Rechtbank Gelderland, 04-02-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:632, AWB-12_5092, 12_5093, 12_5094
Rechtbank Gelderland, 04-02-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:632, AWB-12_5092, 12_5093, 12_5094
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 4 februari 2014
- Datum publicatie
- 9 juli 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2014:632
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2015:6852, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB-12_5092, 12_5093, 12_5094
Inhoudsindicatie
Publicatie op verzoek, geen samenvatting.
Uitspraak
Team belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
Registratienummers AWB 12/5092, 12/5093 en 12/5094
Uitspraak van de meervoudige belastingkamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 4 februari 2014
inzake
[X] , wonende te [Z] - Zwitserland, eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Utrecht, verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2005 de volgende belastingaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd:
- -
-
een aanslag (aanslagnummer [000].H.56) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 335.613 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 543.091 waarbij tevens bij beschikking € 7.311 aan heffingsrente in rekening is gebracht;
- -
-
een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].H57) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 335.613, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 98.053 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 543.091 waarbij tevens bij beschikking €4.285 aan heffingsrente in rekening is gebracht;
een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000].H.58) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.835.613, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 98.503 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 543.091, alsmede bij beschikking een boete van € 1.950.000. Tevens is bij beschikking € 792.672 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 10 september 2012 de aanslag, de navorderingsaanslagen, de boetebeschikking en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 12 oktober 2012, ontvangen door de rechtbank op dezelfde datum, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2013. Namens eiser zijn daar verschenen mr. [gemachtigde], mr. [A], mr. [B] en [C]. Namens verweerder zijn verschenen drs. [gemachtigde], mr. [D] en [E].
Na deze zitting heeft eiser een conclusie van repliek ingediend gevolgd door een conclusie van dupliek door verweerder. Ten slotte heeft eiser een reactie op de conclusie van dupliek ingediend. Afschriften van deze stukken zijn telkens verstrekt aan de wederpartij.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2013. Namens eiser zijn daar wederom verschenen mr. [gemachtigde], mr. [A], mr. [B] en [C]. Namens verweerder zijn verschenen drs. [gemachtigde], mr. [D] en [E].
Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar.
Onderhavige beroepen zijn gelijktijdig behandeld met de beroepen met registratienummers AWB 12/218, 12/219 (2002), 12/1756 (2003), 12/6025 (2007) en 12/6214 (2006).
2 Feiten
Algemeen
Eiser was tot oktober 2002 president-directeur (CEO) van het Nederlandse beursgenoteerde vastgoedfonds [F] N.V.
Op 17 september 2002 hebben de investeringsbank [G], [H] en de heer [I] een openbaar bod uitgebracht op de aandelen [F] N.V.
Op 21 oktober 2002 heeft eiser al zijn aandelen [F] N.V. overgedragen aan de gezamenlijke bieders. Hij heeft daarop zijn directeursfunctie bij [F] N.V. neergelegd. Onderdeel van de afspraken was een ‘gentleman’s agreement’, inhoudende dat eiser zich gedurende drie jaren niet op de Nederlandse onroerendgoedmarkt zou begeven. Vervolgens heeft eiser zich toegelegd op de op- en uitbouw van een enkele jaren daarvoor door hem opgericht Canadees vastgoedfonds genaamd [K] Inc.
Verweerder heeft bij eiser een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2002 tot en met 2005. De bevindingen van dit onderzoek zijn vastgelegd in het conceptrapport d.d. 30 november 2010, opgesteld door [L] en [E]. Een afschrift van dit rapport (inclusief de twee bijlagen) behoort tot de gedingstukken en dient hier als ingelast te worden beschouwd. Voor het onderhavige jaar zijn met name de volgende onderdelen van het rapport van belang:
- -
-
onderdeel 6: Gevolgen van transacties in [M] B.V. en
- -
-
onderdeel 7: Inkomsten uit de [N].
[M] B.V.
Voor de feiten ten aanzien van [M] B.V. verwijst de rechtbank naar hetgeen is opgenomen in haar uitspraak van heden over het jaar 2003 (registratienummer AWB 12/1756).
[N]
De zogenoemde [N] betreft een vastgoedtransactie die heeft plaatsgevonden in het jaar 2005. Dit betrof uiteindelijk de verwerving op 1 juni 2005 van 11 in Nederland en Duitsland gelegen onroerende zaken voor een bedrag van CAD 488.000.000 (€ 319.600.000) door de Canadese vennootschap [K] Inc.
De [N] is tot stand gekomen met medewerking van onder meer de volgende partijen:
- -
-
[O] B.V., een vastgoedbedrijf waarvan de heren [P] en [a] directeuren zijn en
- -
-
de heren [b] (vader) en [c] (zoon). Beide zijn al jaren goede (zaken)relaties van eiser.
Na afronding van de transactie heeft [d] N.V. (hierna: [d]), een Belgische vennootschap van eiser, op 12 juli 2005 een bedrag van € 7.500.000 op haar Zwitserse bankrekening ontvangen. Dit bedrag is afkomstig van een Liechtensteinse bankrekening van [c]. [d] heeft dit bedrag aanvankelijk geboekt als “unknown debtor” met de omschrijving “??[c]”.
Op 9 september 2005 heeft eiser opdracht gegeven het gehele bedrag over te maken op een Zwitserse bankrekening van de op de Nederlandse Antillen gevestigde vennootschap [e] N.V. (hierna: [e]). Eiser heeft volledige zeggenschap over deze vennootschap. [d] heeft de overboeking in haar boekhouding opgenomen met de omschrijving “??[e]”.
[e] heeft het bedrag in haar boekhouding verantwoord als “fee”, toegevoegd aan haar eigen vermogen en vervolgens belegd.
Verweerder heeft een derdenonderzoek ingesteld bij [O] naar de [N]. De bevindingen van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport van 2 oktober 2008, opgesteld door [g] RA. Een afschrift van dit rapport behoort tot de gedingstukken en dient hier als ingelast te worden beschouwd.
Ter beschikking gestelde auto
Eiser is in het onderhavige jaar in dienst bij [h] B.V. Aan eiser is door [h] B.V. in het onderhavige jaar een personenauto merk BMW, type[i], met kenteken [00-AA-BB] (hierna: de auto) met chauffeur ter beschikking gesteld. De auto heeft een cataloguswaarde van€ 192.937.
Eiser heeft in zijn aangifte IB/PVV 2005 geen bijtelling ter zake van privégebruik van de door zijn werkgever aan hem ter beschikking gestelde personenauto aangegeven.
Aangifte en (navorderings)aanslagen
Eiser heeft in februari 2007 aangifte IB/PVV 2005 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 283.195 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 455.462. Op 22 januari 2008 is een aanvulling op de aangifte ingediend, waarin wordt voorgesteld het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen op € 550.052 vast te stellen.
De definitieve aanslag IB/PVV 2005 is met dagtekening 4 december 2009 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 335.613 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 543.091. Door verweerder zijn daarbij ten opzichte van de aangifte de volgende correcties aangebracht op het belastbaar inkomen uit werk en woning:
- -
-
privégebruik auto € 48.234
- -
-
resultaat uit overige werkzaamheden € 4.184
Op 17 november 2009 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat bij het opleggen van de definitieve aanslag is verzuimd een correctie aan te brengen op het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang en dat daarvoor een navorderingsaanslag zal worden opgelegd.
Door middel van de eerste navorderingsaanslag IB/PVV (H.57) met dagtekening11 december 2009 is het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang gecorrigeerd met€ 98.503. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de jaarlijks door [J] verschuldigde en ten laste van haar resultaat gebrachte rente een uitdeling van winst aan de aandeelhouders vormt en heeft verweerder aldus de helft van die rente, gelijk aan voornoemde correctie, bij eiser belast als een uitdeling in box 2.
Met de tweede navorderingsaanslag IB/PVV (H.58) met dagtekening 4 februari 2011 is een correctie meer inkomen uit werk op het belastbaar inkomen uit werk en woning aangebracht van € 7.500.000.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de belastingaanslagen terecht en tot een juist bedrag aan eiser zijn opgelegd. Ten aanzien van de opgelegde navorderingsaanslagen is in het bijzonder in geschil of verweerder beschikt over een voor navordering vereist nieuw feit. Inhoudelijk verschillen partijen van mening over:
- -
-
de correctie privégebruik auto;
- -
-
de kwalificatie van de jaarlijks als rente ten laste van de winst van [J] gebrachte bedragen als uitdeling van winst;
- -
-
de kwalificatie van het bedrag van € 7.500.000 in het kader van de [N]. Voorts is hierbij in geschil of de boete terzake van deze correctie terecht en tot een juist bedrag aan eiser is opgelegd.