Home

Rechtbank Gelderland, 14-07-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:4444, AWB - 14 _ 7059

Rechtbank Gelderland, 14-07-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:4444, AWB - 14 _ 7059

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
14 juli 2015
Datum publicatie
14 juli 2015
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2015:4444
Zaaknummer
AWB - 14 _ 7059

Inhoudsindicatie

Nota leges; Tarieventabel legesverordening Wageningen; rechtszekerheidsbeginsel. Wob-verzoek is niet ook aanvraag verstrekken fotokopieën. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vermindert de nota leges tot het door eiseres bepleite bedrag.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 14/7059

in de zaak tussen

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres bij nota met dagtekening 5 december 2013 (nummer [000]) leges in rekening gebracht voor fotokopieën van stukken ten bedrage van € 2.120.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 september 2014 het legesbedrag gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 30 september 2014, ontvangen door de rechtbank op 1 oktober 2014, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Bij faxbericht van 24 maart 2015 heeft eiseres aanvullende beroepsgronden naar de rechtbank en verweerder toegezonden.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2015. Namens eiseres is verschenen [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].

Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. De rechtbank rekent deze pleitnota tot de gedingstukken.

Overwegingen

Feiten

1. Op 20 september 2013 heeft eiseres aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen op de voet van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) gevraagd om haar alle documenten (concepten, ontwerpen en definitieve versies) van het college van burgemeester en wethouders, de raad en de Raadscommissies te verstrekken betreffende de voormalige wasserijlocatie aan [A-straat 1].

2. Het college van burgemeester en wethouders heeft bij brief van 15 november 2013 beslist op het verzoek van eiseres. In het bij de beslissing behorende overzichtsdocument staan de stukken vermeld die volgens verweerder onder het bereik van het Wob-verzoek van eiseres vallen en om die reden worden verstrekt.

3. Met dagtekening 5 december 2013 is aan eiseres bij nota leges in rekening gebracht voor fotokopieën van stukken als vermeld in het Wob-verzoek (zoals vermeld onder 2.) ten bedrage van € 2.120 (€ 0,53 x 4.000).

4. Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar van 9 september 2014, voor zover thans van belang, het volgende vermeld: “Op 20 september 2013 heeft u met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur verzocht om verstrekking van een aantal documenten. Op 15 november 2013 heeft de Concernmanager Ruimte namens het college van burgemeester en wethouders een beslissing op uw verzoek genomen. In het bij de beschikking gevoegde overzicht is aangegeven welke stukken onder uw verzoek vielen en welke daarvan wel en niet werden verstrekt.

Op grond van de Legesverordening 2013 heeft u een aanslag gekregen voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van fotokopieën van stukken. Met uw Wob-verzoek van 20 september 2013 heeft u verzocht om stukken die tezamen meer dan 4.000 gekopieerde pagina’s betroffen. Op grond van artikel 1.20.1.1 van de tarieventabel van de Legesverordening is de aanslag vervolgens vastgesteld op € 2.120,00.

In uw bezwaar geeft u aan dat u meer stukken ontvangen heeft, dan waar u om had gevraagd. Uit de beschikking van 15 november 2013 blijkt echter dat alle opgestuurde stukken wel onder uw verzoek vielen. U heeft tegen deze beschikking geen rechtsmiddelen verwend, waardoor ik nu van de rechtmatigheid van de beslissing moet uitgaan. Dat betekent dat de onderhavige aanslag terecht is opgelegd en niet te hoog is vastgesteld.”

Geschil

5. In geschil is of verweerder de leges tot een juist bedrag heeft vastgesteld.

Beoordeling van het geschil

6. De rechtbank overweegt allereerst dat eiseres haar aanvullende beroepsgronden over de overschrijding van de opbrengstlimiet te laat, de avond voor de zitting, heeft ingediend. De rechtbank laat deze wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing.

7. De Hoge Raad heeft bij arrest van 8 februari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ0693) onder meer bepaald dat de openbaarmaking van informatie naar aanleiding van een Wob-verzoek (behoudens kopieerkosten) niet in overheersende mate verband houdt met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang. De behandeling van een Wob-verzoek door het college van burgemeester en wethouders dient het algemeen belang en niet het individuele belang van de indiener van een Wob-verzoek. Volgens de Hoge Raad hebben de kopieerkosten, nu het om de vorm gaat waarin de gegevens aan de verzoeker worden verstrekt, wel betrekking op een particulier belang, zodat legesheffing op grond van artikel 229 van de Gemeentewet daarvoor mogelijk is.

8. Artikel 1.20.1.1 van de Tarieventabel, behorende bij de Legesverordening 2013 van de gemeente Wageningen, bepaalt kort gezegd dat het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van fotokopieën van stukken € 0,53 per pagina bedraagt.

9. Verweerder gaat ervan uit dat de aanvraag van eiseres om haar op grond van de Wob stukken te verstrekken ook een aanvraag is tot het verstrekken van fotokopieën, zoals bedoeld in de Tarieventabel. Daarmee merkt verweerder de aanvraag op grond van de Wob mede aan als een aanvraag tot het verstrekken van fotokopieën van stukken.

10. Het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 15 november 2013 op de aanvraag van eiseres is een besluit over de openbaarheid van informatie en is in dat opzicht een besluit dat het algemeen belang dient en niet primair het belang van eiseres. Dat betekent ook de omvang van de verstrekking wordt bepaald door het algemeen belang en niet door het belang van de aanvrager. Omdat voor de legesheffing het particuliere belang van de aanvrager van belang is, kan verweerder de aanvraag om stukken op grond van de Wob te verstrekken niet gelijkstellen met een aanvraag tot het verstrekken van fotokopieën van stukken, zoals bedoeld in de Tarieventabel.

11. Noch bij de behandeling van het Wob-verzoek noch bij het opmaken van de legesnota is aan eiseres gevraagd of haar Wob-aanvraag, gelet op de openbaar te maken documenten, mede als een aanvraag tot het verstrekken van (meer dan 4000) fotokopieën diende te worden aangemerkt. Omdat de omvang van de verstrekking bepaald wordt door het algemeen belang en niet door het particuliere belang van eiseres, is de rechtbank van oordeel dat verweerder de hoogte van de leges ten onrechte heeft vastgesteld op basis van de Wob-aanvraag en het aantal kopieën dat op grond van de beslissing op die aanvraag is verstrekt.

12. In verband met het voorgaande is ook van belang dat de Tarieventabel mede beoogt de rechtszekerheid te dienen doordat de Tarieventabel de heffingsgrondslagen en tarieven voor de onderscheiden leges bevat. Voor belastingplichtigen is op grond van de Tarieventabel kenbaar hoeveel leges zij voor de onderscheiden diensten verschuldigd zijn. Voor wat betreft de hoogte van de leges voor het verstrekken van fotokopieën vormt een gekopieerde pagina de heffingsgrondslag en is het tarief € 0,53 per pagina. In het geval dat verweerder de aanvraag om stukken op grond van de Wob te verstrekken gelijkstelt met een aanvraag tot het verstrekken van fotokopieën van stukken, is voor deze aanvrager echter niet altijd duidelijk welke leges verschuldigd zijn als het college van burgemeester en wethouders op grond van de Wob stukken verstrekt. Het is immers niet altijd op voorhand duidelijk hoeveel kopieën verstrekt zullen worden. Die situatie doet zich ook in het geval van eiseres voor. Op het moment dat zij haar Wob-verzoek indiende, was haar niet duidelijk hoeveel documenten en fotokopieën onder de reikwijdte van het verzoek zouden vallen en om die reden kon zij op grond van de Tarieventabel ook niet weten hoeveel leges zij op grond van haar verzoek verschuldigd zou zijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat het op grond van het rechtszekerheidsbeginsel niet voor de hand ligt om het Wob-verzoek van eiseres mede als aanvraag tot het verstrekken van fotokopieën aan te merken omdat de hoogte van de verschuldigde leges op grond van de Tarieventabel voor haar niet kenbaar was.

13. De rechtbank concludeert op grond van het bovenstaande dat de hoogte van de legesnota niet in overeenstemming is met artikel 1.20.1.1 van de Tarieventabel. Het beroep is gegrond.

14. Eiseres bepleit de leges vast te stellen naar het aantal kopieën van de stukken die zij door haar Wob-verzoek wenste te ontvangen. Zij heeft in dit verband aangevoerd dat de leges dienen te worden berekend op basis van een totaal aantal kopieën van 688, resulterend in een aanslag van € 364,64 (688 x € 0,53). De rechtbank ziet geen redenen om eiseres niet te volgen in haar berekening van de hoogte van de leges en zal de leges tot dat bedrag verminderen.

15. De overige beroepsgronden hoeven, gelet op het bovenstaande, geen bespreking.

16. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of gebleken dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert het legesbedrag tot € 364,64;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 328 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Kranenbarg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 14 juli 2015

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.