Home

Rechtbank Gelderland, 12-08-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:5132, AWB-13_7126

Rechtbank Gelderland, 12-08-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:5132, AWB-13_7126

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
12 augustus 2014
Datum publicatie
12 augustus 2014
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2014:5132
Zaaknummer
AWB-13_7126

Inhoudsindicatie

De door eiseres overgelegde taxatierapporten voldoen niet aan de daaraan te stellen eisen. Een rapport dat uitgaat van een koerslijstwaarde, zijnde een gemiddelde waarde van auto’s van het betreffende merk, type en bouwjaar, kan niet worden aangemerkt als een specifiek voor de betreffende auto gegeven waardeoordeel van een deskundige. Bovendien kan daarop niet het volledige gecalculeerde schadebedrag in mindering komen. Indien bij het doen van aangifte BPM ervoor is gekozen om de afschrijving te bepalen aan de hand van een taxatierapport, kan er niet in beroep alsnog voor gekozen worden de afschrijving te bepalen aan de hand van de koerslijst, ook niet als deze koerslijst reeds als onderdeel van het taxatierapport bij de aangifte was overgelegd. In het onderhavige geval zijn de auto’s op de Nederlandse markt gekocht van een handelaar. Ofschoon op de auto’s op dat moment nog geen BPM rust, zijn de eigen aankoopcijfers voldoende indicatief voor de handelsinkoopwaarden van de auto’s. Verweerder slaagt in zijn bewijslast met betrekking tot de naheffingsaanslagen BPM.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummers: AWB 13/7126, AWB 13/7128 en AWB 13/7129

in de zaak tussen

(gemachtigde: mr. [gemachtigde]),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 19 juni 2013 in één aanslagbiljet vervat (aanslagnummer 2013-[000]) een drietal naheffingsaanslagen belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd tot een totaalbedrag van € 9.808. Tevens is bij beschikking € 18 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 29 oktober 2013 het bedrag van de naheffingsaanslag verminderd tot € 9.434.

Eiseres heeft daartegen per fax van 13 november 2013, ontvangen door de rechtbank op dezelfde dag, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben voor de zitting nadere stukken gezonden. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 mei 2014.

Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde en [A]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde], mr. [B], [C], [D] en [E].

Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. Verweerder heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij de pleitnota van eiseres behorende bijlagen.

Overwegingen

Feiten

1.

Eiseres heeft de volgende personenauto’s in Nederland gekocht:

 op 29 september 2012 van het merk Jeep, type [F] (hierna: Jeep [F]), bouwjaar [2009] voor een bedrag van

€ 19.000;

 op 31 december 2012 van het merk Jeep, type [G] (hierna: Jeep [G]), eerste toelating 15 september 2008, voor een bedrag van

€ 21.500;

 op 4 januari 2013 van het merk Alfa Romeo, type [H] (hierna: Alfa Romeo) voor een bedrag van € 10.000 (inclusief btw).

2.

Eiseres heeft op 9 oktober 2012 en 18 januari 2013 aangiften BPM gedaan voor voormelde auto’s. In de formulieren ‘Berekening Bpm’ die bij de aangiften zijn gevoegd, heeft eiseres aangekruist dat zij voor de berekening van de vermindering van de BPM kiest voor een taxatierapport als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Wet op de BPM 1992 en artikel 8, vierde lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Uitvoeringsregeling). Bij de aangiften zijn taxatierapporten van 9 oktober 2012 en 18 januari 2013, opgemaakt door [A] verbonden aan [I] B.V. (hierna: [A]), overgelegd. De handelsinkoopwaarde en de verschuldigde BPM volgens deze taxatierapporten en de door eiseres betaalde BPM bedragen als volgt:

Merk

Handelsinkoopwaarde

Verschuldigde BPM

Door eiseres betaald

Jeep [F]

€ 12.083

€ 4.765

€ 4.774

Jeep [G]

€ 12.296

€ 4.412

€ 4.419

Alfa Romeo

€ 2.151

€ 565

€ 559

3.

De handelsinkoopwaarden van de onderhavige auto’s zijn berekend door op de koerslijstwaarde van Autotelexpro danwel X-ray een schadecalculatie in mindering te brengen.

Merk

Koerslijstwaarde

Schade

Handelsinkoopwaarde

Jeep [F]

€ 19.700

€ 7.617

€ 12.083

Jeep [G]

€ 17.730

€ 5.434

€ 12.296

Alfa Romeo

€ 8.554

€ 6.403

€ 2.151

4.

Verweerder heeft voor bovengenoemde auto’s een hertaxatie laten uitvoeren. Dit geeft de volgende uitkomsten:

Jeep [F]

5.

Op 18 oktober 2012 heeft verweerder een hertaxatie laten uitvoeren door [J] BV (hierna: [J]). In het hertaxatierapport van 1 november 2012 is, voor zover van belang, het volgende vermeld:

“Tijdens de inspectie stelden wij vast dat het voertuig (behoudens aanwezige schade), in goede staat verkeerde.

Het voertuig vertoont gebruiksschade rondom.

Beschadigd waren onder andere: voorbumper, grille, motorkap, spatborden rondom.

Op het voertuig waren niet aanwezig:

AUDIOINSTALLATIE

Volgens het officiële buitenlandse kentekenbewijs is de eerste toelating in Luxemburg op [2009] geweest.

Kilometerverificatie is niet mogelijk aangezien wij niet beschikken over buitenlandse registraties. De afgelezen KM-stand is 61313.

Reparatie kosten

De reparatiekosten van de aangetroffen beschadigingen bedragen:

(…)

Totaal incl. BTW€ 3.222,82

(…)

Waardebepalingen

Consumentenprijs

€ 54.290,00

Afschrijving

volgens leeftijd

€ 24.290,00

Afschrijving

meeruitvoering/accessoires

€ 500,00

Verkoopwaarde

particulier zonder schade

€ 29.500,00

Kosten

i.v.m. schade

€ 3.000,00

Verkoopwaarde

particulier incl. btw/bpm

€ 26.500,00

Inkoopwaarde

tussen particulier en wederverkoper

€ 22.000,00

Bij het onderzoek naar de verkoopwaarde hebben wij de volgende referentievoertuigen aangetroffen.

Aanbieder

Maand-bouwjaar

Kilometerstand

Prijs

Autobedr. [K]

2008

136.650

€ 24.950,00

Autobedr. [L]

02-2008

74.795

€ 26.900,00

(…)”.

Jeep [G]

6.

Op 31 januari 2013 heeft verweerder een hertaxatie laten uitvoeren door [M] BV (hierna: [M]). In het hertaxatierapport van 4 februari 2013 is, voor zover hier van belang, vermeld:

“3.1. Accessoires/extra’s

Behoudens de in deze uitvoering aanwezige standaard uitrusting, was verder aanwezig:

 Zie bijgevoegde afdruk Autotelex Pro.

3.2.

Geconstateerde schade / herstelkosten

Aan het voertuig werd schade en gebruikersporen geconstateerd. De herstelkosten van de door ons geconstateerde schade bedragen circa € 2.000,00.

(…)

3.3.

Marktonderzoek

Ten behoeve van de bepaling van de handelswaarde hebben wij een marktonderzoek ingesteld. De handelswaarde is gebaseerd op Nederlandse referentievoertuigen, waarvan de eigenschappen het dichtst aanleunen tegen het op pagina 1 omschreven voertuig;

Daarbij hebben wij geen vergelijkbare voertuigen gezien.

Belanghebbende biedt betreffende voertuig aan voor € 34.500,00.

(…)

Berekening consumentenprijs

Consumentenprijs (datum 1e toelating)

€ 74.450,00

Bij: extra accessoires

Conform bijgaande afdruk Autotelex Pro.

€ 3.375,00

Consumentenprijs (incl. BTW, incl. BPM)

€ 77.825,00

Berekening grondslag BPM aangifte

Consumentenprijs

€ 77.825,00

AF:

Afschrijving consumentenprijs

€ 43.675,00

Afschrijving accessoires

€ 2.350,00

Ontbrekende delen

€ 0,00

Subtotaal aftrek

€ 46.025,00

Meer/minder kilometers

€ 2.700,00

Totaal aftrek

€ 43.325,00

Verkoopwaarde (incl. BTW / incl BPM)

€ 34.500,00

Handelsmarge

€ 6.500,00

Waardevermindering vanwege schade

€ 1.500,00

Handelswaarde met aanwezige schade (incl. BTW / incl. BPM)

€ 26.500,00”

Alfa Romeo

7.

Op 28 januari 2013 heeft verweerder een hertaxatie van de laten uitvoeren door [M]. In het hertaxatierapport van 11 februari 2013 is, voor zover hier van belang, vermeld:

“3.2. Geconstateerde schade / herstelkosten

Aan het voertuig werd rondom schade geconstateerd. De herstelkosten van de door ons geconstateerde schade bedragen circa € 1.850,00 (incl. BTW).

(…)

3.3.

Marktonderzoek

Ten behoeve van de bepaling van de handelswaarde hebben wij een marktonderzoek ingesteld. De handelswaarde is gebaseerd op Nederlandse referentievoertuigen, waarvan de eigenschappen het dichtst aanleunen tegen het op pagina 1 omschreven voertuig;

Daarbij hebben wij 2 vergelijkbare voertuigen (gem. kilometerstand 40.000) gezien.

De gemiddelde vraagprijs hiervan bedraagt € 19.900,00 (incl. BTW).

Berekening consumentenprijs

Consumentenprijs (datum 1e toelating)

€ 53.940,00

Bij: extra accessoires

Conform bijgaande afdruk Autotelex Pro.

€ 7.440,00

Consumentenprijs (incl. BTW, incl. BPM)

€ 61.380,00

Berekening grondslag BPM aangifte

Consumentenprijs

€ 61.380,00

AF:

Afschrijving consumentenprijs

€ 38.934,00

Afschrijving accessoires

€ 6.696,00

Ontbrekende delen

€ 0,00

Subtotaal aftrek

€ 45.630,00

Meer/minder kilometers

€ 250,00

Totaal aftrek

€ 45.380,00

Verkoopwaarde (incl. BTW / incl. BPM)

€ 16.000,00

Handelsmarge

€ 3.000,00

Waardevermindering vanwege schade

€ 1.250,00

Handelswaarde met aanwezige schade (incl. BTW / incl. BPM)

€ 11.750,00”

8.

Met dagtekening 19 juni 2013 heeft verweerder middels één aanslag de onderhavige naheffingsaanslagen BPM ten bedrage van € 9.808 opgelegd aan eiseres. Verweerder heeft daarbij de handelsinkoopwaarde volgend uit de hertaxatierapporten als uitgangspunt genomen. Bij de Jeep [F] en de Jeep [G] heeft verweerder echter niet het hieruit voortvloeiende afschrijvingspercentage gehanteerd, maar het afschrijvingspercentage volgens de forfaitaire afschrijvingstabel. Verweerder heeft de verschuldigde BPM en de na he heffen bedragen als volgt vastgesteld:

Merk

Afschrijving

Hertaxatie /tabel

Verschuldigde BPM

Betaalde BPM

Naheffing

Jeep [F]

59,48% / 64,25%

€ 7.653

€ 4.774

€ 2.879

Jeep [G]

68,16% / 70,25%

€ 8.821

€ 4.419

€ 4.402

Alfa Romeo

79,56% / 78,08%

€ 3.086

€ 559

€ 2.527 €

9.

Eiseres heeft tegen de onderhavige naheffingsaanslagen BPM tijdig bezwaar gemaakt.

10.

Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 29 oktober 2013 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de verschuldigde BPM ten aanzien van de Alfa Romeo verminderd met € 196. Voorts heeft verweerder het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen en deze vastgesteld op € 235. De naheffing BPM met betrekking tot de Jeep [F] en de Jeep [G] en de beschikking heffingsrente heeft verweerder gehandhaafd.

Geschil

11.

In geschil is of de naheffingsaanslagen BPM terecht en tot de juiste bedragen aan eiseres zijn opgelegd.

Jeep [F]

12.

Meer in het bijzonder is in geschil of het hertaxatierapport van verweerder kan dienen voor het vaststellen van de handelsinkoopwaarde. Gemachtigde van eiseres wijst op de volgende fouten:

 Marktonderzoek is niet toereikend;

 Afschrijving leeftijd is niet onderbouwd;

 Particuliere verkoopwaarde (zonder schade) is niet onderbouwd;

 Handelsmarge is niet onderbouwd;

 Te weinig schade gecalculeerd – het ontbreken van de radio is compleet genegeerd.

Jeep [G]

13.

Meer in het bijzonder is in geschil of het hertaxatierapport van verweerder kan dienen voor het vaststellen van de handelsinkoopwaarde. Gemachtigde van eiseres wijst op de volgende punten:

 Het door verweerder ingeschakelde taxatiebureau [M] houdt zich bezig met de verkoop van tweedehands auto’s en is geen onafhankelijke partij;

 In het taxatierapport van verweerder zijn onvoldoende verifieerbare gegevens vervat ter bepaling van het waardeverloop van de auto (en derhalve is sprake van schending van het motiveringsbeginsel).

Subsidiair stelt eiseres dat toepassing van de koerslijst van X-ray gunstiger is voor eiseres en meer subsidiair dat de tabelafschrijving niet juist is toegepast door verweerder (leeftijdskorting 70,996 % in plaats van 70,25%).

Alfa Romeo

14.

Meer in het bijzonder is in geschil of het hertaxatierapport van verweerder kan dienen voor het vaststellen van de handelsinkoopwaarde. Gemachtigde van eiseres wijst op de volgende punten:

 Het door verweerder ingeschakelde taxatiebureau [M] houdt zich bezig met de verkoop van tweedehands auto’s en is geen onafhankelijke partij;

 In het taxatierapport van verweerder zijn onvoldoende verifieerbare gegevens vervat ter bepaling van het waardeverloop van de auto. Gemachtigde van eiseres wijst op de volgende fouten:

o Marktonderzoek is niet onderbouwd;

o De afschrijving consumentenprijs is niet onderbouwd;

o De afschrijving accessoires is niet onderbouwd;

o Minder schade in mindering gebracht dan is gecalculeerd;

o De handelsmarge is niet onderbouwd;

o Er is geen schadecalculatie aanwezig.

Subsidiair stelt eiseres dat het bruto BPM-tarief niet juist is toegepast nu het tarief in 2009 gunstiger is.Voorts stelt zij dat toepassing van de koerslijst van X-ray gunstiger is.

Beoordeling van het geschil

15.

Eiseres heeft primair gesteld dat bij de aangiften juiste taxatierapporten zijn overgelegd, zodat reeds om die reden niet aan een naheffingsaanslag kan worden toegekomen. De rechtbank deelt dit standpunt van eiseres niet. De rechtbank overweegt dat de door eiseres overgelegde taxatierapporten volgens vaste jurisprudentie van deze rechtbank niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen. Een rapport dat uitgaat van een koerslijstwaarde, zijnde een gemiddelde waarde van auto’s van het betreffende merk, type en bouwjaar, kan niet worden aangemerkt als een specifiek voor de onderhavige auto gegeven waardeoordeel van een deskundige. Bovendien wordt in het rapport het door [A] gecalculeerde schadebedrag volledig in mindering gebracht op deze koerslijstwaarde, terwijl in die waarde reeds een gemiddelde gebruiksschade, normaal voor een auto van betreffende leeftijd, zit verdisconteerd. De rechtbank verwerpt het primaire standpunt van eiseres dat reeds vanwege de door haar overgelegde taxatierapporten niet kan worden toegekomen aan een naheffingsaanslag.

16.

Op verweerder rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat de naheffingsaanslagen BPM terecht zijn opgelegd en niet te hoog zijn vastgesteld. Voor zover eiseres heeft gesteld dat de hertaxatierapporten van [M] (in de beroepen inzake de Alfa Romeo (AWB 13/7128) en de Jeep [G] (AWB 13/7129) hiervoor niet bruikbaar zijn, omdat zij de onafhankelijkheid van de deskundige in twijfel trekt, merkt de rechtbank op dat naar vaste jurisprudentie van deze rechtbank er geen reden is om te twijfelen aan de deskundigheid of onafhankelijkheid van de door verweerder ingeschakelde taxateur.

De rechtbank zal hierna per auto beoordelen of verweerder in de op hem rustende bewijslast is geslaagd.

Ten aanzien van de Jeep [F]

17.

Verweerder heeft zich primair gebaseerd op het hertaxatierapport van [M]. Voorts heeft verweerder gewezen op het eigen aankoopcijfer van de onderhavige auto, nu het gaat om een aankoop op de Nederlandse markt. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Omdat ingevolge artikel 110 WVEU een ingevoerde gebruikte auto niet mag worden onderworpen aan een hogere belasting dan de belasting die nog rust op de waarde van een gelijksoortige, reeds op het nationale grondgebied geregistreerde auto, moet bij invoer de auto worden vergeleken met een auto die door een handelaar op de Nederlandse markt wordt ingekocht (vergelijk onder meer HR 13 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK3079). In het onderhavige geval is de Jeep [F] voor € 19.000 op de Nederlandse markt ingekocht door een handelaar. Naar het oordeel van de rechtbank is niet vereist dat sprake is van een inkoop door een handelaar van een particulier. Waar het om gaat is dat niet de verkoopprijs in aanmerking mag worden genomen. Aannemelijk is dat eiseres ervan uitgegaan zal zijn dat zij bij latere verkoop aan een particulier minimaal een vergelijkbaar bedrag zal ontvangen als waarvoor zij de auto heeft aangekocht en daar bovenop een handelsmarge zal realiseren. De rechtbank acht daarom het eigen aankoopcijfer, ofschoon op deze auto nog geen BPM rust, indicatief voor de handelswaarde die een dergelijke auto heeft, in een toestand zoals hier aan de orde is. De rechtbank is daarom van oordeel dat -wat er ook zij van de gestelde tekortkomingen in het hertaxatierapport- de daarin genoemde handelsinkoopwaarde inclusief BTW en BPM niet te hoog is, gelet op de prijs die eiseres zelf als handelaar voor deze auto op de Nederlandse markt heeft betaald (€ 19.000 exclusief BTW en BPM). Het beroep van eiseres op de bruikbaarheid van de referentievoertuigen en eventuele strijdigheid met artikel 110 WVEU behoeft dan geen bespreking meer.

18.

Daarenboven overweegt de rechtbank dat verweerder bij het vaststellen van de naheffingsaanslag niet het afschrijvingspercentage dat volgt uit het hertaxatierapport (59,48%) heeft gehanteerd, maar het percentage uit de forfaitaire afschrijvingstabel van 64,25%. Dit afschrijvingspercentage komt omgerekend overeen met een handelsinkoopwaarde van € 19.409. De stelling van eiseres dat de koerslijstwaarde (€ 19.700) gunstiger is, is derhalve niet juist. De rechtbank acht - gelet op het overwogene onder 17. over de handelsinkoopwaarde - het ontbreken van de radio voldoende in het gehanteerde afschrijvingspercentage tot uiting komen. Ondanks het feit dat toepassing van de forfaitaire tabelafschrijving slechts aan de orde kan komen als daar in het aangiftebiljet om wordt verzocht, is de rechtbank op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat de aldus berekende naheffingsaanslag niet te hoog is.

19.

Eiseres heeft gesteld dat een extra korting moet worden toegepast vanwege het tijdsverloop tussen de datum van de aangifte en de registratie van de auto. Het belastbare feit voor de BPM is de registratie van de auto in het kentekenregister op 5 november 2012. In het voorliggende geval ligt er een termijn van 26 dagen tussen het moment van de aangifte en de berekening van de verschuldigde belasting en het moment van de registratie. Volgens eiseres moet daarom de waarde wegens dat tijdsverloop verder worden verminderd. Eiseres heeft haar stelling dat dit tijdsverloop een waardevermindering meebrengt echter niet aannemelijk gemaakt. Zij heeft geen gegevens overgelegd waaruit een lagere waarde op het moment van registratie volgt. De stelling van eiseres dat verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld door niet alsnog deze vermindering toe te kennen, terwijl aan vergunninghouders een dergelijke vermindering wel wordt verleend, volgt de rechtbank niet. Het door eiseres aangehaalde beleid geldt slechts voor vergunninghouders en niet in geschil is dat eiseres geen vergunninghouder is. Naar het oordeel van de rechtbank kan eiseres daarmee ook niet gelijk worden gesteld. Van schending van het nationaalrechtelijke gelijkheidsbeginsel is daarom geen sprake. Afgezien daarvan geldt de goedkeuring alleen voor vergunninghouders die daarop bij de aangifte expliciet een beroep op doen. Gesteld noch gebleken is dat eiseres in het voorliggende geval reeds bij de aangifte een dergelijk beroep heeft gedaan.

20.

Eiseres’ beroep op uitspraken van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 februari 2014 (ECLI:NL:GHARL:2014:997 en ECLI:NL:GHARL:2014:998) kan haar niet baten, nu hierin slechts is bepaald wanneer een auto als ‘in gebruik genomen’ moet worden aangemerkt. Eiseres’ lezing van deze uitspraken dat bij invoer dezelfde formule moet worden gehanteerd als bij uitvoer acht de rechtbank niet juist.

21.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep ten aanzien van de Jeep [F] ongegrond moet worden verklaard. Eiseres heeft geen afzonderlijke gronden aangedragen tegen de gelijktijdig opgelegde beschikking heffingsrente, zodat de rechtbank ook dat beroep ongegrond zal verklaren.

Ten aanzien van de Jeep [G]

22.

Ook met betrekking tot de Jeep [G] heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Ook ten aanzien van de Jeep [G] is sprake van een aankoop op de Nederlandse markt. Onder verwijzing naar het overwogene onder 17. oordeelt de rechtbank dat het eigen aankoopcijfer, ofschoon op deze auto nog geen BPM rust, indicatief is voor de handelswaarde die een dergelijke auto heeft, in een toestand zoals hier aan de orde is. De rechtbank is daarom van oordeel dat -wat er ook zij van de gestelde tekortkomingen in het hertaxatierapport- de daarin genoemde handelsinkoopwaarde inclusief BTW en BPM niet te hoog is, gelet op de prijs die eiseres zelf als professionele handelaar voor deze auto op de Nederlandse markt heeft betaald, € 21.500 exclusief BTW en BPM.

23.

Daarenboven overweegt de rechtbank dat verweerder bij het opleggen van de naheffingsaanslag niet het afschrijvingspercentage dat volgt uit het hertaxatierapport (68,16%) heeft gehanteerd, maar het percentage volgens de forfaitaire afschrijvingstabel van 70,25%. De rechtbank is van oordeel dat de aldus berekende naheffingsaanslag niet te hoog is.

24.

Eiseres heeft gesteld dat het toepassen van de koerslijstwaarde tot een gunstiger resultaat leidt en daarom verzoekt zij subsidiair de naheffingsaanslag alsnog te baseren op de koerslijst.

25.

In zijn uitspraak van 25 juli 2014 overweegt het Gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2014:2530):

“6.3. Binnen de opzet van de heffing van BPM is het niet mogelijk achteraf, in de bezwaar- of de beroepsfase, een andere methode ter bepaling van de afschrijving te kiezen, of uit te gaan van gegevens die bij de aangifte niet zijn gebruikt. Het voertuig is inmiddels in gebruik genomen en uit het zicht van de inspecteur. Het schouwen van het voertuig heeft dan geen zin meer, omdat de afschrijving ten tijde van de registratie bepalend is.

6.4.

Om deze reden biedt de Wet BPM geen mogelijkheid gegevens die niet zijn gebruikt voor het vaststellen van de bij de aangifte toegepaste afschrijving en evenmin op verzoek van de inspecteur zijn toegevoegd, in een later stadium alsnog te gebruiken voor het wijzigen van de bij de aangifte toegepaste afschrijving.

6.5.

Deze beperking beoogt paal en perk te stellen aan de bevoegdheid achteraf terug te komen van een keuze voor een specifieke berekeningsmethode die bij de aangifte is gemaakt, doch staat niet in de weg aan de mogelijkheid de uitkomsten van of de toepassing van de gekozen berekeningsmethode in bezwaar of beroep opnieuw te (doen) beoordelen en daarbij gronden aan te voeren waaruit moet blijken dat de oorspronkelijk berekende BPM hoger is dan de BPM die nog rust op vergelijkbare gebruikte voertuigen die reeds in Nederland zijn geregistreerd. Zoals blijkt uit de geschiedenis van de totstandkoming van genoemde beperkende bepalingen heeft de wetgever om redenen van uitvoerbaarheid eenvoud en doelmatigheid voor dit beperkte regime gekozen (NvW, Kamerstukken II 2011/12, 33 004, nr. 6, p. 9‑10). Indien en voor zover als gevolg van de keuze sprake is van beperking van de rechtsbescherming, heeft de wetgever daarover in redelijkheid kunnen oordelen dat de uitvoerbaarheid van de Wet BPM een objectieve en redelijke rechtvaardiging biedt. Het aanbrengen van deze beperking behoort tot de bevoegdheid van de nationale wetgever en komt niet in strijd met het Unierecht.”.

26.

De rechtbank neemt deze overweging over en maakt die tot de hare. Bij de aangifte is nadrukkelijk gekozen om de vermindering van de BPM te berekenen aan de hand van een taxatie, zodat het niet mogelijk is op een later moment alsnog te kiezen voor een andere berekeningsmethode, ook al zat de koerslijst - als onderdeel van het taxatierapport - wel bij de bij aangifte overgelegde stukken. De rechtbank verwerpt het subsidiaire standpunt van eiseres.

27.

Voor zover eiseres stelt dat uit de toepassing van de afschrijvingstabel een hoger percentage volgt, overweegt de rechtbank dat bij aangifte niet gekozen is voor de toepassing van de tabel. Zoals hiervoor is overwogen kan niet op een later moment worden gekozen voor een andere berekeningsmethode. De vraag of de afschrijvingstabel wel op de juiste wijze is toegepast kan dan ook niet aan de orde komen. Verweerder heeft de naheffing gebaseerd op de uitkomsten van de hertaxatie en de daaruit voortvloeiende naheffingsaanslag is naar het oordeel van de rechtbank niet te hoog (zie 23.). Eiseres’ stellingen kunnen niet tot een andere uitkomst leiden.

Ten aanzien van de Alfa Romeo

28.

Ook met betrekking tot de Alfa Romeo heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Ook ten aanzien van deze auto is sprake van een aankoop op de Nederlandse markt. Onder verwijzing naar het overwogene onder 17. oordeelt de rechtbank dat het eigen aankoopcijfer, ofschoon op deze auto nog geen BPM rust, indicatief is voor de handelswaarde die een dergelijke auto heeft, in een toestand zoals hier aan de orde is. De rechtbank is daarom van oordeel dat -wat er ook zij van de gestelde tekortkomingen in het hertaxatierapport- de daarin genoemde handelsinkoopwaarde inclusief BTW én BPM niet te hoog is, gelet op de prijs die eiseres zelf als professionele handelaar voor deze auto op de Nederlandse markt heeft betaald,

€ 10.000 inclusief BTW. De naheffingsaanslag is aldus in beginsel niet te hoog.

29.

Eiseres heeft gesteld dat de naheffingsaanslag alsnog gebaseerd dient te worden op de koerslijst nu dit een voor haar gunstiger resultaat geeft. De rechtbank overweegt dat bij de aangifte nadrukkelijk is gekozen voor het berekenen van de afschrijving door middel van een taxatie. Onder verwijzing naar het overwogene onder 25. en 26. is de rechtbank van oordeel dat het dan niet mogelijk is om in beroep alsnog te kiezen voor een andere berekeningsmethode.

30.

Door eiseres is gesteld dat het bruto BPM-bedrag naar het tarief van 2009 voor haar gunstiger is en tot een vermindering van de naheffingsaanslag met € 102 leidt. Verweerder heeft dit niet bestreden. De rechtbank zal het beroep op dit punt gegrond verklaren.

Conclusie

31.

De beroepen met betrekking tot de Jeep [F] (13/7126) en de Jeep [G] (13/7129) zijn ongegrond. Het beroep met betrekking tot de Alfa Romeo (13/7128) is gegrond en leidt tot een vermindering van de naheffingsaanslag met € 102 tot een totaal bedrag van € 9.332 (€ 9.434 minus € 102).

32.

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 974 (1 punt voor het indienen van beroep en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen met de procedurenummers 13/7126 en 13/7129 ongegrond;

- verklaart het beroep met procedurenummer 13/7128 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de Alfa Romeo;

- vermindert de naheffingsaanslag BPM met betrekking tot de Alfa Romeo tot € 2.787, zodat de totale naheffingsaanslag voor de drie auto’s € 9332 bedraagt;

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 974;

- gelast dat de inspecteur het door eiseres betaalde griffierecht van € 318 aan haar vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Germs-de Goede, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.P.J. Leenders, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 12 augustus 2014

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.