “Omzetbelasting Ja”.
Op 7 mei 2005 heeft eiser in verband met de verhuur van het pand aan de BV een formulier ‘Opgaaf Gegevens startende onderneming’ bij de belastingdienst ingediend. De opgaaf is ondertekend met: “[X], eigenaar”.
Bij brief van 10 mei 2005 heeft de toenmalige gemachtigde van eiser om een teruggaaf van omzetbelasting van € 93.342 verzocht, zijnde de volledige voor de aanschaf van het pand betaalde omzetbelasting. Subsidiair heeft gemachtigde om een teruggaaf van € 50.208 verzocht. Dit is de omzetbelasting die volgens de gemachtigde is toe te rekenen aan het praktijkgedeelte van het pand. In de brief is voorts het volgende vermeld:
“Mr. [X] rekent de nieuwbouw van het woon-praktijkpand geheel tot zijn bedrijfsvermogen voor wat betreft de omzetbelasting.
Het pand wordt verhuurd aan de [C] B.V.
Geopteerd wordt voor belaste verhuur.
(…)
De BTW die betrekking heeft op het woongedeelte zal jaarlijks met de aangifte over het laatste tijdvak aangegeven worden”
Het pand is op 1 juli 2005 in gebruik genomen. Tot 1 juli 2005 huurde de BV elders een kantoorruimte voor € 750 per maand.
Over het tijdvak 1 april 2005 tot en met 30 juni 2005 is een teruggaaf omzetbelasting verleend van € 50.208. Eiser heeft naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van 14 juli 2005 (zaak C-434/03,
, Charles en Charles-Tijmens) bezwaar gemaakt tegen de teruggaafbeschikking. Bij uitspraak op bezwaar van 18 november 2005 is een aanvullende teruggaaf verleend van € 43.134.Eiser heeft in de jaren 2007 tot en met 2011 voor de huur van het pand jaarlijks € 18.000, vermeerderd met omzetbelasting, aan de BV in rekening gebracht. Over het jaar 2012 is € 6.000, vermeerderd met omzetbelasting, aan de BV in rekening gebracht.
Over de jaren 2007 tot en met 2012 heeft eiser per kwartaal aangiften omzetbelasting naar de volgende bedragen gedaan:
Omzet |
Omzetbelasting |
Voorbelasting |
|
2007 |
€ 18.000 |
€ 3.420 |
€ 0 |
2008 |
€ 18.000 |
€ 3.420 |
€ 248 |
2009 |
€ 18.000 |
€ 3.420 |
€ 0 |
2010 |
€ 18.000 |
€ 3.420 |
€ 757 |
2011 |
€ 18.000 |
€ 3.420 |
€ 363 |
2012 |
€ 6.000 |
€ 1.170 |
€ 0 |
De verschuldigde omzetbelasting is door eiser telkens op aangifte voldaan.
In 2011 heeft verweerder geconstateerd dat eiser geen omzetbelasting heeft voldaan over het privégebruik van het pand. Met dagtekening 29 maart 2011 is aan eiser een formulier toegezonden waarin onder meer het privégebruik van het pand dient te worden vermeld. Verweerder heeft eiser verzocht het formulier in te vullen en aan hem te retourneren. Bij brief van 23 augustus 2011 heeft eiser te kennen gegeven dat zijns inziens de teruggaafbeschikkingen onherroepelijk zijn geworden en dat hij het formulier dus niet hoeft in te vullen. Op 5 september 2011 heeft eiser het formulier alsnog geretourneerd. Hij heeft in de begeleidende brief vermeld dat het pand geheel en al ten behoeve van zijn werkzaamheden wordt gebruikt en dat de BV € 1.500 vermeerderd met omzetbelasting per maand betaalt. Op 19 september 2011 en 14 september 2012 heeft verweerder nogmaals om nadere informatie verzocht.
Op basis van deze en de daarop volgende, partijen genoegzaam bekende, correspondentie heeft verweerder geconcludeerd dat eiser geen inzicht wenste te verschaffen in het privégebruik. Hij heeft over de jaren 2007 tot en met 2012 de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd. Het privégebruik is voor de jaren 2007 tot en met 2011 gesteld op 90% en voor het jaar 2012 op 96,67%.
De naheffingsaanslag over het jaar 2007 is opgelegd met dagtekening 21 december 2012. Eiser heeft op 24 december 2012 bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag. Op 5 juli 2013 is door verweerder de motivering van de uitspraak op bezwaar aan eiser toegezonden. De brief is ondertekend door [D], Belastingdienst/Utrecht-Gooi, kantoor Utrecht. De uitspraak op bezwaar is gedateerd 26 juli 2013. In de uitspraak is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“Belastingdienst
Postbus 18500 3501 CM Utrecht
(…)
Voor vragen over deze uitspraak op bezwaarschrift kunt u terecht bij:
Belastingdienst/Utrecht-Gooi/
Kantoor Utrecht
(…)”
De naheffingsaanslagen over de jaren 2008 tot en met 2012 zijn opgelegd met dagtekening 25 juli 2013. Op beide aanslagen is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Belastingdienst
Postbus 18500 3501 CM Utrecht
(…)
Voor vragen over deze naheffingsaanslag kunt u terecht bij:
Belastingdienst/Utrecht-Gooi/
Kantoor Utrecht
(…)”
Eiser heeft op 26 juli 2013 bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslagen.
Overwegingen
Feiten
Eiser is sinds 16 september 1999 enig aandeelhouder van [C] B.V. (hierna: de BV). Eiser is op huwelijkse voorwaarden gehuwd met [Y].
In 2005 heeft eiser tezamen met zijn echtgenote een nieuw woon/werkpand (hierna: het pand) gekocht, gelegen aan de [A-straat 1] te [Q]. Tot de gedingstukken behoort een door eiser als verhuurder en de BV als huurder getekende huurovereenkomst betreffende het pand. In deze overeenkomst is opgenomen dat de hal, het toilet, het kantoorgedeelte met afgescheiden post- en opslagruimte (85m2) en een etageverdieping ten behoeve van dossieropslag (42m2) met ingang van 1 mei 2005 worden verhuurd aan de BV. De huursom bedraagt € 1.500 per maand exclusief omzetbelasting. In de overeenkomst is voorts vermeld: “Omzetbelasting Ja”.
Op 7 mei 2005 heeft eiser in verband met de verhuur van het pand aan de BV een formulier ‘Opgaaf Gegevens startende onderneming’ bij de belastingdienst ingediend. De opgaaf is ondertekend met: “[X], eigenaar”.
Bij brief van 10 mei 2005 heeft de toenmalige gemachtigde van eiser om een teruggaaf van omzetbelasting van € 93.342 verzocht, zijnde de volledige voor de aanschaf van het pand betaalde omzetbelasting. Subsidiair heeft gemachtigde om een teruggaaf van € 50.208 verzocht. Dit is de omzetbelasting die volgens de gemachtigde is toe te rekenen aan het praktijkgedeelte van het pand. In de brief is voorts het volgende vermeld:
“Mr. [X] rekent de nieuwbouw van het woon-praktijkpand geheel tot zijn bedrijfsvermogen voor wat betreft de omzetbelasting.
Het pand wordt verhuurd aan de [C] B.V.
Geopteerd wordt voor belaste verhuur.
(…)
De BTW die betrekking heeft op het woongedeelte zal jaarlijks met de aangifte over het laatste tijdvak aangegeven worden”
Het pand is op 1 juli 2005 in gebruik genomen. Tot 1 juli 2005 huurde de BV elders een kantoorruimte voor € 750 per maand.
Over het tijdvak 1 april 2005 tot en met 30 juni 2005 is een teruggaaf omzetbelasting verleend van € 50.208. Eiser heeft naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van 14 juli 2005 (zaak C-434/03,
, Charles en Charles-Tijmens) bezwaar gemaakt tegen de teruggaafbeschikking. Bij uitspraak op bezwaar van 18 november 2005 is een aanvullende teruggaaf verleend van € 43.134.Eiser heeft in de jaren 2007 tot en met 2011 voor de huur van het pand jaarlijks € 18.000, vermeerderd met omzetbelasting, aan de BV in rekening gebracht. Over het jaar 2012 is € 6.000, vermeerderd met omzetbelasting, aan de BV in rekening gebracht.
Over de jaren 2007 tot en met 2012 heeft eiser per kwartaal aangiften omzetbelasting naar de volgende bedragen gedaan:
Omzet |
Omzetbelasting |
Voorbelasting |
|
2007 |
€ 18.000 |
€ 3.420 |
€ 0 |
2008 |
€ 18.000 |
€ 3.420 |
€ 248 |
2009 |
€ 18.000 |
€ 3.420 |
€ 0 |
2010 |
€ 18.000 |
€ 3.420 |
€ 757 |
2011 |
€ 18.000 |
€ 3.420 |
€ 363 |
2012 |
€ 6.000 |
€ 1.170 |
€ 0 |
De verschuldigde omzetbelasting is door eiser telkens op aangifte voldaan.
In 2011 heeft verweerder geconstateerd dat eiser geen omzetbelasting heeft voldaan over het privégebruik van het pand. Met dagtekening 29 maart 2011 is aan eiser een formulier toegezonden waarin onder meer het privégebruik van het pand dient te worden vermeld. Verweerder heeft eiser verzocht het formulier in te vullen en aan hem te retourneren. Bij brief van 23 augustus 2011 heeft eiser te kennen gegeven dat zijns inziens de teruggaafbeschikkingen onherroepelijk zijn geworden en dat hij het formulier dus niet hoeft in te vullen. Op 5 september 2011 heeft eiser het formulier alsnog geretourneerd. Hij heeft in de begeleidende brief vermeld dat het pand geheel en al ten behoeve van zijn werkzaamheden wordt gebruikt en dat de BV € 1.500 vermeerderd met omzetbelasting per maand betaalt. Op 19 september 2011 en 14 september 2012 heeft verweerder nogmaals om nadere informatie verzocht.
Op basis van deze en de daarop volgende, partijen genoegzaam bekende, correspondentie heeft verweerder geconcludeerd dat eiser geen inzicht wenste te verschaffen in het privégebruik. Hij heeft over de jaren 2007 tot en met 2012 de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd. Het privégebruik is voor de jaren 2007 tot en met 2011 gesteld op 90% en voor het jaar 2012 op 96,67%.
De naheffingsaanslag over het jaar 2007 is opgelegd met dagtekening 21 december 2012. Eiser heeft op 24 december 2012 bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag. Op 5 juli 2013 is door verweerder de motivering van de uitspraak op bezwaar aan eiser toegezonden. De brief is ondertekend door [D], Belastingdienst/Utrecht-Gooi, kantoor Utrecht. De uitspraak op bezwaar is gedateerd 26 juli 2013. In de uitspraak is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“Belastingdienst
Postbus 18500 3501 CM Utrecht
(…)
Voor vragen over deze uitspraak op bezwaarschrift kunt u terecht bij:
Belastingdienst/Utrecht-Gooi/
Kantoor Utrecht
(…)”
De naheffingsaanslagen over de jaren 2008 tot en met 2012 zijn opgelegd met dagtekening 25 juli 2013. Op beide aanslagen is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Belastingdienst
Postbus 18500 3501 CM Utrecht
(…)
Voor vragen over deze naheffingsaanslag kunt u terecht bij:
Belastingdienst/Utrecht-Gooi/
Kantoor Utrecht
(…)”
Eiser heeft op 26 juli 2013 bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslagen.