Rechtbank Gelderland, 09-12-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:7541, AWB - 14 _ 4558
Rechtbank Gelderland, 09-12-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:7541, AWB - 14 _ 4558
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 9 december 2014
- Datum publicatie
- 9 december 2014
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2014:7541
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 4558
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Heffingsambtenaar gemeente probeert te bezuinigen op proceskostenvergoeding, maar komt een stuk duurder uit. Aanslag reinigingsrechten ambtshalve vernietigd wegens overlegging particulier afval ophaalcontract bij bezwaarschrift. Bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens gebreken in machtiging. Geen proceskostenvergoeding toegekend. Geen mogelijkheid herstel verzuim geboden. Herstel verzuim is verplicht om niet-ontvankelijk te kunnen verklaren. Bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Redelijkerwijs rechtsbijstand ingeroepen hoewel de zaak inhoudelijk eenvoudig was. Onrechtmatigheid van het besluit wegens onzorgvuldige voorbereiding besluit door heffingsambtenaar. Alsnog proceskostenvergoeding in bezwaar, factor 0,25. Ook proceskosten in beroep, factor 0,5, en vergoeding griffierecht.
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 14/4558
in de zaak tussen
(gemachtigde: mr. [gemachtigde] LLM),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2014 een aanslag (aanslagnummer [000]) reinigingsrechten opgelegd.
Na door mr. [gemachtigde] (hierna: mr. [gemachtigde]) voor eiseres gemaakt bezwaar heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 7 juli 2014 eiseres niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar wegens een ongeldige machtiging. De aanslag is wel ambtshalve verminderd overeenkomstig de gegevens die bij het bezwaarschrift waren overgelegd. Er is geen proceskostenvergoeding toegekend.
Mr. [gemachtigde] heeft bij fax van 8 juli 2014, ontvangen door de rechtbank op dezelfde dag, namens eiseres beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft op verzoek van de rechtbank vóór de zitting nadere stukken ingediend, bestaande uit een uittreksel van het Handelsregister. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2014. Namens eiseres is mr. [gemachtigde] verschenen. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en [A].
Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. Mr. [gemachtigde] heeft tevens een aangepaste machtiging overgelegd en een formulier proceskosten.
Overwegingen
Feiten
1. Het onderhavige bezwaarschrift begint met de zin: “Bovengenoemde kwestie werd door belanghebbende uit handen gegeven aan ondergetekende. Bijgaand treft u afschrift van mijn machtiging. Het stuk is ondertekend met: “Hoogachtend, namens [X] BV, [B], de heer [gemachtigde]”. Op het briefpapier van het bezwaarschrift staat vermeld: “[B], [b]”.
2. In de bij bezwaar overgelegde machtiging is het volgende vermeld:
“Betreft: Algemene machtiging tot vertegenwoordiging in rechte
De heer [gemachtigde], geboren [1973] te [Q], zelfstandig gevestigd te [R] onder KvK nr. [001] en h.o.d.n. [b], tevens h.o.d.n. [B], verricht als zodanig werkzaamheden ten behoeve van [D] B.V. en gelieerde bedrijven.
De heer [gemachtigde] is ten behoeve van deze werkzaamheden (onder meer) gemachtigd in rechte op te treden voor [D] B.V., alsmede voor gelieerde vennootschappen [E] B.V., [F] B.V., [X] B.V., [G] B.V., [H] B.V., [I] B.V., [J] B.V., [K] B.V. en [L] B.V., alsook voor [M] B.V. en [N] B.V., alle gevestigd te [R].
Deze machtiging in rechte op te treden geldt tot wederopzegging voor alle zaken van genoemde ondernemingen, ongeacht of procureurstelling of optreden door een advocaat vereist is en omvat tevens het recht van substitutie. Ik verzoek u de heer [gemachtigde] alle benodigde medewerking te verlenen om de belangen van [E] B.V. en haar dochterondernemingen te behartigen. Voor eventuele vragen omtrent deze machtiging kunt u contact opnemen met mijzelf en/of met de heer [O], statutair bestuurders, via ons hoofdkantoor in [Z]."
3. Bij brief van 18 maart 2014 aan eiseres (en niet aan mr. [gemachtigde]) heeft verweerder de ontvangst van het bezwaarschrift bevestigd.
4. Bij brief van 7 juli 2014 van verweerder aan “[b], de heer [gemachtigde]” is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard met de volgende toelichting:
“Een bezwaar tegen een belastingaanslag of voor bezwaar vatbare beschikking kan alleen door een belanghebbende worden ingediend. U hebt bij uw bezwaarschrift een open machtiging meegestuurd, waarbij u wordt gemachtigd om namens [P] in rechte op te treden in civielrechtelijke zaken. De machtiging is niet van toepassing op het optreden in bestuursrechtelijke procedures in het algemeen en het indienen van een bezwaarschrift tegen de belastingaanslag met nummer [000] in het bijzonder. Omdat u zelf geen belanghebbende bent, is het bezwaar niet-ontvankelijk. Uw verzoek om kostenvergoeding wijs ik daarom af.”
5. In de uitspraak op bezwaar is na de rechtsmiddelverwijzing een ambtshalve overweging toegevoegd die als volgt luidt:
“Gebleken is dat [X] BV aan de [A-straat 1] in [S] geen gebruik maakt van de gemeentelijke reinigingsdienst. U hebt een kopie van een inzamelverklaring van [a] BV meegestuurd. Dit geeft aanleiding de aanslag reinigingsrecht van € 293,30 (inclusief € 50,90 btw) ambtshalve te verminderen. Dit bedrag wordt terugbetaald aan [X] BV.”
Geschil
6. In geschil is of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard wegens een onjuiste machtiging en of recht bestaat op een proceskostenvergoeding in bezwaar. Voorts is in geschil of het beroep ontvankelijk is, aangezien volgens verweerder ook in beroep een juiste machtiging ontbreekt.
7. Volgens verweerder wordt de handelsnaam [B] met ingang van 27 juni 2014 (dus voor het indienen van het beroepschrift op 8 juli 2014) niet meer gevoerd door de eenmanszaak [b], maar door [c] BV, waarvan mr. [gemachtigde] de enige bestuurder is. Eiseres heeft die vennootschap niet gemachtigd, aldus verweerder.
8. Voor zover het beroep wel ontvankelijk is, voert verweerder primair aan dat de niet-ontvankelijkheid terecht was, omdat de machtiging niet geldt voor bezwaarschriftprocedures. Mogelijkheid bieden om het verzuim te herstellen hoefde volgens verweerder niet, omdat hij niet verplicht is om een machtiging te vragen.
9. Subsidiair voert verweerder aan dat het bezwaar zo eenvoudig was dat het niet redelijk was om daarvoor rechtsbijstand in te schakelen. In de toelichting bij de aanslag stond immers vermeld dat geen reinigingsrechten zijn verschuldigd indien er een contract is afgesloten met een bedrijf dat gecertificeerd is om afval te vervoeren. In dat geval dient het contract te worden ingestuurd. Voorts voert verweerder aan dat geen proceskostenvergoeding hoefde te worden toegekend, omdat het besluit niet is herroepen wegens onrechtmatigheid. Eiseres had immers zelf voor de aanslagoplegging kunnen melden dat zij was overgestapt op een particuliere afvalophaler.
Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid beroep
10. Het beroepschrift is ingediend namens eiseres en ondertekend door “[B], mr. [gemachtigde] LLM”. In de machtiging die bij het beroepschrift is overgelegd staat het volgende vermeld:
“De heer [gemachtigde], geboren [1973] te [Q], zelfstandig gevestigd te [R] onder KvK nr. [001] en h.o.d.n. [b], tevens h.o.d.n. [B], verricht als zodanig werkzaamheden ten behoeve van [D] BV en gelieerde bedrijven. De heer [gemachtigde] is ten behoeve van deze werkzaamheden (onder meer) gemachtigd in rechte op te treden voor (…) [X] BV (…)."
11. De rechtbank is op grond van de geciteerde tekst van de machtiging van oordeel dat de volmacht is verleend aan mr. [gemachtigde] in persoon en niet aan een handelsnaam van mr. [gemachtigde] of aan een vennootschap. Mr. [gemachtigde] in persoon is derhalve bevoegd om eiseres te vertegenwoordigen. Nu het beroepschrift door mr. [gemachtigde] in persoon is ingediend, is dit bevoegdelijk namens eiseres gebeurd. Het beroep is derhalve ontvankelijk.
12. De stellingen van verweerder leiden niet tot een ander oordeel. Uit het door verweerder overgelegde uittreksel van [c] BV volgt dat mr. [gemachtigde] enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschap is en dat deze vennootschap onder meer de handelsnaam [B] gebruikt. Een en ander is niet relevant voor de beoordeling, aangezien het gebruik van de handelsnaam [B] door mr. [gemachtigde] in het beroepschrift niet betekent dat [c] BV het beroep heeft ingesteld. Het beroep is ingesteld door mr. [gemachtigde] in persoon, handelend als eenmanszaak/persoon en niet als vennootschap.
Bezwaar ontvankelijk?
13. Voor beoordeling van de vraag of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, is het volgende van belang.
14. Indien een bezwaar wordt ingediend door een ander dan de belanghebbende kan verweerder op grond van artikel 2:1, tweede lid, van de Awb een schriftelijke machtiging verlangen van de belanghebbende, waaruit blijkt dat hij zijn zaken laat behartigen door degene die het bezwaar heeft ingediend. Volgens artikel 6:6 van de Awb kan verweerder een bezwaar niet-ontvankelijk verklaren indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
15. Verweerder heeft in bezwaar niet verzocht om een andere machtiging over te leggen en heeft mr. [gemachtigde] er niet op gewezen dat de overgelegde machtiging naar het oordeel van verweerder niet geldig was voor de bezwaarprocedure en dat dit niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tot gevolg zou hebben. Aangezien de inhoud van de uitspraak op bezwaar is gebaseerd op het ontbreken van een geldige machtiging, had verweerder mr. [gemachtigde] in de gelegenheid moeten stellen om het (volgens verweerder bestaande) verzuim te herstellen op grond van artikel 6:6 van de Awb. Dit is, anders dan in artikel 2:1, tweede lid, van de Awb, niet een bevoegdheid, maar een verplichting indien verweerder tot niet-ontvankelijkverklaring wil overgaan. Indien verweerder geen gebruik wil maken van de bevoegdheid van artikel 2:1, tweede lid, van de Awb, dan moet hij het bezwaar zonder machtiging in behandeling nemen en uitgaan van bevoegde vertegenwoordiging.
16. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat blijkens de tekst van de machtiging mr. [gemachtigde] de volmacht heeft gekregen om namens eiseres bezwaar in te dienen. Voldoende duidelijk is dat bedoeld is dat deze volmacht ook geldt voor het optreden in de bezwaarfase, al is dat strikt genomen geen optreden in rechte. En als verweerder echt twijfels had, dan had hij ofwel mr. [gemachtigde] kunnen vragen om een nadere machtiging ofwel de volmachtgever kunnen benaderen over diens bedoeling.
17. Uit het voorgaande volgt dat verweerder het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank zal de uitspraak op bezwaar dan ook vernietigen. Nu uit de ambtshalve overweging in de uitspraak op bezwaar volgt dat de aanslag waarop het bezwaar zag, vernietigd diende te worden, is het bezwaar gegrond.
Proceskostenveroordeling bezwaar
18. Omdat verweerder het bezwaar gegrond had moeten verklaren, had hij de proceskostenvergoeding in bezwaar moeten beoordelen. Ook dit punt is in beroep in geschil.
19. Verweerder stelt dat in redelijkheid geen juridische bijstand nodig is voor het overhandigen van een overeenkomst voor particuliere afvalinzameling. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Er kunnen geen hoge eisen worden gesteld aan de beslissing van eiseres om de beoordeling van de aanslag reinigingsrechten uit te besteden. Dit geldt temeer nu eiseres deel uitmaakt van een holding vennootschap met vele dochtervennootschappen en vestigingen op diverse plaatsen in het land. Bovendien was volgens mr. [gemachtigde] op voorhand niet duidelijk dat men kon volstaan met het overhandigen van een overeenkomst om vernietiging van de aanslag te bewerkstellingen. Dat vergde wat uitzoekwerk. De korte tekst hierover in de uitgebreide toelichting was niet erg opvallend. De rechtbank is daarom van oordeel dat het wel redelijk was om juridische bijstand in te roepen.
20. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed door het bestuursorgaan voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Verweerder stelt dat geen sprake is van een dergelijke onrechtmatigheid. De rechtbank is van oordeel dat wel sprake is van onrechtmatigheid in de zin van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb, aangezien van verweerder een zorgvuldige voorbereiding van het besluit verwacht mag worden om te voorkomen dat onjuiste aanslagen worden opgelegd. Dergelijke voorbereiding ontbrak kennelijk, aangezien ten onrechte een aanslag is opgelegd aan een vennootschap die al enige tijd eerder (wellicht zelfs al meerdere jaren eerder) een particulier afvalophaalcontract had afgesloten. De omstandigheid dat eiseres dit zelf ook had kunnen melden voordat de aanslag werd opgelegd, doet niets af aan deze verplichting van verweerder en dus ook niet aan de onrechtmatigheid van het besluit.
21. Uit het voorgaande vloeit voort dat verweerder een proceskostenvergoeding had moeten toekennen. Verweerder kon wel volstaan met een lage proceskostenvergoeding door de wegingsfactor ‘zeer licht’ te hanteren. De rechtbank zal de vergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de bezwaarfase met inachtneming van het voorgaande op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vaststellen op € 60,75 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 243 en een wegingsfactor 0,25).
Proceskostenvergoeding beroep
22. Gelet op het bovenstaande dient het beroep gegrond te worden verklaard, zodat ook aanleiding is voor het toekennen van een proceskostenvergoeding voor het beroep.
23. Het enige financiële belang in beroep is de hoogte van de proceskostenvergoeding in bezwaar en beroep. Daarvoor hanteert de rechtbank volgens vast beleid een wegingsfactor van 0,5. De omstandigheid dat in beroep ook oordelen nodig waren over de geldigheid van de machtiging en de verplichtingen van verweerder, is onvoldoende reden om een hogere factor te hanteren.
24. De proceskosten voor het beroep worden op de voet van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 487 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 0,5). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
25. Verweerder dient de proceskostenvergoeding in bezwaar en beroep aan mr. [gemachtigde] over te maken. Deze heeft namelijk ter zitting een geldige machtiging overgelegd waarin de navolgende bepaling is opgenomen omtrent het in ontvangst nemen van betalingen:
“Deze machtiging geldt voorts voor de in ontvangst name van (terug) betalingen via bankrekeningnummer [002] (RABO) en/of via stichting derdengelden SDT, via bankrekening [003] (SNS)."
Beslissing
De rechtbank
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
-
verklaar het bezwaar gegrond,
- -
-
vernietigt de aanslag;
- -
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in bezwaar ten bedrage van € 60,75;
- -
-
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar;
- -
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in beroep ten bedrage van € 487;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 328 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 9 december 2014 |
||
griffier |
rechter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |