Home

Rechtbank Gelderland, 18-08-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:5256, AWB - 14 _ 8783

Rechtbank Gelderland, 18-08-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:5256, AWB - 14 _ 8783

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
18 augustus 2015
Datum publicatie
31 augustus 2015
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2015:5256
Zaaknummer
AWB - 14 _ 8783

Inhoudsindicatie

Privé gebruik auto. De rechtbank acht het bewijs dat met de ter beschikking gestelde auto minder dan 500 km per jaar privé is gereden niet geleverd, omdat twee ritten niet zijn genoteerd en de administratie ook andere gebreken vertoont. De rechtbank matigt de boete van 40% tot 25% van de nageheven belasting.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 14/8783

in de zaak tussen

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag loonheffingen van € 9.246 opgelegd (aanslagnummer [000] ), bestaande uit loonbelasting/premie volksverzekeringen van € 8.890 en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet van € 356. Tevens is bij beschikking een verzuimboete van € 3.556 opgelegd en is bij beschikking € 458 aan belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 5 november 2014 de naheffingsaanslag, de beschikking belastingrente en de boetebeschikking gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 14 december 2014, ontvangen door de rechtbank op 17 december 2014, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2015. Eiser is verschenen. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en [A] .

Het onderzoek is geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen zijn bewijsaanbod gestand te doen. Verweerder heeft bij brief van 3 juli 2015, ontvangen door de rechtbank op 9 juli 2015, hiervan gebruik gemaakt. Eiser heeft hierop bij brief van 17 juli 2015, ontvangen door de rechtbank op 20 juli 2015 gereageerd.

Partijen hebben toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser is directeur van en in loondienst bij [B] B.V. te [Z] (hierna: de werkgever). De werkgever heeft aan eiser in 2012 een auto ter beschikking gesteld van het merk Volkswagen, type [G] met kenteken [00-AA-BB] (hierna: de auto). Op verzoek van eiser is door de inspecteur een beschikking “Verklaring geen privé gebruik auto” gegeven. Op grond hiervan wordt ter zake van het gebruik van de auto geen belast voordeel in aanmerking genomen.

2. Op 30 oktober 2012 wordt in de auto van eiser ingebroken. Eiser doet hiervan op dezelfde dag aangifte bij de Politie Utrecht. In deze aangifte wordt geen melding gemaakt van diefstal van een witte kentekenplaat van de auto.

3. Eiser heeft een rittenadministratie bijgehouden. Op 3 januari 2014 overlegt eiser aan verweerder een rittenadministratie over het jaar 2012. De rittenadministratie vermeldt per rit de datum, ritnummer, de begin- en eindstand van de kilometerteller en het doel van de rit (zakelijk of privé). Indien de rit zakelijk is, staan in de rittenadministratie het adres van aankomst en bestemming en middels welke route (snelweg) de rit is afgelegd. Volgens deze administratie heeft eiser 355 kilometer privé met de auto gereden.

4. Volgens door verweerder overgelegde foto’s van ECB waarnemingen van zaterdag 10 november 2012 en zaterdag 24 november 2012 is een auto met het kenteken [00-AA-BB] gesignaleerd op de A2, respectievelijk bij hectometerpaal [001] richting [R] om 13u30 en bij hectometerpaal [002] richting [S] om 20u04. De afstand tussen eisers woonadres en de plaats waar de foto’s zijn genomen, bedraagt ten minste 94 km (enkele reis). Deze ritten komen niet voor in de rittenadministratie van eiser.

5. Naar aanleiding van een brief van verweerder schrijft eiser bij brief van 28 april 2014 dat de rit op zaterdag 10 november 2012 een privé rit naar Limburg kan zijn geweest, maar dat hij dat niet zeker weet. Met betrekking tot zaterdag 24 november 2012 schrijft eiser dat hij zich niet kan herinneren die dag op de A2 te zijn geweest. In zijn brief van 21 mei 2014 aan verweerder herhaalt eiser dat hij niet zeker weet of hij op genoemde data op de betreffende locaties is geweest, maar dat het best zo kan zijn dat illegaal van diens kentekenplaat gebruik is gemaakt.

6. Op 8 december 2014 is een aanvullend proces-verbaal opgemaakt van de onder 2. genoemde inbraak, waarbij eiser melding maakt van de diefstal van een witte kentekenplaat uit de achterbak van zijn auto.

Geschil

7. In geschil is de naheffingsaanslag loonheffingen. Het geschil spitst zich toe op het antwoord op de vraag of eiser met de door hem overgelegde rittenadministratie heeft doen blijken dat hij de auto voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden heeft gebruikt als bedoeld in artikel 13bis, lid 7, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB). Tevens is de (hoogte van de) verzuimboete in geschil.

Beoordeling van het geschil

Wettelijk kader

8. Ingevolge artikel 13bis, eerste lid, van de Wet LB, wordt, indien aan de werknemer ook voor privédoeleinden een auto ter beschikking is gesteld, het voordeel op jaarbasis op ten minste 25% van de waarde van de auto bepaald. De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld, tenzij blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt.

9. Artikel 13bis, vierde lid, van de Wet LB bepaalt voorts dat het voordeel op nihil wordt gesteld, indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt.

10. Artikel 13bis, zestiende lid, van de Wet LB bepaalt dat indien eiser niet doet blijken dat de hem ter beschikking gestelde auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt, de alsdan verschuldigde belasting wordt nageheven.

11. Artikel 3.13 Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 houdt in:

“1. De rittenregistratie bedoeld in artikel 13bis, vierde lid, van de wet bevat ten minste de volgende gegevens:

a. merk, type en kenteken van de auto;

b. periode van terbeschikkingstelling van de auto;

c. per rit:

1°. datum;

2°. beginstand en eindstand van de kilometerteller;

3°. beginadres en eindadres;

4°. de gereden route indien deze afwijkt van de meest gebruikelijke;

5°. het karakter van de rit.”

Verschuldigde belasting

12. Op eiser rust de bewijslast om aan te tonen dat hij de auto voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden heeft gebruikt. De wetgever heeft gekozen voor een zware vorm van bewijslast voor degene die wil voorkomen dat hij een bijtelling krijgt wegens privégebruik. Het enkel aannemelijk maken dat er 500 of minder privékilometers gereden zijn, is daartoe niet voldoende; de wetgever verlangt dat dit blijkt. Dat wil zeggen dat eiser overtuigend bewijs moet leveren. Hierbij geldt de vrije bewijsleer, hetgeen voor dit geval betekent dat het bewijs niet slechts beperkt is tot een rittenadministratie, maar dat dit ook geleverd kan worden door andere middelen.

13. Verweerder heeft aangevoerd dat de auto van eiser op camerabeelden is gesignaleerd op 10 november 2012 en 24 november 2012 op de A2. Deze ritten zijn niet vermeld in de rittenadministratie van eiser. Verweerder heeft kopieën overgelegd van gegevens uit de administratie van de Belastingdienst waarop de gegevens van deze signaleringen zijn vermeld en waarop anoniem (‘grijs’) gemaakte foto’s zijn afgebeeld met daarop het kenteken van de auto.

14. Eiser betwist dat zijn auto is gesignaleerd op de door verweerder gestelde tijdstippen en plekken. Eiser stelt dat de gesignaleerde auto naar alle waarschijnlijkheid gebruik heeft gemaakt van de bij eiser gestolen witte kentekenplaten.

15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de door hem overgelegde stukken aannemelijk gemaakt dat de aan eiser ter beschikking gestelde auto op de onder 4. genoemde plaatsen en tijdstippen is gesignaleerd en dat deze ritten ten onrechte niet in de rittenadministratie zijn vermeld. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de foto’s zijn gemaakt op een traject dat eiser vaker aflegde in het onderhavige jaar, dat eiser pas twee jaar na dato aangifte heeft gedaan van de gestolen ‘witte’ kentekenplaat en dat uit een door verweerder overhandigd onderzoek van het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit niet is gebleken dat sprake zou zijn geweest van diefstalsignalen van het kenteken van eiser. Daarnaast voert verweerder terecht aan dat in ieder geval uit de foto gemaakt op 10 november 2014, kan worden afgeleid dat daarbij niet van witte kentekenplaten gebruik is gemaakt. Op die foto is namelijk te zien dat het kenteken enigszins rechts van het midden van de plaat is aangebracht, zoals gebruikelijk is bij gele kentekenplaten. Bij die kentekenplaten is aan de linkerzijde het Europa/NL vignet aangebracht. Bij witte kentekenplaten is het kenteken in het midden van de plaat aangebracht.

16. Nu naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk is geworden dat de auto van eiser op de betreffende plaatsen en tijdstippen heeft gereden en deze ritten (van aanzienlijke omvang; ten minste 188 km per rit) niet zijn opgenomen in de rittenadministratie van eiser, voldoet de rittenadministratie alleen op grond hiervan al niet aan de daaraan te stellen eisen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de rittenadministratie ook overige onjuistheden bevat. Zo wordt voor de ritten [A-straat 1] , [Z] – [A-straat 2] , [U] een standaardafstand van 48 kilometer geregistreerd in plaats van de werkelijk gereden kilometers. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat de geregistreerde kilometerstand niet feitelijk is opgenomen, maar een berekende stand weergeeft. Tevens bevat de rittenadministratie niet de volledige begin- en eindadressen (de huisnummers) van de bestemmingen. Ten slotte ontbreken de gegevens van de privé bestemmingen volledig, waardoor niet kan worden gecontroleerd of de afstand van die ritten correct is geregistreerd. Gelet hierop heeft eiser niet doen blijken dat hij minder dan 500 km privé met de auto heeft gereden en heeft verweerder terecht de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Het beroep tegen de naheffingsaanslag dient daarom ongegrond te worden verklaard.

Verzuimboete

17. Ingevolge artikel 67c, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan, voor zover hier van belang, de inspecteur een bestuurlijke verzuimboete opleggen van ten hoogste € 4.920, indien de belastingplichtige de belasting welke op aangifte moet worden voldaan niet heeft betaald. Verweerder heeft de boete gematigd tot 40% van de nageheven LB/PVV, ofwel tot een bedrag van € 3.556. Volgens eiser bestaat geen aanleiding een boete op te leggen en, als daartoe wel aanleiding zou bestaan, staat de boete niet in verhouding tot het verwijt dat hem kan worden gemaakt.

18. Bij het opleggen van verzuimboeten wordt geen onderscheid gemaakt in de mate van schuld of nalatigheid, met dien verstande dat in gevallen waarin sprake is van afwezigheid van alle schuld oplegging van de boete achterwege dient te blijven. Wel dient de rechtbank te beoordelen of de opgelegde boete gelet op de omstandigheden van het geval passend en geboden is.

19. Van afwezigheid van alle schuld is geen sprake. Daarentegen acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat eiser de twee ritten op 10 en 24 november 2012 opzettelijk niet in de rittenadministratie heeft opgenomen. Verweerder heeft dat ook niet gesteld. Evenmin acht de rechtbank aannemelijk dat eiser met de gebrekkige wijze waarop hij deze administratie heeft gevoerd, bewust de kans heeft aanvaard dat hij te weinig privé kilometers zou registreren en daardoor te weinig belasting zou betalen. Wel kan eiser ten aanzien van de niet geregistreerde ritten vergaande slordigheid worden verweten en had hij zich ervan bewust dienen te zijn dat hij overigens met de gebrekkige administratie niet aan de zware bewijslast zou kunnen voldoen. Indien verweerder geen verzuimboete zou hebben opgelegd, maar een vergrijpboete, zou dit verwijt als grove schuld moeten worden gekwalificeerd. Verweerder heeft voor de matiging van de boete aansluiting gezocht bij de leden 6 en 7 van paragraaf 28 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: BBBB). Voor vergrijpboetes in verband met privégebruik auto is voor situaties van grove schuld een boete van 40% (in plaats van 25%) voorgeschreven. Anders dan verweerder kennelijk bij het opleggen van de boete heeft geoordeeld, acht de rechtbank de omstandigheden van het geval onvoldoende ernstig om overeenkomstig het zesde lid van paragraaf 28 van het BBBB de boete bij grove schuld niet op 25% maar op 40% te stellen. De rechtbank acht het daarom in de omstandigheden van het geval passend en geboden de boete te verminderen tot 25% van de nageheven belasting, ofwel tot € 2.311. Het beroep tegen de boete dient daarom gegrond te worden verklaard.

Belastingrente

20. Nu eiser geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft aangevoerd, dient ook het beroep inzake de beschikking belastingrente ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

21. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Van voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niets gesteld of gebleken.

Beslissing

De rechtbank:- verklaart het beroep tegen de naheffingsaanslag en de rentebeschikking ongegrond;

- verklaart het beroep tegen de boetebeschikking gegrond;

- vermindert de boete tot € 2.311;

- vernietigt in zoverre de uitspraak op bezwaar;

- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar;

- gelast verweerder aan eiser te vergoeden het door hem betaalde griffierecht van € 45.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van Amsterdam, rechter, in tegenwoordigheid van mr.drs. O.D. Heitling, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 18 augustus 2015

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.