Rechtbank Gelderland, 23-01-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:353, AWB-13_1938, 13_1940, 13_1941, 13_1942, 13_2538, 13_2539 en 13_2540
Rechtbank Gelderland, 23-01-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:353, AWB-13_1938, 13_1940, 13_1941, 13_1942, 13_2538, 13_2539 en 13_2540
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 23 januari 2014
- Datum publicatie
- 23 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2014:353
- Zaaknummer
- AWB-13_1938, 13_1940, 13_1941, 13_1942, 13_2538, 13_2539 en 13_2540
Inhoudsindicatie
Uit artikel 2.17, vierde lid, van de Wet IB volgt dat de keuze om de grondslag sparen en beleggen anders te verdelen gemaakt moet worden voordat de aanslag onherroepelijk vaststaat. Partijen zijn het erover eens dat te laat bezwaar is gemaakt, hetgeen betekent dat de aanslagen van eiser en van zijn echtgenote onherroepelijk zijn komen vast te staan en dus in rechte onaantastbaar zijn geworden. Wijziging van de grondslag is dan – ook in de sfeer van een ambtshalve vermindering – niet meer mogelijk. De mogelijkheid dat een aanslag door verweerder zoals op grond artikel 9.6 van de Wet IB ambtshalve kan worden verminderd, betekent niet dat een aanslag – zoals in het onderhavige geval na het verlopen van de bezwaartermijn – nog niet onherroepelijk vast staat in de zin van artikel 2.17 van de Wet IB. Artikel 9.6 van de Wet IB biedt immers geen bezwaar- en beroepsmogelijkheid tegen een opgelegde aanslag (anders dan door de rechtbank is overwogen in de uitspraak van 25 januari 2019 (ECLI:NL:RBGEL:2019:268).
Uitspraak
Team belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummers: AWB 13/1938, 13/1940, 13/1941, 13/1942, 13/2538, 13/2539 en 13/2540
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van
inzake
[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Gorinchem, verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser de volgende ambtshalve aanslagen, beschikkingen heffingsrente en boetebeschikkingen opgelegd:
- -
-
(procedurenummer 13/1938) voor het jaar 2006 een aanslag (aanslagnummer [000] .H.66) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 250.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.173, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 794. Tevens is bij beschikking € 13.456 aan heffingsrente in rekening gebracht;
- -
-
(procedurenummer 13/1940) voor het jaar 2006 een aanslag (aanslagnummer [000] .W.66) inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW), berekend naar het maximale bijdrage-inkomen van € 30.015. Tevens is bij beschikking € 153 aan heffingsrente in rekening gebracht;
- -
-
(procedurenummer 13/1941) voor het jaar 2007 een aanslag (aanslagnummer [000] .H.76) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 250.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.728, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 113. Tevens is bij beschikking € 12.074 aan heffingsrente in rekening gebracht;
- -
-
(procedurenummer 13/1942) voor het jaar 2007 een aanslag (aanslagnummer [000] .W.76) ZVW, berekend naar het maximale bijdrage-inkomen van € 30.623. Tevens is bij beschikking € 160 aan heffingsrente in rekening gebracht;
- -
-
(procedurenummer 13/2538) voor het jaar 2008 een aanslag (aanslagnummer [000] .H.86) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 250.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 16.000, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 226. Tevens is bij beschikking € 10.604 aan heffingsrente in rekening gebracht;
- -
-
(procedurenummer 13/2539) voor het jaar 2009 een aanslag (aanslagnummer [000] .H.96) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 225.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.000, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 226. Tevens is bij beschikking € 5.626 aan heffingsrente in rekening gebracht;
- -
-
(procedurenummer 13/2540) voor het jaar 2009 een aanslag (aanslagnummer [000] .W.96) ZVW, berekend naar het maximale bijdrage-inkomen van € 32.369. Tevens is bij beschikking € 92 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 27 februari 2013:
het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2006 niet-ontvankelijk verklaard;
het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2007 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft daartegen bij brieven van 5 april 2013, ontvangen door de rechtbank op 8 april 2013, beroep ingesteld.
Verweerder heeft voorts bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 26 maart 2013:
het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2008 niet-ontvankelijk verklaard;
het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2009 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft daartegen bij faxberichten van 7 mei 2013, ontvangen door de rechtbank op diezelfde dag, beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 juli 2013 uitspraak op bezwaar gedaan met betrekking tot de aanslag ZVW 2009 en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2013.
Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder zijn verschenen drs. [persoon A] en mr. [persoon B] .
2 Feiten
Eiser heeft een eigen accountantskantoor. Er is aan het kantoor een beconnummer toegekend.
Verweerder heeft ten aanzien van de jaren 2003, 2004 en 2005 een boekenonderzoek ingesteld bij eiser en de met eiser gelieerde ondernemingen [onderneming A] , [onderneming B] B.V., [onderneming C] B.V., [onderneming D] B.V. en [onderneming E] B.V. Daarbij ging het om de aanvaardbaarheid van de aangiftes IB/PVV en de aangiftes omzetbelasting, vennootschapsbelasting en loonbelasting. Dit heeft geresulteerd in een controlerapport met dagtekening 16 april 2008. Op 19 november 2009 heeft eiser een gesprek gehad met een medewerker van verweerder, te weten de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Tijdens dat gesprek heeft [naam 1] om nadere informatie verzocht voor wat betreft een aantal nog openstaande vragen betreffende het boekenonderzoek over de jaren 2003 tot en met 2005.
Eiser heeft met dagtekening 14 januari 2010 een rapportage aan verweerder gestuurd met op- en aanmerkingen en voorgestelde correcties inzake het onder 2.2 hiervoor ingestelde boekenonderzoek. In de begeleidende brief heeft eiser onder andere de volgende passages opgenomen:
“Met betrekking tot de aangiftes over de jaren 2006 tot en met 2008 heb ik een aantal op- en
aanmerkingen uit het boekenonderzoek gevolgd en daarbij getracht een bestendige
gedragslijn te volgen.
Vanwege de te verwachten correcties over de jaren 2003 t/m 2005 zullen bedoelde aangiftes
in overleg met u op een nader overeen te komen tijdstip bij de belastingdienst worden
aangeleverd.”
In de rapportage is op pagina 4 de volgende passage opgenomen:
“Aangiftes 2006 t/m 2009
Met betrekking tot de aangiftes IB/PVV (…) over de jaren 2006 t/m 2009 bevind ik mij in
een wat ongelukkige situatie. Immers indien aanpassingen noodzakelijk zijn vanwege correcties over de jaren 2003 t/m
2005 zou ik er een voorstander van zijn, deze direct vanaf het boekjaar 2006 te verwerken en
als resultante in de boekjaren 2007 t/m 2009.
Om nu de jaarrekeningen en aangiftes op te stellen uitgaande van geen correcties (o.a. balans) lijkt mij een zinloze exercitie.Gaarne uw expertise en voorstellen in deze.”
Verweerder heeft eiser in de brief van 25 januari 2010, mede naar aanleiding van de rapportage van eiser en een door eiser ingediende klacht, het volgende medegedeeld:
“Voor alle duidelijkheid merk ik op dat de heer [naam 2] en ondergetekende de
behandeling van de klacht afwachten. Ook wijs ik u erop dat u aan uw aangifteverplichtingen
conform de wettelijke bepalingen dient te voldoen.”
Verweerder heeft de rapportage van eiser aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslagen IB/PVV 2003 tot en met 2005, omdat deze aanslagen inmiddels onherroepelijk vast stonden. Verweerder heeft eiser bij brief van 1 juli 2011 medegedeeld geen enkele aanleiding te zien om de aanslagen ambtshalve (verder) te verminderen.
De ambtshalve opgelegde aanslagen IB/PVV 2006 en ZVW 2006 zijn gedagtekend 16 april 2009. Verweerder heeft de aangifte IB/PVV 2006 ontvangen op 7 januari 2013 en deze aangifte aangemerkt als een bezwaarschrift.
De ambtshalve opgelegde aanslagen IB/PVV 2007 en ZVW 2007 zijn gedagtekend 9 april 2010. Verweerder heeft de aangifte IB/PVV 2007 ontvangen op 11 januari 2013.
De ambtshalve opgelegde aanslag IB/PVV 2008 is gedagtekend 23 juni 2011. Verweerder heeft de aangifte IB/PVV 2008 ontvangen op 14 januari 2013.
De ambtshalve opgelegde aanslagen IB/PVV en ZVW 2009 zijn gedagtekend 26 oktober 2011. Verweerder heeft de aangifte IB/PVV 2009 ontvangen op 15 januari 2013.
2.10 Verweerder heeft de alsnog door eiser ingediende aangiftes aangemerkt als bezwaarschriften. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Verweerder heeft geen reden gezien de aanslagen ambtshalve te verminderen.
Bij verminderingsbeschikkingen van 20 augustus 2013 (2007 en 2009) en 23 augustus 2013 (2006) heeft verweerder de aanslagen ZVW verminderd tot nihil.
3 Geschil
In geschil is of verweerder bij uitspraken op bezwaar de bezwaarschriften terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege termijnoverschrijding.