Home

Rechtbank Gelderland, 02-01-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:6, AWB-13_2258

Rechtbank Gelderland, 02-01-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:6, AWB-13_2258

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
2 januari 2014
Datum publicatie
6 oktober 2015
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2014:6
Zaaknummer
AWB-13_2258

Inhoudsindicatie

Aanslag IB/PVV. Negatief belastbaar inkomen. Schending hoorplicht. Bron van inkomen? Eiseres heeft vanaf 1996 beperkte omzetten gerealiseerd en ieder jaar een negatief resultaat behaald. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij in redelijkheid mocht verwachten dat er in de (nabije) toekomst hogere omzetten en positieve resultaten zullen worden gerealiseerd. Aan de omstandigheid dat ten aanzien van 1998 is geoordeeld dat er sprake is van een bron van inkomen, kan eiseres niet het vertrouwen ontlenen dat dit ook geldt voor het onderhavige jaar. De vraag of er sprake is van deelname aan het economisch verkeer en de vraag of de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard behoeven geen beantwoording meer. Het beroep op strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM wordt verworpen, reeds omdat geen sprake is van een bron. Pas indien sprake is van een bron, wordt toegekomen aan de vraag tot welke bron de inkomsten moeten worden gerekend. Nu er geen bron is, is er geen sprake van ondernemerschap en wordt eiseres geen recht onthouden dat haar krachtens wettelijke bepalingen zou toekomen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Zittingsplaats Arnhem

registratienummer: AWB 13/2258

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 2 januari 2014

inzake

drs. [X], wonende te [Z] , eiseres,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht, verweerder.

1 Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2003 een aanslag (aanslagnummer [000] .H.36) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil. Het verlies uit werk en woning is bij beschikking vastgesteld op nihil, waarbij geen ondernemingsverlies in aanmerking is genomen.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 maart 2013 het bezwaar afgewezen.

Eiseres heeft daartegen bij faxbericht van 19 april 2013, ontvangen door de rechtbank op diezelfde dag, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2013 te Arnhem.

Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. [gemachtigde] , als advocaat werkzaam bij [A] . Namens verweerder zijn verschenen[gemachtigde] en [B] .

2 Feiten

2.1

Blijkens de gegevens bij de Kamer van Koophandel verricht eiseres werkzaamheden op het gebied van bedrijfsadvies en -bemiddeling en marktonderzoek. Daarnaast bestaan de werkzaamheden uit een vertaalservice. Zij richt zich met name op de Chinese markt.

2.2

Eiseres heeft blijkens haar aangiftes IB/PVV over de jaren 1996 tot en met 2002 de volgende omzetbedragen en resultaten behaald:

Jaar

Omzet

Resultaat

1996

ƒ 29

ƒ 11.148 negatief

1997

ƒ 145

ƒ 12.660 negatief

1998

ƒ 1.314

ƒ 11.115 negatief

1999

ƒ 3.087

ƒ 3.731 negatief

2000

ƒ 1.374

ƒ 1.900 negatief

2001

ƒ 311

ƒ 1.862 negatief

2002

€ 43

€ 1.446 negatief

2.3

Eiseres heeft onder andere voor de jaren 2001 en 2002 soortgelijke procedures gevoerd over hetzelfde geschil als het onderhavige. Daarbij is eiseres in het ongelijk gesteld.

2.4

Eiseres heeft voor het jaar 2003 een aangifte IB/PVV ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.873 negatief. Blijkens de aangifte bedraagt de winst uit onderneming € 2.443 negatief. Na toepassing van de zelfstandigenaftrek van € 6.430 bedraagt de winst uit onderneming € 8.873 negatief.

2.5

Verweerder is bij het opleggen van de aanslag afgeweken van de ingediende aangifte. Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat er geen sprake is van een bron van inkomen en heeft het verlies niet in aftrek toegelaten. De aanslag is gedagtekend 29 juli 2005.

2.6

Eiseres heeft daartegen bij brief van 9 september 2005, ontvangen door verweerder op diezelfde dag, bezwaar ingediend. Hierin maakt eiseres bezwaar tegen de aanslag en de verliesbeschikking. Ook verzoekt zij om te worden gehoord, mocht het bezwaar worden afgewezen. Dit bezwaarschrift is bij verweerder in het ongerede geraakt. Op 4 augustus 2011 heeft eiseres daarom, nadat verweerder haar afschriften van de aanslagen IB/PVV 2003 tot en met 2006 heeft toegestuurd, wederom bezwaar ingediend. Daarin heeft zij onder andere (wederom) verzocht om te worden gehoord, mocht verweerder het bezwaar afwijzen.

2.7

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 augustus 2011 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en de aanslag gehandhaafd.

2.8

Na daartegen ingesteld beroep heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bezwaar ontvankelijk verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de zaak terugverwezen naar verweerder om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen.

2.9

Met dagtekening 12 maart 2013 heeft verweerder (opnieuw) uitspraak op bezwaar gedaan. Verweerder heeft het bezwaar afgewezen. Hoewel eiseres daarom heeft verzocht, heeft verweerder eiseres niet gehoord. Daartoe heeft verweerder in de uitspraak op bezwaar het volgende overwogen:

“U heeft in uw bezwaarschrift verzocht om gehoord te worden, doch gezien de twee

hoorgesprekken inzake bezwaarschriften 2007 waarin u weigerde om de gevraagde informatie te verstrekken, waardoor ik niet kon bepalen of en in hoeverre de aanslag onjuist

was vastgesteld, ben ik van mening dat gezien dezelfde problematiek wederom geen

medewerking zal worden verleend.

Inmiddels heeft op 31 mei 2012 het hoorgesprek inzake het bezwaar 2008 plaatsgevonden, ook hierin heeft u aangegeven de door mij gevraagde stukken niet te zullen verstrekken. (…). Tevens heeft u aangegeven dat er een principieel geschil bestaat over het ondernemerschap

tussen u en de belastingdienst. U bent het ook niet eens met de uitspraak van de Hoge Raad.

Daarom zie ik af van horen.”

3 Geschil

In geschil is het antwoord op de vraag:

  1. of eiseres ten onrechte niet is gehoord;

  2. of de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, omdat eiseres niet heeft voldaan aan de op haar rustende informatieplicht als bedoeld in artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

  3. of de exploitatie van de eenmanszaak een bron van inkomen vormt. Het geschil gaat hierbij met name om de vraag of (a) eiseres objectief bezien redelijkerwijs voordeel kon verwachten ten aanzien van de eenmanszaak en (b) of er sprake is van deelname aan het economisch verkeer;

  4. of verweerder in strijd met artikel 1 Eerste Protocol van het EVRM heeft gehandeld.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing