Home

Rechtbank Gelderland, 26-02-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:1218, AWB - 14 _ 4780

Rechtbank Gelderland, 26-02-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:1218, AWB - 14 _ 4780

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
26 februari 2015
Datum publicatie
27 februari 2015
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2015:1218
Zaaknummer
AWB - 14 _ 4780

Inhoudsindicatie

IB/PVV. 2010. Artikel 3.91, lid 3 Wet IB 2001. Ongebruikelijke terbeschikkingstelling: Gelet op de omstandigheden van het geval en de wetsgeschiedenis kan de geldverstrekking niet als ongebruikelijke terbeschikkingstelling worden aangemerkt. Stiefmoeder verstrekt in 2008 een lening aan haar als startende ondernemer aangemerkte meerderjarige stiefzoon. De lening is vormgegeven als durfkapitaal (5.17 Wet IB 2001). De lening wordt in 2010 wegens oninbaarheid kwijtgescholden. Omdat verzuimd is de lening te registreren, is aftrek als persoonsgebonden aftrekpost niet mogelijk. Eiseres claimt aftrek van het verlies als resultaat uit overige werkzaamheden. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat dergelijke leningen in beginsel niet als ongebruikelijke terbeschikkingstelling in de zin van artikel 3.91 wet IB 2001 worden aangemerkt. De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geval geen aanleiding daarvan af te wijken. Het geleden verlies is niet aftrekbaar.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 14/4780

in de zaak tussen

(gemachtigde: mr. [gemachtigde]),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2010 een aanslag (aanslagnummer [000].H.06) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.049. Tevens is bij beschikking € 917 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 juni 2014 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 11 juli 2014, ontvangen door de rechtbank Den Haag op 14 juli 2014, beroep ingesteld. De rechtbank Den Haag heeft het beroepschrift aan deze rechtbank doorgezonden.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2015.

Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door [Y] en haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en [B].

De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is gehuwd met de heer [Y] (hierna: de echtgenoot). De zoon van de echtgenoot is op 1 januari 2007 gestart met de exploitatie van een horecaonderneming. Op 2 februari 2007 heeft de bevoegde inspecteur de zoon aangemerkt als beginnende ondernemer in de zin van artikel 5.17 van de Wet IB 2001.

2. De echtgenoot heeft aan de zoon op 5 februari 2007 en 24 juli 2007 leningen verstrekt ten bedrage van € 25.000 (per keer), in verband met de exploitatie van diens horecaonderneming. De leningen van 5 februari 2007 en 24 juli 2007 zijn in 2009 kwijtgescholden. Deze kwijtschelding heeft bij het opleggen van de aanslag IB/PVV over dat jaar geleid tot het in aanmerking nemen van een verlies op beleggingen in durfkapitaal.

3 In januari 2008 hebben eiseres en haar echtgenoot een lening verstrekt aan de zoon, ten bedrage van € 30.000. Van dit bedrag is € 20.000 ingeleend bij een familielid. De financiële situatie van de onderneming was op dat moment niet goed. Er waren betalingsachterstanden (enkele maanden achterstand in de afdracht van loonbelasting) en de bank weigerde aanvullende financiering. De overeenkomst van geldlening is schriftelijk vastgelegd op 4 november 2008 (hierna: overeenkomst van geldlening). De overeenkomst van geldlening is niet geregistreerd bij de Belastingdienst.

4. In de overeenkomst van geldlening zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:

1a. [Y], geboren te [Q] op [1952], sofinummer [001], wonende te [Z] aan de [A-straat 1], hierna te noemen de uitlener, gehuwd met,

1b. [X], geboren op [1959], sofinummer [000], hierna samen te noemen de uitlener;

2. [A], geboren te [Q] [1981], sofinummer [002]

wonende te [R] aan de [A-straat 2] hierna te noemen de lener.

In aanmerking nemende:

dat de lener beginnend ondernemer is in de zin van artikel 5.17, derde lid van de Wet inkomstenbelasting 2001 juncto artikel 30 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001;

dat de lener in het bezit is van een beschikking van de Belastingdienst Ondernemingen te ‘s-Hertogenbosch waaruit blijkt dat jegens hem voldaan is aan de criteria voor beginnend ondernemerschap als neergelegd in artikel 5.17, derde lid van de Wet inkomstenbelasting 2001 juncto artikel 30 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001;

dat de uitlener en de lener onderhavige overeenkomst wensen te sluiten met het oog op de fiscale faciliteiten als vervat in artikel 5.16 tot en met 5.18 respectievelijk 6.8 tot en met 6.12 alsmede 8.20 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (“directe belegging in durfkapitaal”);

dat de uitlener en de lener in dit kader de onderhavige overeenkomst wensen aan te gaan waarop de volgende voorwaarden en bepalingen van toepassing zijn;

Object en looptijd

Artikel 1

1. De uitlener verstrekt aan de lener ter leen, gelijk de lener van de uitlener ter leen in ontvangst neemt, een geldsom ter grootte van € 30.000 (zegge: dertigduizend euro).

2. De in lid 1 bedoelde geldsom wordt door de uitlener aan de lener ter leen verstrekt en door de lener van de uitlener ter leen in ontvangst genomen uitsluitend ter financiering van bestanddelen die behoren tot het verplichte ondernemingsvermogen van de lener.

3. De in de lid 1 bedoelde geldsom is door de uitlener niet gefinancierd met geleend geld.

4. Deze overeenkomst is aangegaan vanaf 1 januari 2008 voor onbepaalde tijd.

Achterstelling

Beslissing