Rechtbank Gelderland, 04-02-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:615, AWB-12_218, 12_219
Rechtbank Gelderland, 04-02-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:615, AWB-12_218, 12_219
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 4 februari 2014
- Datum publicatie
- 9 juli 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2014:615
- Zaaknummer
- AWB-12_218, 12_219
Inhoudsindicatie
Publicatie op verzoek, geen samenvatting.
Uitspraak
Team belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummers: AWB 12/218 en 12/219
uitspraak van de meervoudige belastingkamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 4 februari 2014
inzake
[X] , wonende te [Z] -Zwitserland, eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi, kantoor Utrecht, verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 de volgende navorderingsaanslagen opgelegd:
- met dagtekening 28 december 2007 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].H.27) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 372.978, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 7.025.753 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 339.796, alsmede een verzuimboete van € 158. Tevens is bij beschikking € 353.834 aan heffingsrente in rekening gebracht.
- Met dagtekening 23 december 2010 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].H.28) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 596.226, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van€ 7.025.753 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 339.796, alsmede een vergrijpboete van € 58.044. Tevens is bij beschikking € 12.827 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 december 2011 de eerste navorderingsaanslag (H.27) verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 596.226, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van€ 6.624.605 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 339.796. De verzuimboete van € 158 is gehandhaafd. De beschikking heffingsrente is verminderd tot € 344.420.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 6 december 2011 de tweede navorderingsaanslag (H.28) verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 596.226, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 6.624.605 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 339.796, aldus conform de eerste navorderingsaanslag. De boetebeschikking en de beschikking heffingsrente zijn vernietigd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 13 januari 2012, ontvangen door de rechtbank op 16 januari 2012, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2013 te Arnhem. Namens eiser zijn daar verschenen mr. [gemachtigde], mr. [A], mr. [B] en [C]. Namens verweerder zijn verschenen drs. [gemachtigde], mr. [D] en [E].
Na deze zitting heeft eiser een conclusie van repliek ingediend gevolgd door een conclusie van dupliek door verweerder. Ten slotte heeft eiser een reactie op de conclusie van dupliek ingediend. Afschriften van deze stukken zijn telkens verstrekt aan de wederpartij.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2013. Namens eiser zijn daar wederom verschenen mr. [gemachtigde], mr. [A], mr. [B] en [C]. Namens verweerder zijn verschenen drs. [gemachtigde], mr. [D] en [E].
Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar.
Onderhavige beroepen zijn gelijktijdig behandeld met de beroepen met registratienummers AWB 12/1756 (2003), 12/5092, 12/5093 en 12/5094 (2005) 12/6025 (2006) en 12/6214 (2007).
2 Feiten
Algemeen
Eiser was tot oktober 2002 president-directeur (CEO) van het Nederlandse beursgenoteerde vastgoedfonds [F] N.V.
Op 17 september 2002 hebben de investeringsbank [G], [H] en de heer [I] een openbaar bod uitgebracht op de aandelen [F] N.V.
Op 21 oktober 2002 heeft eiser al zijn aandelen [F] N.V. overgedragen aan de gezamenlijke bieders. Hij heeft daarop zijn directeursfunctie bij [F] N.V. neergelegd.
[F] N.V.
Volgens eisers eigen opgave bezat hij begin 2002 3.296.135 aandelen [F] N.V. die ongeveer 4,8% deel uitmaakten van het geplaatste kapitaal van deze vennootschap.
[F] N.V. heeft in het eerste kwartaal van het jaar 2000 opties op aandelen toegekend aan haar directie- en stafleden. Eiser heeft op 25 mei 2000 350.000 koopopties op aandelen [F] N.V. verkregen, inhoudende dat hij het onvoorwaardelijke recht verkreeg om tegen een prijs van € 12,10 per aandeel gedurende een periode van vijf jaar 350.000 aandelen te kopen.
Op 15 april 2002 heeft eiser de koopopties op de aandelen uitgeoefend. Het voor de aandelen verschuldigde bedrag van 350.000 maal € 12,10 = € 4.235.000 heeft eiser tegen 4,5% rente geleend van [F] N.V.. De aandelen zijn op 16 april 2002 geplaatst bij eiser.
Op 18 april 2002 is een stockdividend uitgekeerd waardoor eisers oorspronkelijke aandelenbezit van 3.296.135 aandelen met 71.644 aandelen is toegenomen tot 3.367.779 aandelen. Op dezelfde datum is eveneens op de door eiser uit opties verkregen aandelen stockdividend uitgekeerd, waardoor het aantal nieuwe aandelen met 7.609 is toegenomen tot 357.609 aandelen (hierna ook: de optieaandelen). In totaal had eiser op dat moment 3.725.388 aandelen, hetgeen meer dan 5% van het geplaatste kapitaal van [F] N.V. vertegenwoordigde.
In augustus 2002 zijn door vermogensbeheerder [J] 14.512 aandelen [F] N.V. van [K] Inc. in één depot samengevoegd met de aandelen [F] N.V. van eiser. Het totale aandelenbezit kwam daarmee op 3.739.900.
Op 17 september 2002 hebben de investeringsbank [G], [H] en de heer [I] een openbaar bod uitgebracht op de aandelen [F] N.V. van € 12,75 per aandeel. Hiervan is € 0,72 op 17 september 2002 uitgekeerd als interimdividend. De koers van het aandeel [F] N.V. bedroeg op dat moment € 10,64.
Op 21 oktober 2002 heeft eiser al zijn aandelen [F] N.V. overgedragen aan de gezamenlijke bieders voor een bedrag van 3.739.900 maal € 12,03 = € 44.990.998. Eiser heeft daarop zijn directeursfunctie bij [F] neergelegd.
Eiser heeft op 19 januari 2005 aangifte IB/PVV 2002 gedaan. Bij brief van 21 september 2005 heeft verweerder een aantal vragen gesteld, die zijn beantwoord door belastingadviseur van eiser, de heer [L], bij brief van 10 oktober 2005. Een van deze vragen betrof de stijging van het vermogen. Op 6 december 2005 heeft de aanslagregelaar telefonisch een paar aanvullende vragen gesteld, die bij brief van 15 december 2005 door de heer [L] zijn beantwoord. De aanslagregelaar noteerde:
“Heb de aandelen transactie via FEC en Euronext (020-55504135) gecheckt. Aanbieding gold tot 10-10-02. [X] wachtte tot 21-10-02 en verkocht onderhands voor 12,03, de hoogste beurskoers die dag. Geen AB. Verkocht 3.367.789 aandelen, terwijl er er 69.338.860 uitstonden. 4,857%. Dit verklaart de vermogenssprong voldoende.”
Met dagtekening 30 december 2005 is de definitieve aanslag IB/PVV 2002 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 372.978 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 339.796.
Verweerder heeft bij eiser een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2002 tot en met 2005. De bevindingen van dit onderzoek zijn vastgelegd in het conceptrapport d.d. 30 november 2010, opgesteld door [M] en [E]. Een afschrift van dit rapport (inclusief de twee bijlagen) behoort tot de gedingstukken en dient hier als ingelast te worden beschouwd. Voor het onderhavige jaar is met name het volgende onderdeel van het rapport van belang:
- onderdeel 4: Verkoop aandelenpakket [F] N.V.
Tijdens dit onderzoek is aan eiser de eerste navorderingsaanslag IB/PVV 2002 (H.27) opgelegd, waarbij het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang is vastgesteld op € 7.025.753.
Bij de uitspraak op bezwaar van 8 december 2011 is het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang nader vastgesteld op € 6.624.605.
3 Geschil
In geschil is of de navorderingsaanslag IB/PVV 2002 terecht en tot een juist bedrag aan eiser is opgelegd. In het bijzonder is in geschil of verweerder beschikt over een voor navordering vereist nieuw feit en of eiser inkomen uit een aanmerkelijk belang in [F] NV heeft genoten. De verzuimboete is niet in geschil.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd.