Home

Rechtbank Gelderland, 14-01-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:91, AWB-13_730

Rechtbank Gelderland, 14-01-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:91, AWB-13_730

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
14 januari 2014
Datum publicatie
14 januari 2014
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2014:91
Zaaknummer
AWB-13_730

Inhoudsindicatie

Rechtbank Gelderland is van oordeel dat ter zake van de bij de verkoop van het kantoorpand gerealiseerde boekwinst geen HIR kan worden gevormd. Dit omdat het kantoorpand, gelet op de verklaring van eiseres in de koopovereenkomst waarbij het pand is verkocht, tot de voorraad behoort. Ook de vergrijpboete is terecht aan eiseres opgelegd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Zittingsplaats Arnhem

registratienummer: AWB 13/730

uitspraak van de meervoudige kamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 14 januari 2014

inzake

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi, kantoor Amersfoort, verweerder.

1 Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2007 een aanslag (aanslagnummer [000].V.76.0508) vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 6.112.888, alsmede een vergrijpboete van € 300.000. Tevens is bij beschikking € 201.647 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 december 2012 de aanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 5 februari 2013, ontvangen door de rechtbank op 6 februari 2013, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft voor de zitting een nader stuk ingediend. Een afschrift daarvan is toegezonden aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2013 te Arnhem. Namens eiseres is daar verschenen haar gemachtigde mr. [gemachtigde], verbonden aan [A] te [Z], tot bijstand vergezeld van [B]. Namens verweerder is verschenen mr. [gemachtigde], tot bijstand vergezeld van mr. [C], [D] en [E].

Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar.

2 Feiten

2.1

Eiseres is een besloten vennootschap die zich bezig houdt met de ontwikkeling en realisatie van projecten in de vastgoedsfeer in de ruimste zin, het verkrijgen, vervreemden, beheren en exploiteren van registergoederen en van vermogenswaarden in het algemeen en met houdster- en financieringsactiviteiten.

2.2

De aandelen in eiseres worden tot 16 mei 2007 gehouden door [F] B.V.. De aandelen in deze vennootschap worden voor 50% gehouden door [G] N.V., van welke vennootschap [H] de uiteindelijk belanghebbende is, en voor 50% door [I] (hierna: [I]). Eiseres en [F] B.V. vormden samen een fiscale eenheid voor de Vpb.

2.3

Op 28 oktober 1999 heeft [F] BV een huurovereenkomst gesloten met [J] BV (hierna: [J]), waarin is afgesproken dat [J] een gedeelte van een nog te bouwen kantoorpand aan de [A-straat 1] te [Q] (hierna: het kantoorpand) zal gaan huren. Op 27 juni 2000 heeft eiseres de grond gekocht voor € 3.103.857 (ƒ 6.840.000), waarop het kantoorpand door haar is ontwikkeld. De ingangsdatum van de huurovereenkomst met [J] is 1 juli 2001. Het resterende gedeelte van het kantoorpand is leeg blijven staan.

2.4

Bij akte van verkoop en levering van aandelen van 16 mei 2007 heeft [F] B.V. alle aandelen in eiseres geleverd aan [K] B.V., van welke vennootschap [I] enig aandeelhouder is. Sindsdien is [K] B.V. enig aandeelhouder van eiseres.

Op dezelfde datum is eiseres uit de fiscale eenheid ontvoegd. De boekwaarde van het kantoorpand bedroeg op dat moment € 19.265.000.

2.5

Het kantoorpand van eiseres is, nadat op 30 maart 2007 een intentieovereenkomst is gesloten, samen met een aantal andere onroerende zaken op 4 juli 2007 verkocht aan [L] mbH, te dezen handelend ten behoeve van en voor rekening van het open vastgoedfonds in de zin van de Duitse “Investmentgezets” genaamd: “[M]” (hierna: [M]) voor € 27.925.164. In onderdeel 4.2. van deze overeenkomst, dat gaat over de verschuldigdheid van overdrachtsbelasting, is onder meer het volgende vermeld:

‘ (…) Koper zal in de Leveringsakte een beroep doen op de vrijstelling van overdrachtsbelasting artikel 15 lid 1 sub a van de Wet op belastingen van rechtsverkeer. Indien en voor zover het Verkochte op de Leveringsdatum reeds als bedrijfsmiddel in gebruik zal zijn genomen zal terzake de verschuldigdheid van overdrachtsbelasting door de fiscaal adviseur van Verkoper namens Koper (…) voor de Leveringsdatum een verzoek om kwijtschelding van overdrachtsbelasting worden ingediend krachtens de ministeriele resolutie de dato dertien mei tweeduizend twee, nummer CPP2002/897M (de “projectontwikkelaarsresolutie”). Verkoper verklaart ten tijde van de ingangsdatum van de betreffende Huurovereenkomsten niet de intentie te hebben gehad om het Verkochte zelf te exploiteren zodat hij projectontwikkelaar is in de zin van de vorenbedoelde resolutie.’

2.6

Bij akte van 25 juli 2007 is het kantoorpand door eiseres aan [M] geleverd. In artikel 7.2.1. tot en met 7.2.3. van de akte van levering, waarin het kantoorpand is aangeduid als het Verkochte 1, is het volgende vermeld:

‘ (…)

7.2.1.

De ter zake van de verkrijging door Koper van het gedeelte van het Verkochte 1 dat tot een juli tweeduizend zes was verhuurd aan [N] en het gedeelte van het Verkochte 1 dat thans wordt verhuurd aan [N], verschuldigde overdrachtsbelasting is voor rekening van Koper.

7.2.2.

Ter zake de verschuldigdheid van overdrachtsbelasting ten aanzien van de verkrijging door Koper van de overige nog niet als bedrijfsmiddel in gebruik genomen gedeelten van het Verkochte 1 doet Koper een beroep op de vrijstelling van artikel 15 lid 1 sub a van de Wet op belastingen van rechtsverkeer.

7.2.3.

Ten aanzien van de economische verkrijging door de beleggers in het fonds [M], voornoemd, van de nog niet als bedrijfsmiddel in gebruik genomen en/of korter dan zes maanden als bedrijfsmiddel in gebruik genomen gedeelten van het Verkochte 1, heeft Koper het verzoek gedaan te bevestigen dat de vrijstelling van artikel 15 lid 1 sub a Wet op belastingen van rechtsverkeer overeenkomstig van toepassing is, dan wel zal met toepassing van de hardheidsclausule, zoals beschreven in de Projectontwikkelaarsresolutie (als laatstelijk vastgesteld in het Besluit van dertien mei 2002, CPP 2002/897) aan [M], voornoemd, kwijtschelding van overdrachtsbelasting worden verleend. (…)’

2.7

Bij [K] BV is over de jaren 2002 en 2003 een boekenonderzoek ingesteld. Tijdens het eindgesprek op 24 september 2008 is met [I] en de toenmalige belastingadviseur besproken dat voor de verkoop van een pand dat tot de voorraad behoort geen herinvesteringsreserve (hierna: HIR) kan worden gevormd.

2.8

Eiseres heeft op 4 juni 2009 aangifte Vpb voor het jaar 2007 gedaan naar een belastbare winst van € 42.925. Voor de boekwinst op het kantoorpand van

€ 6.069.963 is een HIR gevormd. Deze aangifte is namens eiseres door de belastingadviseur ingediend die ook bij voornoemd eindgesprek van 24 september 2008 aanwezig was.

2.9

Op 13 augustus 2009 heeft verweerder bij eiseres een boekenonderzoek ingesteld waarbij onder meer de aangifte Vpb voor het jaar 2007 is gecontroleerd. Van dit onderzoek is op 18 januari 2011 een rapport opgemaakt, waarin wordt geconcludeerd dat het bedrijfspand als voorraad aangemerkt kan worden zodat hiervoor geen HIR kan worden gevormd.

2.10

Bij het opleggen van de aanslag Vpb 2007 is door verweerder, overeenkomstig de conclusie in het rapport boekenonderzoek, de boekwinst op het kantoorpand aan de winst toegevoegd. Tevens is een vergrijpboete opgelegd vanwege het opzettelijk onjuist doen van de aangifte Vpb 2007, welke boete is aangekondigd bij brief van 18 januari 2011. Als uitgangspunt is daarbij een boete van 50% ofwel € 773.749 genomen. Verweerder heeft echter ook aanleiding gezien de boete te matigen vanwege de financiële situatie van het gehele [O], de relatief veel en hoge boeten die aan de bedrijven van het [O] zijn en/of nog zullen worden opgelegd en de omstandigheid dat de HIR toch uiterlijk in 2010 had moeten vrijvallen. Met inachtneming van deze omstandigheden is de boete gematigd tot € 300.000.

3 Geschil

In geschil is het antwoord op de vraag of ter zake van de bij de verkoop van het kantoorpand gerealiseerde boekwinst een HIR kan worden gevormd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het kantoorpand moet worden gekwalificeerd als voorraad of als bedrijfsmiddel. Voorts is in geschil of de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard en of de vergrijpboete terecht aan eiseres is opgelegd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing